100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting onderzoekspracticum inleiding onderzoek

Beoordeling
4,0
(1)
Verkocht
2
Pagina's
30
Geüpload op
18-07-2025
Geschreven in
2024/2025

Deze samenvatting is op basis van leerdoelen op brightspace. Op basis van het digitale boek: Open Methodologie en Statistiek (OpenMenS)














Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
18 juli 2025
Aantal pagina's
30
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Voorbeeld van de inhoud

Samenvatting onderzoekspracticum inleiding in onderzoek
Thema 1: Basisconcepten

1.1 Wetenschappelijk onderzoek

Empirische onderzoekscyclus
1. Onderzoeksvraag formuleren
2. Studie ontwerpen (bijvoorbeeld een vragenlijst of experiment)
3. Data verzamelen
4. Data analyseren
5. Rapporteren
Conclusie: Geef antwoord op de onderzoeksvraag (of niet). Vaak volgt nieuw onderzoek met een
aangepaste of aangescherpte onderzoeksvraag.
De onderzoekscyclus is iteratief: de verschillende fases kunnen door elkaar heen lopen.
Belangrijk: je verzamelt nooit data voordat het onderzoeksontwerp is opgesteld.

Wat is wetenschap?
Wetenschap verzamelt systematisch kennis over de wereld om ons heen, zodat we deze beter
kunnen begrijpen, voorspellen en beïnvloeden. Wetenschap is internationaal; daarom wordt
vaak in het Engels gepubliceerd. Het doel van wetenschappelijk onderzoek is het verwerven van
kennis over de werkelijkheid.

Replicatiecrisis (2011)
Rond 2011 bleek uit grootschalig onderzoek dat veel psychologische studies niet te repliceren
waren. Van 98 onderzochte studies vond minder dan de helft hetzelfde e ect als in het
oorspronkelijke onderzoek. Bij de overige studies was er geen e ect of zelfs een e ect in een
andere richting. Deze crisis leidde tot meer aandacht voor wetenschappelijke integriteit en
betrouwbaarheid van onderzoek.

Stapel-a aire (2011)
De Stapel-a aire kwam in 2011 aan het licht: een Nederlandse onderzoeker verzon jarenlang
onderzoeksdata. Deze fraude leidde tot strengere eisen binnen de wetenschap, waaronder:
• Pre-registratie (het vooraf vastleggen van onderzoeksvragen, methoden en analyses)
• Full disclosure (volledige openheid over het onderzoeksproces)

Waarom onderzoek soms niet gerepliceerd kan worden:
• Publicatiebias: Tijdschriften publiceren vooral studies die positieve of signi cante
resultaten laten zien. Negatieve of niet-signi cante uitkomsten verdwijnen vaak in de ‘ le-
drawer’.
• Er ontstaat zo een vertekend beeld van wat 'waar' is in de literatuur.

Dubieuze onderzoekspraktijken (Questionable Research Practices)
Bij dubieuze onderzoekspraktijken worden dataverzameling, analyse en rapportage gestuurd door
het behalen van gewenste resultaten, in plaats van door zuivere waarheidsvinding. Het onderzoek
wordt beïnvloed door eigen vermoedens en verwachtingen.

Voorbeelden van dubieuze praktijken:
• Selectief rapporteren
• Flexibel omgaan met data-analyse
• Eerder stoppen met dataverzameling zodra een gewenst resultaat is bereikt
Hierbij wordt te exibel omgegaan met de fasen van onderzoek, waardoor de resultaten minder
betrouwbaar zijn.

Kenmerken van goed wetenschappelijk onderzoek:
• Objectief
• Systematisch
• Gericht op het bestuderen van de werkelijkheid
Falsi catie van data (data verzinnen of vervalsen) is een ernstig vergrijp.




fi ff ff fl fi ff ff fi ff fi

,Pre-registratie
Pre-registratie betekent dat je vooraf jouw onderzoeksvragen, onderzoeksopzet,
dataverzamelingsplan en analysemethoden vastlegt voordat je data verzamelt of analyseert. Dit
verkleint de kans op dubieuze praktijken.

1.2: Operationalisaties

Variabelen
• Een variabele is iets dat kan variëren.
• In onderzoek bepaal je welke variabelen je gaat meten.
• Een variabele kan worden gemeten (meetinstrument) of gemanipuleerd (manipulatie).

Constructen (theoretische variabelen)
• Een psychologisch construct (zoals depressie of leervaardigheid) is een niet direct
observeerbaar begrip.
• Er is vaak geen harde of eenduidige de nitie.
• Een construct is een theoretisch idee dat je wilt meten, niet iets wat je direct kunt tellen.
• IQ is een uitzondering: daar is de operationalisatie al sterk gestandaardiseerd.
• Constructen zijn afgeleid uit theorie; we weten niet zeker of ze ‘echt’ bestaan.

Operationalisatie
• Operationalisatie vertaalt een theoretisch construct naar iets concreets dat je kunt meten
of manipuleren.
• Hierdoor wordt een abstract begrip tastbaar en onderzoekbaar.

Meetinstrumenten en Manipulaties

Term Functie Voorbeeld
Meet het construct, levert
Meetinstrument Vragenlijst, observatie, taak
meetwaarden
Geven van positieve of negatieve
Manipulatie Beïnvloedt het construct
feedback

Meetinstrument:
• Meet een variabele consistent en systematisch.
• Gebruikt vaak meerdere items (vragen, stellingen, observaties).
• De uitkomsten heten meetwaarden.
• Een reeks meetwaarden vormt een datareeks (alle data voor één variabele).

Manipulatie:
• Verandert de toestand van een variabele bij deelnemers.
• Wordt vaak toegepast in experimenteel onderzoek.
• Soms verschillende condities (0, 1, 2, 3…).

Datapunten en Datareeksen
• Datapunt: Één gemeten waarde.
• Datareeks: Alle datapunten voor één variabele binnen een steekproef.

Steekproef
• Een steekproef is een selectie van onderzoekseenheden uit de populatie.
• Kwantitatief onderzoek: idealiter aselect (random), soms select.
• Kwalitatief onderzoek: vaak bewust select (gerichte keuze).

Meetmodel
• Een meetmodel visualiseert hoe een variabele via stimuli of items wordt gemeten.




fi

, • Constructen/variabelen = ovalen
• Indicatoren (items/stimuli) = rechthoeken
• Re ectief meetmodel: pijlen lopen van het construct naar de indicatoren.
• Bij een meetinstrument zijn er meerdere indicatoren.
• Bij manipulatie vaak 1 stimulus.
• Bij manipulaties wordt het construct vaak niet meer apart getekend (het zit in de stimulus).

Hoe hangen deze begrippen samen: Construct (idee) → via Operationalisatie → concreet
maken door Meetinstrument of Manipulatie → leidt tot Datapunten → samen Datareeks →
vormt Variabele in dataset.

1.3 Betrouwbaarheid en validiteit

Operationalisatie, betrouwbaarheid en validiteit
Bij onderzoek moeten begrippen worden geoperationaliseerd in meetbare termen. Een goede
operationalisatie vereist dat de meting betrouwbaar en valide is. In de praktijk is een volledig
perfecte meting onmogelijk. Onzuiverheden worden vaak omschreven in termen van
betrouwbaarheid en validiteit.

Betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid verwijst naar de mate waarin een meetinstrument bij herhaling dezelfde
resultaten oplevert onder gelijke omstandigheden. Het gaat om de stabiliteit en consistentie van
een meting over tijd.
• Een meting is betrouwbaar als herhaalde metingen dicht bij elkaar liggen.
• Lage betrouwbaarheid betekent dat resultaten erg variëren, bijvoorbeeld door toevallige
invloeden.

Meetfouten:
• Niet-systematische (toevallige) meetfouten beïnvloeden de betrouwbaarheid.
Voorbeelden: weersomstandigheden, stemming van de deelnemer.
• Systematische meetfouten (bias) beïnvloeden de validiteit. Voorbeeld: een vragenlijst die
structureel te lage scores geeft bij bepaalde groepen.

Hoe kleiner de meetfout, hoe betrouwbaarder de meting.
Herhaalde metingen moeten idealiter plaatsvinden onder identieke omstandigheden.

Validiteit
Validiteit is de mate waarin een meetinstrument meet wat het moet meten. Volgens het unitair
validiteitsconcept (APA) bestaat er niet één soort validiteit, maar zijn er verschillende soorten
bewijs die samen de validiteit onderbouwen.

Causale opvatting van validiteit
Het construct moet de oorzaak zijn van de testscore. Voorbeeld: Een IQ-test moet een hoge score
geven als iemand een hoge intelligentie heeft. Intelligentie veroorzaakt de score.

Constructvaliditeit
De vraag is of de test daadwerkelijk het bedoelde construct meet. Dit wordt onderbouwd door
samenhang met andere kenmerken die logisch met het construct verbonden zijn. Voorbeeld: Een
depressietest hangt samen met somberheid en verlies van energie.




fl

,Soorten validiteit
Soort validiteit Uitleg Voorbeeld
Op het eerste gezicht lijkt de test logisch Angstvragenlijst bevat vragen over
Indruksvaliditeit en geschikt. piekeren.

Samenhang met een extern criterium Sollicitatietest vergeleken met
Criteriumvaliditeit (gelijktijdig of voorspellend). simulatieprestaties.

Generaliseerbaarheid van resultaten Jongerenonderzoek toepasbaar op
Externe validiteit naar andere personen/situaties andere regio’s.

Alle belangrijke aspecten van het begrip Wiskunde-examen bevat ook
Inhoudsvaliditeit zijn vertegenwoordigd. algebra en meetkunde.


Relatie tussen betrouwbaarheid en validiteit
Een hoge betrouwbaarheid is noodzakelijk voor validiteit, maar garandeert deze niet.
Een lage betrouwbaarheid kan nooit valide zijn.

• Betrouwbaarheid zegt iets over stabiliteit.
• Validiteit zegt iets over of je meet wat je wilt meten.
• Een meting kan betrouwbaar zijn zonder valide te zijn (bv. consistent fout meten), maar niet
andersom.

Kwantitatief onderzoek vs. Kwalitatief onderzoek
Kwantitatief onderzoek richt zich op het meten van variabelen en het analyseren van cijfers.
Hierbij worden getallen toegekend aan eigenschappen of gedragingen, zodat statistische
analyses uitgevoerd kunnen worden. De resultaten van kwantitatief onderzoek worden vaak
gebruikt om verbanden, verschillen of causaliteit aan te tonen tussen variabelen. Vereist
betrouwbare en valide operationalisaties van begrippen.

Kwalitatief onderzoek richt zich op het verkrijgen van een diepgaand begrip van menselijke
ervaringen, motieven en belevingen. Het doel is om te achterhalen hoe mensen situaties ervaren
en betekenis geven aan hun gedrag. De data bestaan meestal uit woorden, beelden of
gedragingen en worden geanalyseerd door het herkennen van patronen of thema’s. Kwalitatief
onderzoek is gericht op het begrijpen en verklaren van verschijnselen.

Belangrijk verschil:
• Kwalitatief onderzoek helpt om een eerste beeld van een onderwerp te krijgen.
• Kwantitatief onderzoek kan deze inzichten toetsen of ontkrachten.


1.4 Populaties en steekproeven

Populatie
Een populatie is de volledige groep waar je met je onderzoek uitspraken over wilt doen. Denk
bijvoorbeeld aan ‘alle Nederlanders van 18 jaar en ouder’ of ‘alle studenten psychologie in
Nederland’.

Er zijn twee belangrijke redenen waarom je in onderzoek niet de hele populatie onderzoekt:
1. De populatie is vaak te groot om volledig te onderzoeken. Het kost te veel tijd, geld of
mankracht.
2. Niet iedereen uit de populatie is bereikbaar of bereid om mee te doen.

Steekproef
Een steekproef is een kleinere selectie uit de populatie, waarop je het onderzoek uitvoert. Op
basis van de resultaten uit de steekproef doe je uitspraken over de populatie.

, Bij kwantitatief onderzoek gebruik je meestal een aselecte steekproef, omdat je streeft naar
representatieve en objectieve resultaten die je kunt generaliseren naar de populatie.
Bij kwalitatief onderzoek werk je juist vaak met een selecte steekproef, omdat je bewust kiest
voor speci eke deelnemers die bepaalde ervaringen of kenmerken hebben die relevant zijn voor je
onderzoeksvraag.

Steekproe out
De steekproe out is het verschil tussen de resultaten uit je steekproef en de ‘ware’ situatie in de
populatie. Zo’n fout ontstaat omdat je niet iedereen onderzoekt. Een grotere steekproef verkleint
vaak deze fout.

Aselecte steekproeven (probability sampling)
Bij een aselecte steekproef heeft iedereen uit de populatie een bekende, willekeurige kans om in
de steekproef terecht te komen. Dit wordt vooral toegepast bij kwantitatief onderzoek. Er zijn drie
vormen:

1. Eenvoudige aselecte steekproef
Iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om gekozen te worden, bijvoorbeeld via
loting of een computerprogramma.

2. Gestrati ceerde aselecte steekproef
De populatie wordt eerst verdeeld in subgroepen (strata), bijvoorbeeld op basis van leeftijd
of geslacht. Daarna wordt uit elke groep willekeurig getrokken, zodat alle belangrijke
groepen voldoende zijn vertegenwoordigd.

3. Cluster- of multilevel steekproef
Niet individuele personen worden geselecteerd, maar eerst groepen, zoals scholen of
buurten. Binnen deze clusters worden vervolgens deelnemers gekozen. Dit is praktisch bij
grote of geogra sch verspreide populaties.

Selecte steekproeven (non-probability sampling)
Bij een selecte steekproef heeft niet iedereen uit de populatie een even grote kans om in de
steekproef te komen. Deelnemers worden vaak bewust gekozen. Deze methode wordt meestal
gebruikt bij kwalitatief onderzoek. Er zijn vier vormen:
1. Convenience sampling (gemakssteekproef)
Deelnemers worden gekozen omdat ze makkelijk bereikbaar zijn, zoals studenten uit je
eigen omgeving.

2. Snowball sampling (sneeuwbalsteekproef)
Je begint met een klein aantal deelnemers, die vervolgens zelf weer anderen uit hun
netwerk werven. Dit is handig bij moeilijk bereikbare groepen.

3. Purposive sampling (doelgerichte steekproef)
De onderzoeker selecteert bewust deelnemers die relevante kenmerken hebben voor het
onderzoek, bijvoorbeeld mensen met een bepaalde aandoening of ervaring.

4. Quota sampling (quotasteekproef)
De onderzoeker stelt vooraf quota vast, bijvoorbeeld ‘50% man, 50% vrouw’. De
steekproef wordt gevuld totdat de vooraf bepaalde aantallen zijn bereikt.

Wanneer gebruik je welke steekproef?
Bij kwantitatief onderzoek is een aselecte steekproef wenselijk omdat je streeft naar
representativiteit en objectieve generaliseerbaarheid van je resultaten.
Bij kwalitatief onderzoek gebruik je een selecte steekproef, omdat het gaat om het verkrijgen
van diepgaand inzicht, niet om het generaliseren naar een hele populatie.




fi fiff fffi

, Thema 2: Modellen, designs & onderzoeksvragen.

2.1 Structurele modellen

Een structureel model (ook wel conceptueel model genoemd) geeft weer hoe theoretische
begrippen (constructen) samenhangen. In zo’n model staat bijvoorbeeld aangegeven welke
variabele een andere beïnvloedt. Het helpt onderzoekers om hun ideeën over de werking van een
bepaald proces visueel en logisch weer te geven.

Een structureel model bestaat vaak uit:
• Constructen (variabelen die je niet direct kunt meten, zoals depressie of stress)
• De verwachte verbanden tussen deze constructen (bijvoorbeeld: stress verhoogt de kans
op depressie)
De pijlen in het model laten zien welke begrippen invloed op elkaar uitoefenen. Soms is dit
unidirectioneel (één kant op), soms bidirectioneel (beide kanten op, dus de ene variabele
beïnvloedt de andere én andersom).

Een bidirectionele relatie betekent dat twee variabelen elkaar wederzijds beïnvloeden.
Bijvoorbeeld: werkstress kan leiden tot meer piekeren, maar piekeren kan op zijn beurt ook weer
werkstress versterken. In een model wordt dit vaak weergegeven met een dubbele pijl of een pijl
in beide richtingen.

Een meetmodel laat zien hoe je een abstract construct concreet meetbaar maakt. Een
meetmodel is dus een uitwerking van een theoretisch begrip in concrete indicatoren, zoals
vragen, stellingen of observaties. Voorbeeld: Het construct depressie is niet direct observeerbaar.
In een meetmodel wordt depressie gemeten via indicatoren als:
• Sombere stemming
• Verlies van interesse
• Vermoeidheid

Een meetmodel bestaat uit:
• Het construct (bijvoorbeeld depressie) →
weergegeven als een ovaal.
• De indicatoren (bijvoorbeeld symptomen of
vragen) → weergegeven als rechthoeken.
• Pijlen van het construct naar de indicatoren
(re ectief model) → dit betekent dat het
construct de oorzaak is van de antwoorden op
de indicatoren.

Verschil tussen meetmodel en structureel/conceptueel model:
• Een meetmodel laat zien hoe een enkel construct gemeten wordt (via items of indicatoren).
• Een structureel/conceptueel model laat zien hoe verschillende constructen onderling
samenhangen.

Vaak worden deze modellen samen gebruikt: eerst een meetmodel voor elk construct, daarna een
structureel model om de relaties tussen die constructen te tonen.

2.2 Type designs

Wat is een onderzoeksdesign?
Een onderzoeksdesign is de opzet of het plan waarmee een onderzoek wordt uitgevoerd. Het
design bepaalt hoe je data verzamelt, hoe je conclusies trekt over samenhangen of causale
verbanden, en hoe betrouwbaar je resultaten zijn. Het design heeft direct invloed op de mate
waarin je kunt spreken van oorzaak-gevolgrelaties.




fl

Beoordelingen van geverifieerde kopers

Alle reviews worden weergegeven
2 maanden geleden

2 maanden geleden

Dankjewel voor je beoordeling

4,0

1 beoordelingen

5
0
4
1
3
0
2
0
1
0
Betrouwbare reviews op Stuvia

Alle beoordelingen zijn geschreven door echte Stuvia-gebruikers na geverifieerde aankopen.

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
rvandijk92 Open Universiteit
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
27
Lid sinds
11 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
3
Laatst verkocht
5 dagen geleden

4,0

1 beoordelingen

5
0
4
1
3
0
2
0
1
0

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen