HOOFDSTUK 1: INLEIDING
Communicatiewetenschappen is belangrijk voor verschillende richtingen
Heath en Bryant: 4 invalshoeken die belangrijke basis vormen voor
communicatietheoretisch of communicatiewetenschappelijk denken
1. Retoriek (Aristoteles)
2. Propaganda en media-effecten (WO I en WO II)
3. Informatietheorie
4. Groepsdynamica
Communicatiewetenschap: relatief jonge wetenschap à na WO II
- Eigenlijk bestond het al in de oudheid
o Waarom is het dat sommige personen andere personen zo makkelijk kan
overtuigen en andere niet
o 3 intrinsieke middelen
§ Ethos: persoonlijkheid en waarden van de spreker:
aantrekkelijkheid, man/vrouw
§ Pathos: inspelen op emoties van publiek
§ Logos: logica van argumentatie
Media = belangrijke socialisatiebron
ð Sociologie
- Zien van personen in de media à leren wat normen en waarden zijn in de
maatschappij
- Schoonheidsidealen
o Worden in de maatschappij meer uitgedaagd à body positivity à zorgt
voor tegenstrijdigheid
- Gender/ seksualiteit benaderingen
1
, ð Politiek
- Beïnvloeden publieke opinie
- Politici gebruiken sociale media om mensen te overtuigen
- Influencers spelen belangrijke rol voor politieke communicatie à minder
informatie halen van een goede bron, maar eerder van influencers
o Influencers zijn belangrijke actor in sociaal en politiek engagement van
jongeren
ð Economie
- Communicatie is belangrijk om je product te verkopen
- Sociale media laat gewone bevolking dingen kopen
- Populariteit via volgers en hebben veel invloed op bevolking dus worden veel
ingezet, want hebben veel authenticiteit
ð Communicatiewetenschappers
- Rol van journalisten binnen democratie à neutrale informatie verschaffen
WETENSCHAP: dat we de realiteit willen begrijpen en ontdekken, willen dat verklaren,
voorspellen, wetmatigheden vinden
ð Formuleren van theorieën over de werkelijkheid, en het empirisch testen van
deze theorieën met behulp van wetenschappelijke methoden
- Hypothesen: een voorspelling die je doet, die je daarna gaat testen
- Survey: correlatie
- Experiment: causale relatie: oorzaak en gevolg
- Inhoudsanalyse: nagaan wat er allemaal te zien is in de media
- Iets is pas wetenschappelijke literatuur als het 3 keer gereviewed is à studies
worden altijd gecheckt
Agressie in videogames zorgt ervoor dat kinderen die er naar kijken ook agressief
worden en die handelingen overnemen (tweet Donald Trump)
- Social learning theory (Bandura)
o Als mensen leren we via observerend gedrag à dus nemen gedrag ook
over
o Gaat pas gedrag overnemen, als je ziet dat het sociaal aanvaard is
§ Beloning: grotere kans dat je het gedrag overneemt
- Longitudinale studies: correlatie
o Enorm inconsistent à nog altijd niet vaststellen of videogamen
rechtstreeks tot agressie leidt
2
,Epidemie van mentale gezondheid en dit komt allemaal door sociale media à maakt
gebruik van generationele data: kijkt naar grafiek à toename in ongezondheid en
toename in sociale media à dan zal er wel een relatie zijn
- Klopt niet, veel verschillende studies tonen iets anders aan`
- Deze debatten benadrukken hoe belangrijk communicatie wetenschappen is
voor de maatschappij à verkeerde informatie wordt naar buiten gebracht en
overheden nemen hierdoor beslissingen die niet perse nodig/ juist zijn
HOOFDSTUK 2 BASISCONCEPTEN EN MODELLEN
2.2 WAT IS COMMUNICATIE?
- Overdracht of uitwisseling van informatie, verbinding of verkeer
o Overdracht wordt gedaan door zender:
§ Bij overdracht gaat het niet over wat er gebeurt met die boodschap
= eenrichtingsverkeer
o Uitwisseling van gemeenschappelijke ideeën, interactie dmv informatie
tussen zender en ontvanger = dynamisch proces = tweerichtingsverkeer
- à Veel definities afhankelijk van het veld dat je onderzoekt
Processchool ziet communicatie als transmissie van boodschappen:
- Nadruk op hoe zender en ontvanger encoderen en decoderen, hoe kanalen
media efficiënt kunnen worden ingezet
- Communicatie = beïnvloedingsproces: zender die de ontvanger wilt beïnvloeden
en de ontvanger gaat de boodschappen decoderen
o Het kan dus ook fout gaan à foute communicatie
Betekeniscreatieschool ziet communicatie als productie en uitwisseling van
betekenissen:
- Bestudeert hoe boodschappen/ teksten interageren met mensen om
betekenissen te creëren.
- Tweerichtingsverkeer/ dynamisch proces: zender en ontvanger gaan met elkaar
interactie: uitwisseling van gedachten en betekenissen
- Boodschap die je uitzendt kan totaal andere betekenis krijgen afhankelijk van de
ontvanger
o Verschillende meningen over body positivity
o Betekenissen kunnen evolueren doorheen de tijd en uitgedaagd worden
3
,Fauconnier: geen enkele definitie kan als DE definitie beschouwd worden, is goed
wanneer ze
- Bruikbaar of operationeel is binnen een bepaalde wetenschappelijke visie,
benadering, veld
- Logisch en coherent is
- Niet tegengesproken wordt door de waarneembare werkelijkheid
- Toelaat het gedefinieerde nauwkeurig te onderscheiden van andere
maatschappelijke verschijnselen
2.3 CONTROVERSEN EN BREEKPUNTEN (FAUCONNIER
2.3.1 INTENTIONALITEIT ALS BREEKPUNT
Intentionaliteit: wanneer zender de bedoeling heeft om een boodschap uit te sturen en
de ontvanger de bedoeling heeft om de boodschap te ontvangen.
- Teleologische opvatting = hier enkel sprake van communicatie (langs beide
kanten een intentie)
o Processchool
- Andere zien communicatie veel ruimer: zolang mensen zich niet niet-gedragen
kunnen, kunnen ze ook onmogelijk niet-communiceren
Bedoeld door zender/ Niet bedoeld door zender/
zender actief zender passief
Intentioneel ontvangen/
ontvanger actief
Niet- intentioneel
ontvangen/ ontvanger
passief
2.3.2 GESLAAGDHEID ALS CRITERIUM
- T is van boodschap, maar geen O
- T en O, maar geen O door persoon x, maar wel door y
- T en O door persoon x, maar geen I
- T, Ox en I zijn, maar geen Ib
- T, Ox, I en zelfs Ib zijn, maar de Ub blijft uit
- T, Ox, I, Ib en Ub zijn
4
,Fauconnier: GC = transmissie + ontvangst door het juiste publiek + juiste interpretatie
door het publiek + gewilde uitkomst
§ B = bedoelt
2.3.3 EENRICHTINGS- OF TWEERICHTINGSVERKEER
Is een eenrichtingspijltje genoeg om van communicatie te spreken, of moeten er altijd 2
zijn?
- Processchool: eenrichtingspijltje is voldoende
- Massacommunicatie: eenrichtingsverkeer
- Interpersoonlijke communicatie: circulair proces
2.3.4 OBSERVATIENIVEAU
- Intrapersoonlijke communicatie: communicatie binnen 1 persoon
- Interpersoonlijke communicatie
- Groepscommunicatie
- Organisatiecommunicatie
- Massacommunicatie
2.4 ELEMENTEN VAN HET COMMUNICATIEPROCES
In het communicatieproces wordt een bron/ zender onderscheiden die een boodschap
verstuurt waarbij een gedachte-inhoud wordt omgezet in tekens, die door middel van
een medium worden omgezet in signalen, die op hun beurt via een kanaal worden
verstuurd naar een ontvanger
2.4.1 ZENDER/BRON
- Bron = persoon
- Zender = technisch apparaat
o Zender encodeert en zendt door
§ Encoderen = omzetten tot woorden zodat ontvanger kan
decoderen
o Macht van zender: boodschappen sturen met de bedoeling de ontvangers
te beïnvloeden
5
,2.4.2 ONTVANGER/ BESTEMMELING
- Ontvanger = technisch apparaat
o Ontvangt de boodschap, decodeert en interpreteert die
- Bestemmeling = persoon
2.4.3 BOODSCHAP
Boodschap = datgene dat wordt uitgedrukt door de zender en overgedragen wordt naar
de ontvanger.
- Wetenschappelijke literatuur: meaning, informatie en tekens
o Betekenis en informatie kunnen niet zomaar worden overgedragen, omdat
ze slechts ontstaan door de interpretatie van de boodschap à boodschap
bevat dus iets dat betekenis kan hebben
§ Iets = tekens
• Non verbale en niet verbale stimuli
• Signifiant = betekenaar, het woord dat men gebruikt
• Signifié = het betekende, waarnaar het verwijst
• 3 categorieën
1. Symbolen: geen natuurlijke relatie tussen
betekenaar en betekende
2. Iconen: fysieke gelijkenis tussen betekenaar en
betekende
3. Indices: sensorische ervaring A verwijst naar B
Code = systeem van betekenissen, gemeenschappelijk voor de leden van een cultuur of
subcultuur
- Bestaat uit tekens en regels en conventies die bepalen hoe en in welke context
deze tekens worden gebruikt en hoe ze kunnen gecombineerd worden tot meer
complexe boodschappen
- Coderen (encoderen) = omzetten in een code die de transmissie mogelijk maakt
- 2 maal gecodeerd: van gedachte naar teken en van teken naar signaal
(decoderen)
6
,2.4.4 SIGNAAL
= technisch-natuurkundig concept: luchttrillingen, lichtgolven, elektromagnetische
trillingen,…
- Primaire signalen: natuurlijk: rechtstreeks via zintuiglijke prikkels
- Secundaire signalen: technisch: indirecte communicatie
o Mechanische wijze
o Elektrisch/ elektronische wijze
2.4.5 KANAAL
= Bindmiddel of verbinding die de ruimtelijke scheiding tussen zender en ontvanger
overbrugt
2.4.6 MEDIUM
= Object dat de boodschap draagt of kan dragen of een technisch middel dat het tot
uiting brengen en waarnemen van de boodschap via de zintuigen mogelijk maakt.
1. Controle over de informatiebron
2. Controle over tijd en onderwerpkeuze (Borderwijk en Van Kaam)
- Allocutie: one-way communicatie, zender bepaalt tijd en keuze van het aanbod
o Klassieke televisiezender: zender controle over opgeslagen informatie en
wanneer het wordt uitgezonden
- Conversatie: face-to-face gesprek
- Consultatie: centraal beheerde databank wordt geconsulteerd door een individu
o Streamingsdienst, wikipedia: kiest wat en wanneer je opzoekt, maar zij
hebben de controle over wat ze aanbieden
- Registratie: centraal orgaan informatie inwint over individuen
o Bevraging bij een YouTube video: controle over info is individueel, controle
over tijd en inhoud is centraal
7
, Controle over de
opgeslagen
informatie
Controle over tijd Centraal Individueel
en keuze van object
Centraal Allocutie Registratie
Individueel Consultatie Conversatie
2.4.7 RUIS
= Elke soort stimulus die de ontvangst van de boodschap belemmert
=> Geslaagde of geen geslaagde communicatie (processchool)
1. Fysieke, mechanische of kanaalruis: storing bij fysieke transmissie, ruis zit in de
context (kanaal)
2. Psychologische ruis: interne gedachten van de ontvanger
3. Fysiologische ruis: fysieke toestand van de ontvanger
4. Semantische ruis: betrokkenen verschillende codes/ jargon hanteren
2.4.8 FEEDBACK
= De informatie die de ontvanger stuurt naar de zender zodat deze het
communicatieproces kan evalueren: gaat aangeven of hij de informatie goed heeft
ontvangen of niet
=> Start van een nieuw communicatieproces
- Verbaal of non-verbaal
- Onmiddelijke of uitgestelde
- Mogelijkheid verschilt sterk per kanaal/ medium
8
,2.5 COMMUNICATIEMODELLEN
2.5.1 INLEIDING
Wat zijn modellen: vereenvoudigde voorstellingen (grafisch of verbaal) die de
voornaamste elementen van het communicatieproces en hun onderlinge relaties tonen
=> Realiteit verklaren en voorspellen
Model = abstractie van de realiteit
Functies:
1. Organiserende: elementen ordenen en met elkaar verbinden, beeld verschaffen
van een geheel
2. Verklarende: gecompliceerde informatie op vereenvoudigde manier weergeven
3. Hypothese genereren (voorspellende)
2 soorten modellen:
1. Structurele modellen: ontleding van het geheel staat centraal
2. Functionele modellen: focus op relaties
2.5.2 COMMUNICATIEFORMULE VAN LASSWELL (1948)
1 van de eerste communicatiemodellen die er was
Lasswell = politieke wetenschapper
- Gecreëerd na een periode waar er veel propaganda was (na WOII)
- Propaganda: effect te hebben op uw bevolking
Formule: = verschillende componenten van communicatie
- Wie? à communicator/ controlestudies
- Zegt wat? à boodschap/ inhoudsanalyse
- Via welk kanaal? à medium/ media-analyse
- Tegen wie? à ontvanger/ publieksanalyse
- Met welk effect? à effect/ effectenanalyse
9
, Kritiek:
- Steeds de bedoeling om ontvanger te beïnvloeden
- Altijd effecten zijn
- Geen oog voor feedback
= Processchool
- Eenrichtingsverkeer
- Zender heeft een doel: beïnvloeden
- Beïnvloedingsproces kan fout lopen
= Massacommunicatie
- Propaganda via kranten, radio,…
2.5.3 MATHEMATISCH MODEL VAN SHANNON EN WEAVER
= Ontwikkeld in de context van interpersoonlijke communicatie via telefoongesprekken
= Processchool
- Eenrichtingsverkeer als je naar het model kijkt (beperking van model)
- Zender heeft een doel
- Beïnvloedingsproces kan fout lopen (ruis)
= Interpersoonlijkecommunicatie
10