Inhoud
Wat is techniek?.............................................................................................................................2
Begrippen en wetmatigheden........................................................................................................2
Vormweerstand en ligging..............................................................................................................3
Waterdruk......................................................................................................................................4
Watertemperatuur.........................................................................................................................4
Zwembeweging en voorstuwingsprincipes.....................................................................................4
Slip en grip......................................................................................................................................4
Contrabewegingen en stuwbewegingen........................................................................................5
Het principe van Bernouli (schroefwerking)...................................................................................6
Wrikken..........................................................................................................................................6
Discontinu en continue zwemlagen................................................................................................6
Wat is goed zwemmen?.................................................................................................................6
Overeenkomsten van de armbeweging bij de zwemslagen............................................................6
De stuwvlakken van de beenslagen................................................................................................7
Specifieke technieken.....................................................................................................................7
Plankspringen.................................................................................................................................7
Smalle parabool en draaiing...........................................................................................................7
Wandelende aanloop.....................................................................................................................8
Snorkelduiken.................................................................................................................................8
Schoolslag:......................................................................................................................................9
Onderwater zwemmen:................................................................................................................10
Enkelvoudige rugslag:...................................................................................................................11
Watertrappen:..............................................................................................................................11
Samengestelde rugslag:................................................................................................................12
Borstcrawl:....................................................................................................................................13
Rugcrawl:......................................................................................................................................15
Vlinderslag:...................................................................................................................................16
Start:.............................................................................................................................................18
1
, semester 1, periode 1 Blz. 1 /m
22 + 53 t/m 60
Wat is techniek?
Techniek zijn fasen in een bewegingsgeheel. Deze fasen zijn:
- Analyseren en verklaren -> wat zie je?
- Verklaren waarom -> Hydrodynamica, de wetenschap over het voortbewegen in het water.
- Overeenkomsten
Om de bovenstaande fasen te onderscheiden gebruik je het grondkenmerk. Hierbij denk je na hoe je
iets doet om te kijken hoe dit beter kan. Dit is de basis van iedere culturele ontwikkeling.
Bij zwemmen wil je het liefste zo gemakkelijk mogelijk en in een zo kort als mogelijke tijd een
grote(re) afstand afleggen. Dit heet effectief zwemmen. Bij de borstcrawl zwem je effectief als:
- Er effectieve stuwfasen zijn
- Er contrabewegingen aanwezig zijn -> met weinig weerstand
- Er voldoende ontspanningsfasen zijn
- Er een zo ideaal als mogelijke ligging is
- Er een regelmatige en goed getimede ademhaling aanwezig is
Als er een fout is bij een zwemmer, ga je kijken naar de achtergrond van de fout. Je gaat dan kijken
naar de samenhang van de beweging. Dit doe je als volgt:
1. Wat moet de zwemmer als eerst verbeteren, wat daarna?
2. Is dit een fout of wordt het veroorzaakt door een andere fout?
3. Hoe breng ik hulp in de vorm van beleefbare aanwijzingen of hoe moet ik de opdracht
wijzigen of het arrangement aanpassen om het juiste leerresultaat te behalen.
Hierbij moet je er aan denken dat jij je eigen technische kennis en inzicht niet onderschat en je
eigenkennis en inzicht niet overschat.
Begrippen en wetmatigheden
Als eerste kijken we naar het drijfvermogen. Hier zijn veel individuele verschillen in te ontdekken.
Deze verschillen zijn terug te brengen tot een verschil in samenstelling van he lichaam. Denk hier aan
de verhouding tussen spierweefsel, botweefsel en vetweefsel. Vetweefsel vergroot het
drijfvermogen, omdat vet lichter is als water. Daarnaast zorgt het ook voor een isolatie en is het
stroomlijn bevorderend voor het lichaam. Er komt hier een natuurkundig begrip van pas, namelijk
het soortelijk gewicht (dichtheid). De definitie van het soortelijk gewicht is als volgt: Het soortelijk
gewicht, of terwijl de dichtheid van een stof is de massa (KG) per kubieke meter. Het is handig om
hierbij te onthouden dat: 1000 L= kilo per liter -> 1 KG= 1 Newton.
Soortelijk gewicht wordt bepaald door de verhouding tussen gewicht (G) en volume (V). De som is
dus: soortelijk gewicht gedeeld door het volume (soortelijk gewicht= G : V).
Als we hierop inzoomen is het logisch dat je in zout water makkelijker blijft drijven. Dit water heeft
een groter soortelijk gewicht dan het zuivere water.
- Ingeademd is het lichaam 9,7 N/L, < 10 dus drijven.
2