Je hebt geleerd dat het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) terugverwijst naar een
woord(groep) dat er vlak voor staat. Zo’n woord(groep) noem je het
De betrekkelijke voornaamwoorden zijn ,,en .
VOORBEELD
dat museum willen bezoeken, moeten erg lang in de rij staan.Soms staat er geen
antecedent in de zin. Je kunt de betrekkelijke voornaamwoorden en dan vervangen door
en .
Je noemt en dan een .
VOORBEELD
1. dit schilderij heeft gemaakt, is een groot kunstenaar.
2. hij bedoelde, werd niet helemaal duidelijk.
In zin 1 kun je vervangen door In dat geval is het betrekkelijk voornaamwoord
en het antecedent.
betr. vnw met ingesloten antecedent In zin 2 kun je vervangen door . In dat
geval is het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent.
→ betr. vnw met ingesloten antecedent
Voornaamwoordelijk bijwoord
Een voornaamwoordelijk bijwoord (vnw. bw) bestaat uit twee delen. Het
eerste deel wordt meestal gevormd door een van de
bijwoorden er, hier, waar of daar. Het tweede deel is een voorzetsel.
Er zijn heel veel voornaamwoordelijke bijwoorden. Voorbeelden
zijn eruit, eraan, hierdoor, hiermee, waarnaast, waarover, daarin, daarop.
De delen van het voornaamwoordelijk bijwoord kunnen ook gescheiden
in de zin voorkomen.
VOORBEELD
Daaruit kun je niet veel afleiden. Daar kun je niet veel uit afleiden.
Voornaamwoordelijke bijwoorden kunnen geen betrekking hebben op
personen.
Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan. De
aanwijzende voornaamwoorden zijn deze, dit, die en dat.Een aanwijzend
voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord vóór een zelfstandig
naamwoord staan. Het verwijst dan naar het zelfstandig naamwoord.Bij
een de-woord gebruik je altijd die of deze.
VOORBEELD
, die slang, deze jongenBij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
VOORBEELD
dat kleed, dit meisjeHet aanwijzend voornaamwoord kan ook zelfstandig
in een zin voorkomen. Het vervangt dan woorden. Je kunt het zelfstandig
naamwoord er dan achter denken.
VOORBEELD
Het cadeau is erg zwaar. Dat/Dit moet je dus voorzichtig optillen.Zijn
rugzak is hetzelfde als die van mijn broer. Die/Deze met de sleutelhanger
is van hem!Een aanwijzend voornaamwoord kan ook naar een zin
verwijzen.
VOORBEELD
Onze ploeg kan dit weekend landskampioen worden. Dat vind ik heel
leuk.
Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord (betr. vnw) verwijst terug naar een
woord (of een woordgroep) dat er vlak voor staat. Zo'n woord of
woordgroep noem je het antecedent.De betrekkelijke voornaamwoorden
zijn die, dat, wat en wie.
VOORBEELD
1 De telefoon die daar ligt, is van mij. 2 Het spel dat jij elke dag speelt,
vind ik heel saai.In zin 1 verwijst die naar het
antecedent telefoon. De telefoon → die. In zin 2 verwijst dat naar het
antecedent spel. Het spel → dat.Het betrekkelijk
voornaamwoord wat gebruik je om te verwijzen naar:
o een woord dat een overtreffende trap is;
o een woord dat iets vaags (iets, niets, alles, het enige) uitdrukt;
o een hele zin.
VOORBEELD
Het lelijkste wat ik kon vinden, is dit schilderij.
Alles wat je nog wilt doen, moet je op je lijst schrijven.
Vrijdag begint de meivakantie, wat ik heerlijk vind.
Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord (onb. vnw) verwijst naar iets of iemand,
maar het is niet duidelijk naar wie of wat het precies verwijst.Onbepaalde
voornaamwoorden zijn onder