Centrale vragen: Wat is politiek? En wat is het ‘niet’?
1. Wat is politiek?
• Politiek
= ordenen en besturen van een SL
o Brede definitie: politiek is overal waar er REGELS bestaan
▪ Vb. verenigingen, scholen, bedrijven als ‘schools of democracy’
o Term afkomstig van Oudgriekse politeia (politika)
= ordenen en besturen van een territoriaal afgebakende samenleving
o Niet aan ontsnappen dat er regels zijn -> in ander land moet ook aan regels houden
o Nu vooral statelijke invulling, geen religieuze invloed meer (vroeger wel)
= ordenen en besturen van een territoriaal afgebakende samenleving
o Staatsinrichting & instellingen
o Gedrag: strategie & conflict/samenwerking (doelbewust optreden)
o Beleid
2. Evolutie reikwijdte van politiek – wat is het niet?
Zie oefening meerkeuze
Politieke cultuur als grondslag: behoeften in de samenleving, grenzen tussen privé en
publiek -> welke behoeften leven er? Wanneer vinden we dat niet meer tot private belangen
horen?
,• Vaak discussie over wat staat moet doen en wat niet
o Bv. huwelijken -> private aangelegenheid, maar staat heeft zich ingemengd door
homohuwelijk als gelijkheid
o Praktijktesten: anti-discriminatiewetgeving -> tot hoever mag dit getest worden?
o Roken: op de achterbank met kinderen -> als gezondheidsprobleem bekijken en niet
meer als puur iets voor de ouders
• Politiek = ordenen en besturen van een territoriaal afgebakende samenleving door middel
van machtsuitoefening
Samenhang cursus HF2
, Hoofdstuk 2: Machtsuitoefening
Centrale vragen: Wat is macht? (wat is legitieme macht?) Kunnen we het meten? Hoe
kunnen we de macht van de staat omschrijven? (wat is het belang van de Grondwet?)
1. Wat is macht
• Bindende regels
= politieke regelgeving kan alleen functioneren als ze ook opgelegd worden aan de leden van
de samenleving
o Gevolgen van niet-naleving van regels: sancties, dwangmiddelen <-> burgerlijke
ongehoorzaamheid (= fenomeen waarbij mensen zich niet aan regels houden)
Burgerlijke ongehoorzaamheid
= publieke, niet-gewelddadige en bewuste daad die ingaat tegen de wet en die tot
doel heeft een wijziging in beleid of wetgeving te realiseren
▪ Kenmerken
1. Vorm van protest uit morele overtuigingen
2. Vreedzaam
3. Aanvaarden gevolgen/sancties van niet-naleving bindende regels
▪ Voorbeelden
• Belastingen niet betalen als verzet tegen de Mexicaanse oorlog,
• Rosa Parks: in burgerrechtenbeweging plaats niet afstaan blanke elite
• Actueel: vastkleven aan schilderij, boeren op straat, klimaatactivisten
o We volgen de meeste regels zonder na te denken (geïnternaliseerd)
▪ Voorbeelden: rechts rijden, gordel aan, buiten roken aan café
➔ Regels opleggen en afdwingen door middel van machtsuitoefening: de bindende regels die
belangrijk zijn in de SL, moeten worden afgedwongen
Macht versus gezag
Definities van macht volgens Dahl en Weber:
Gezag is gelegitimeerde macht, d.w.z.. macht die
aanvaard wordt en daardoor in de praktijk
(meestal) ervoor zorgt dat regels gevolgd worden
,• Gelijkenissen definitie Dahl en Weber
1. Focussen beide op mogelijkheid om anderen te beïnvloeden en niet zozeer gebruik
van dwang om ervoor te zorgen dat er een naleving is. Vaak al genoeg dat anderen
gaan anticiperen op het feit dat machthebber zijn macht kan uitoefenen
2. Focus op conflict: macht wordt uitgeoefend in een sociale context, het gaat om een
wisselwerking = anticiperen -> kan op conflict stuiten
• Weber gaat een stap verder: macht van gezag gaan onderscheiden -> 3 vormen van gezag
o Traditioneel gezag
▪ = Gehoorzamen door traditie en gewoonte (erfopvolging)
▪ Bv. koning, erfelijke leider
o Charismatisch gezag
▪ = Gebaseerd op persoonlijke eigenschappen
▪ Bv. Bart de Wever met Latijnse uitspraken
o Rationeel-legalistisch gezag
▪ = Uit respect voor de regels
▪ Bv. democratische verkozen regering oefent gezag uit o.b.v. de wet, wij
aanvaarden het want volgens de procedure ondanks dat je niet akkoord bent
➔ Evolutie: van traditioneel naar eerder rationeel-legalistisch
• Legitieme machtsuitoefening uit respect voor de regels (rationeel legalistisch gezag):
bronnen/types (democratische) legitimiteit -> indeling volgens Scharpf en Schmidt
o Input
▪ Deelname en vertegenwoordiging van burgers aan het politieke gebeuren
▪ Voorkeuren laten horen via verkiezingen of participatie
▪ Hoge mate van participatie (= hogere legitimatie) -> verkiezingen
▪ Verschillende maatschappelijke organisaties geven input
o Throughput
▪ Meer betrekking op de kwaliteit van besluitvormingsprocedure zelf
▪ Transparantie, eerlijkheid, deugdelijkheid van procedure zelf leiden tot
legitimiteit -> bv. eerlijk tot stand gekomen dus legitiem
▪ Vertrouwen het systeem door legitimiteit al vinden we het zelf niet juist
o Output
▪ Probleemoplossend, welvaart verhogend vermogen
▪ Bij een situatie waarbij een beleid wordt uitgevaardigd waar het minder
probleemoplossend is, is het minder legitiem
,Macht omdenken
• 3 faces of power “gezichten van macht” – Steven Lukas -> kritiek op Dahl en Weber
o Power of decision-making / beslissen en bevelen (hoort nog bij Weber enzo)
▪ ‘Naakte’ machtsuitoefening, direct zichtbaar
▪ Sancties, dwangmiddelen
▪ Vb. maximumsnelheid
o Non-decision-making power / agenda-setting (Bachrach & Baratz) .
= het vermogen van bepaalde groepen in de samenleving om te voorkomen dat
bepaalde kwesties worden besproken
▪ Prioriteit van thema's op politieke agenda zetten (≠ richting van beleid)
• Bepalen welke onderwerpen wel/ niet op de politieke agenda komen
• Zonder direct beleid te sturen.
• NIET nemen van beslissingen, WEL beïnvloeden van waarover wordt
gesproken en wat genegeerd blijft
▪ Positief: aandacht generen, zichtbaar -> zetten iets op de agenda
▪ Negatief: verhinderen dat bepaalde thema’s worden behandeld, onzichtbaar
• Het komt niet op de agenda
• Hierdoor vaak bepaalde klassen veel minder aan bod: bv. singles
▪ Vb. reguleren luchtverontreiniging versus vrijwaren van werkgelegenheid
• Milieuactivisten willen strengere regels om luchtverontreiniging te
beperken -> bedrijven kunnen dit onderwerp onderdrukken door te
stellen dat strengere milieuregels banen kosten.
• Gevolg: de focus blijft op werkgelegenheid en milieu buiten beeld
o Ideological power / ideologische hegemonie
▪ Bepalen wat er gedacht wordt, bestaande orde niet ter discussie,
onzichtbaar -> heel diffuus (zonder grenzen) en niet te herleiden tot actoren
▪ Cultureel kader
▪ Vb. kapitalistische marktlogica
Conclusie: Dahl en Weber beperken zich tot zichtbare macht; Bachrach en Baratz gaan zich
uitbreiden tot agendasetting en Lukes brengen iets binnen als ideologische macht
o Amartya Sen
▪ Ongelijkheid = macht (onderdrukking) waardoor mensen niet al hun
mogelijkheden ontwikkelen DUS geen ‘echte’ vrijheid
▪ Ongelijke SL is ook een vorm van machtsuitoefening omdat mensen niet hun
volledige potentieel kunnen waarmaken omwille van discriminatie
,2. Macht meten? – mission impossible?
Macht aantonen en bewijzen is moeilijk -> redenen:
• Veel machtsuitoefening is onzichtbaar
o Anticipatie op gevolgen van acties: veel anticipatie zit op gevolgen van niet-naleving
o Agendasetting en ideologische hegemonie
• Macht zit in een machtsstrijd tussen actoren, wisselwerking – wederzijds
o Zit tussen een wisselwerking tussen verschillende actoren
o Causaliteit van macht vaststellen is bijzonder lastig -> bv. bij politiek agendasetting:
publieke opinie belangrijk of door media? Wie zegt het op de agenda?
o Macht van één actor isoleren is problematisch: niet evident te achterhalen wat er
eerst kwam en nadien
• Macht is vaak alleen negatief (veto players)
o Macht is niet altijd actief: mensen kunnen ook een beslissing tegenhouden
o Kan ook reactief (reagerend op iets)
3. Macht van de staat?
• Staat concentreert veel macht
• Natiestaat is langzaam gegroeid doorheen de tijd (proces van staatsvorming)
o Natiestaat is door proces van staatsvorming gegaan
o Steeds grotere concentratie van machtsmiddelen (geld, expertise) ten koste van
concurrenten: vb. adel, kerk… -> staat meer macht
o Verwerven van legitimiteit (aanvaard) door staat (zie 3 vormen van gezag)
o Depersonalisatie van gezag (rationeel-legalistisch)
o Homogenisering (zelfde regels op geheel grondgebied)
➔ Natiestaat want bevolking, taal en cultuur (‘de natie’, ‘het volk’) vallen samen onder één
staat
• Er valt niet aan staatsmacht te ontkomen (ondanks vervagende grenzen): er is steeds politiek
(en dus machtsuitoefening) daar waar mensen samenleven
• Staat = “human community that successfully claims the monopoly of the legitimate use of
physical force within a given territory” (Weber)
o Monopolie op legitiem geweld opeist = alleen staat mag regels met geweld
afdwingen; geen privétaak
o Uitzonderingen vb. wettelijke zelfverdediging
o Begrenzingen:
▪ Privatisering van de ordehandhaving
• bv. beveiligingsagenten in winkelcentra, gated communities, festivals
▪ Staatsgeweld moet ‘proportioneel’ zijn
• bv. etnische profilering = NIET !!
▪ Alleen geweld dat nodig is voor doel
• bv. foltering is niet noodzakelijk, bij boerenprotest waterkanon wel
• Als het doel bereikt is, moet het geweld stoppen
Art. 33 GW “Alle machten gaan uit van de natie. Zij worden uitgeoefend op de wijze bij de
Grondwet bepaald” -> geweldsmonopolie: misbruik tegengaan
,Macht van de staat: Grondwet
Eerste en belangrijkste ‘regel’ van land:
1. Zegt hoe (andere) regels gemaakt moeten worden (en dus hoe regels kunnen wijzigen)
o Bevat de basisregels van het functioneren van politiek systeem
vb. pariteit van de regering, bevoegdheidsverdeling
2. Bevat grondrechten- en vrijheden van burgers
o Bescherming van burgers tegen almachtige staat
o Voorwaarde voor vrije verkiezingen en democratie
vb. vrijheid van meningsuiting, vereniging, vergadering, pers, godsdienst
3. Recenter: socio-economische rechten
o Deze rechten zijn niet individueel afdwingbaar
o Intentieverklaring, ‘voorwerp van zorg’
vb. onderwijs, arbeid, gezonde leefomgeving
Voorbeelden: mensen met handicap plaats in grondwet, dierenrechten in grondwet (art. 7bis)
• Later vaak andere juridische interpretatie dan dat de wetgever bedoelde
• Bijzondere regels om de Grondwet te veranderen: extra voorwaarden in België
o Op voorhand aankondigen welke artikels men wil wijzigen (‘constituante’)
o 2/3de meerderheid nodig (in de VS +75% van de staten)
o Dus: heel moeilijk wijzigbaar (staatshervorming bij ons) -> lange onderhandelingen
o België: polariseren heeft weinig zin, beide taalgroepen moeten akkoord gaan,
partners zoeken aan de andere kant (niet alleen GW wijzigen extra moeilijk –ook vele
andere wetten)
• 2 belangrijke voorbeelden: USA en FRA (eind 18de eeuw) – ook België had bijzonder vrije GW
• GW is niet steeds neergeschreven, bv. Verenigd Koninkrijk:
o VK: historisch gegroeid geheel van teksten en gewoonte – Magna Carta 1215
o Spanningsveld tussen Rule of law en Supremacy of Parliament
o Geen Grondwettelijk Hof om beslissingen van parlement aan te vechten (zwakkere
positie van burgers)
• Mislukte poging tot EU-grondwet: doelstellingen Unie en basisrechten burgers
o Negatieve referenda in Frankrijk en Nederland (2005)
o Gecontesteerd: Superstaat? Christelijke waarden benadrukken? (= identiteit en
grenzen aan Unie)
o Vervangen door Verdrag van Lissabon 2007 + Handvest van de Grondrechten 2012
, Macht van de staat: GW en geweldsmonopolie
USA Bill of Rights (1791) – Second Amendment: “A well regulated Militia, being necessary to
the security of a free State, the right of the people to keep and bear Arms, shall not be
infringed.” = een goed geregelde militie, noodzakelijk voor de veiligheid van een vrije staat, het
recht van het volk om wapens te houden en te dragen, zal niet worden geschonden.” -> idee van
geweldsmonopolie (<-> burgers trekken het naar zich toe)
Conclusie:
Vragen:
• Hoe definieer je het concept 'macht' in de context van politiek en bestuur?
• Geef een actueel voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid.