Inleiding
Hemapoëtische stamcellen in het beenmerg zijn in staat nieuwe stamcellen te genereren en kunnen ook
voorlopercellen (progenitoren) genereren die kunnen uitrijpen tot functionele effectorcellen
(granulocyten, lymfocyten, monocyten etc.).
Acute myeloide leukemie wordt nog verder onderverdeeld in acht varianten, naar morfologische en
cytochemische criteria.
Binnen de leukemieen is het onderscheid naar acute en chronische leukemie belangrijk. Chronische
leukemie omvat twee hoofdtypen: chronische myeloide leukemie (CML) en chronische lymfatische
leukemie (CLL). Er zijn nog twee chronische typen namelijk: haarcelleukemie en prolymfocytenleukemie.
De myelodysplastische syndromen (MDS) kunnen voor een gedeelte als chronische vorm van leukemie
worden beschouwd. Ze komen voor als voorstadia van acute leukemie.
Ontstaan van leukemie
Het voorkomen van acute leukemie, chronische leukemie en MDS neemt toe met de leeftijd. De meeste
patienten met leukemie zijn 60 jaar of ouder. Wat betreft de incidentie van acute lymfatische leukemie
komt er ook een piek voor op de kinderleeftijd.
Alle leukemiecellen zullen dezelfde cytogenetische chromosoomafwijkingen dragen. Bekendste
voorbeeld is chronische myeloide leukemie met het philadelphiachromosoom.
De wijze van ontstaan van leukemie is momenteel grotendeels nog onbekend. De maligne transformatie
staat in verband met veranderingen in de functie van verschillende genen:
1. proto-oncogenen interfereren met de regulatie van groei.
2. tumorsuppressorgenen (anti-oncogenen).
Bij chromosomale translocaties kunnen gedeelten van genen fuseren en nieuwe hybride genproducten
genereren die een afwijkende functie hebben.
Alles wijst erop dat enkelvoudige veranderingen niet leiden tot de ontwikkeling van leukemie, maar dat
opeenvolgende genetische veranderingen uiteindelijk culmineren in klinische leukemie. Enkele
voorbeelden:
- Chromosoom 17 fuseert met chromosoom 15 bij acute promyelocytenleukemie. Translocatie
t(15; 17).
- Een gebalanceerde translocatie van chromosoom 9 en 22 (philadelphiachromosoom) bij
acute myeloide leukemie, acute lymfatische leukemie, maar vooral bij chronische myeloide
leukemie.
, Acute leukemie
Acute myeloide leukemie
Acute myeloide leukemie (AML) is een klonale proliferatie van onrijpe hematopoetische cellen die
ontstaat ten gevolge van somatische mutaties in een hemapoetische voorlopercel. De initiele
transformatie voltrekt zich op het niveau van een primitieve hemapoetische stamcel of voorlopercel.
AML ontstaat nadat multipele genetische veranderingen hebben plaats gevonden. Accumulatie van de
mutaties in een stamcel leidt tot een leukemische cel met sterk afwijkend gedrag. De incidentie van AML
is 2-3/100.000.
Etiologie en pathofysiologie
Soms ontstaat de ziekte door progressie uit een voorfase van chronische myeloide leukemie,
polycytemie, myelofibrose, myelodysplasie of aplastische anemie. Na chemotherapeutische behandeling
in het verleden kunnen zogenoemde therapiegerelateerde AML’s ontstaan.
AML ontwikkeling is een meerstapsproces, waarbij de eerste genetische verandering de basis legt voor
leukemieontwikkeling, terwijl volgende veranderingen uiteindelijk leiden tot klinisch manifeste
leukemie.
Diagnose en klinische verschijnselen
Bij acute leukemie is er zowel een toename van het aantal onrijpe witte bloedcellen als een defect in de
uitrijping. Klinische verschijnselen kunnen bestaan uit:
- Bleekheid, moeheid en cardiovasculaire klachten ten gevolge van bloedarmoede;
- Koorts, keel en luchtweginfecties ten gevolge van granulocytopenie;
- Spontane bloedingen, purpura, tandvleesbloedingen, neusbloedingen en soms inwendige
bloedingen ten gevolge van trombocytopenie.
Bij zeer hoge aantallen witte bloedcellen kunnen retinabloedingen ontstaan en kan afsluiting optreden
in de arteriële vaten ten gevolge van leukestase.
Laboratoriumonderzoek
In het bloed kunnen myeloblasten worden aangetroffen die echter ook geheel kunnen ontbreken. Het
beenmergaspiraat is hypercellulair met verdringing van de erytro-, granulo- en trombocytopoese door
leukemische cellen, waarbij het blastenpercentage groter dan 20 is. Cytochemisch, immunologisch,
cytogenetisch en moleculair-biologisch onderzoek dient voor verdere karakterisering van de leukemie.