Let op! In de echte toets komt ook werkwoordspelling voor. Dat zit niet in deze
D-toets. De echte toets zal ook niet uit meerkeuzevragen bestaan.
Par. 1 en 2: hoofdletters en leestekens
Opdracht 1
In welke zin zijn alle hoofdletters en leestekens juist geplaatst?
A. ’t Schijnt dat mevrouw Van Dam, de moeder van Vera, alvast kerstballen, kerststallen en
kerstbrood gaat inkopen voor Kerstmis.
B. ’t schijnt dat Mevrouw van Dam, de moeder van Vera, alvast kerstballen, kerststallen en
kerstbrood gaat inkopen voor Kerstmis.
C.’T Schijnt dat mevrouw van Dam, de moeder van Vera, alvast Kerstballen, Kerststallen en
Kerstbrood gaat inkopen voor Kerstmis.
Opdracht 2
In welke zin zijn alle hoofdletters en leestekens juist geplaatst?
A. Toen onze koning in Zuid-afrika op staatsbezoek was, sprak hij de volgende woorden: ‘in
dit prachtige land wil ik een vakantiehuis laten bouwen.’
B. Toen onze koning in Zuid-Afrika op staatsbezoek was, sprak hij de volgende woorden: ‘In
dit prachtige land wil ik een vakantiehuis laten bouwen.’
C. Toen onze koning in Zuid-Afrika op staatsbezoek was sprak hij de volgende woorden: ‘in
dit prachtige land wil ik een vakantiehuis laten bouwen.’
Par. 3: meervoudsvorming
Er is bij elke opdracht een woord verkeerd gespeld. Omcirkel telkens dit woord.
Opdracht 3
A. Spray’s
B. Shampoos
C. Industrieën
Opdracht 4
A. Paragrafen
B. Stommerikken
C. Prostituees
Opdracht 5
A. Tante’s
B. Niveaus
C. Wc’s
Opdracht 6
A. Oma’s
B. Alineas
C. Filosofen
Opdracht 7
A. Hobby’s
B. Paraplu's
C. Café's
, Par. 4: Tussenklanken in samenstellingen
Er is bij elke opdracht een woord verkeerd gespeld. Omcirkel telkens dit woord.
Opdracht 8
A. beukenootje
B. rijstebrij
C. weidevogel
Opdracht 9
A. berensterk
B. rodekool
C. benzinetank
Opdracht 10
A. hellevuur
B. goedenmorgen
C. spinnenweb
Opdracht 11
A. Dorpsfeest
B. Dameschoen
C. Stationschef
Opdracht 12
A. Koninginnedag
B. Apenkool (betekent: onzin)
C. tomatensoep
Par. 5: verkleinwoorden
Er is bij elke opdracht een woord verkeerd gespeld. Omcirkel telkens dit woord.
Opdracht 13
A. auto’tje
B. lolly’tje
C. koninkje
Opdracht 14
A. diskjockeytje
B. palinkje
C. bh-tje
Opdracht 15
A. kippetje
B. cafétje
C. taxi’tje
Opdracht 16
A. glasje
B. sms’je
C. kringetje