Aardrijkskunde hoofdstuk 2 Wereld Globalisering
1. Krimpende wereld
Mondialisering of globalisering is het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en
samenleving toeneemt. Globalisering gaat in de tijd waarin we nu leven nog harder. Dit komt bijv
door vliegtuigen, het internet en grote bedrijven die over de hele wereld aanwezig zijn waardoor
er wereldwijde handelsnetwerken ontstaan. Globalisering heeft invloed op de functie en inrichting
van gebieden. Shanghai was voorheen bijv. een stad erg gericht op China, maar nu is het een
metropool en gericht op het buitenland. Het heeft een westerse uitstraling (inrichting) en een
belangrijk financieel knooppunt (functie).
Door innovaties in transport is er meer vervlechting van gebieden in de wereld. Reizen en
vervoer kosten steeds minder tijd en geld. De relatieve afstand tussen gebieden neemt verder af.
We spreken van een tijd-ruimte-compressie, waarbij de tijd en ruimte in elkaar worden gedrukt.
De tijd-ruimtecompressie is mogelijk gemaakt door de verbetering van transport en
communicatie technologie waardoor de wereld kleiner is geworden, gebieden raken steeds meer
verweven met elkaar. Je kunt dus spreken van een global city.
De absolute ligging verandert niet, maar de relatieve ligging van plaatsen wel: de ligging van
een plaats of gebied t.o.v. andere gebieden, waarbij bereikbaarheid een belangrijke rol speelt.
De aanleg van de Nieuwe Zijderoute tussen Europa en China heeft de ligging van plaatsen aan
de spoorlijn flink verbeterd. Door globalisering verandert de relatieve ligging snel, waardoor een
gebied of stad plots kan opbloeien of vervallen. Beslissend hiervoor zijn:
● De positie van een gebied ten opzichte van belangrijke economische centra. Door de
opkomst van India en China heeft de wereldhaven Singapore hier profijt van.
● De ligging t.o.v. een belangrijke vervoersas. Bedrijven vestigen zich graag langs
vervoersassen die twee economische kerngebieden verbinden, bij voorkeur aan beide
zijden een mainport voor verder transport.
Vervoer wordt goedkoper en gaat steeds sneller, dus de relatieve afstand daalt. Dit is de
afstand uitgedrukt in tijd, geld en moeite die het kost om afstand af te leggen. Echter gaat de
regel van afstandsverval nog steeds op: de interactie tussen gebieden neemt af naarmate de
absolute afstand toeneemt. Het is voor NL goedkoper (vervoerskosten) om te exporteren naar
Duitsland dan naar Spanje. Grenzen kunnen ook de interactie tussen gebieden remmen.
Staatsgrenzen met strenge controles is funest voor globalisering. Voor zowat iedereen, zoals
multinationals en hoogopgeleiden is de wereld steeds meer open, maar voor vluchtelingen wordt
wel een grens opgetrokken.
2.Transport en informatie
De belangrijkste motoren achter het proces van globalisering zijn de ontwikkeling van de
transporttechnologie en informatie- en communicatietechnologie. De technologie is in een
stroomversnelling geraakt. Het goederentransport heeft ontwikkelingen doorgemaakt:
● De reis- en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald: alles verloopt sneller
● Het transport is goedkoper door een groei van capaciteit van schepen en vliegtuigen
● De infrastructuur rond transport is enorm verbeterd
Het is van belang om de goederen goed te vervoeren, maar daarbij is men afhankelijk van:
- Het verbeteren van de infrastructuur, zodat het gebied beter bereikbaar wordt
- Het verdwijnen van politieke en economische barrières
- Innovaties op transportgebied. De introductie van de container met standaardafmetingen
waardoor het laadvermogen werd toegenomen en de vervoerkosten laag maakte.
Havens die zich niet aanpasten, tellen niet meer mee in het intercontinentaal
goederenvervoer. De aangepaste mainports zijn via transportroutes verbonden en
vormen knooppunten in het transportnetwerk, ze hebben een belangrijke internationale
rol tussen gebieden.
, Ontwikkeling in informatie- en communicatietechnologie is razendsnel gegaan (technieken die
het mogelijk maken informatie van het ene naar het andere punt te verspreiden). Internet heeft
dit proces nogmaals versneld. Dit is zowel voor mensen, bedrijven, organisaties en overheden
van belang, die zo mondiale netwerken (meerdere landen) of transnationale netwerken
(overzees netwerk tussen twee mensen en twee landen) vormen. Deze ontwikkeling aan data
heeft ervoor gezorgd dat we niet meer zonder kunnen. De volgende factoren beïnvloeden de
richting en intensiteit van de internationale communicatie:
● Economische factoren: De meeste informatie-uitwisseling gaat tussen de centrumlanden.
Deze rijke landen beschikken over de beste informatietechnologie en netwerken.
● Geografische factoren: Naarmate afstand toeneemt, neemt het contact af
(afstandsverval), tenzij er veel migranten wonen door bijvoorbeeld een koloniaal
verleden; dan neemt de communicatie met het moederland juist toe. .
● Culturele factoren: Als de taal en cultuur niet overeenkomen zal er ook minder informatie
uitwisseling zijn.
De uitwisseling van handel en goederen vindt plaats tussen twee gebieden. Er moet wel eerst
aan drie basisvoorwaarden worden voldaan die door de Amerikaan Ullman zijn opgesteld. Dit
wordt ook wel de interactietheorie genoemd. Wat zijn de drie voorwaarden?
1. Complementariteit: het ene gebied moet iets kunnen leveren waar in het andere gebied
vraag naar is. (aanbod en vraag)
2. Transporteerbaarheid: vervoer voor een redelijke prijs in een redelijke tijd
3. Geen tussenliggende mogelijkheden: dichtstbijzijnde land, tenzij slechte infrastructuur. Er
is dus geen betere optie.
3. Globalisering tot 1980
Vanaf de ontdekkingsreizen in de 16e eeuw wordt globalisering mogelijk gemaakt. De
verbetering van de (zee)transport maakt de uitwisseling van goederen over grote afstanden
mogelijk. De eerste handelsposten in Azië, Afrika en Zuid-Amerika werden langs de kust gesticht
door de Europese kolonisten. Dit werd ook wel een hegemoniale macht genoemd: een land dat
gedurende een bepaalde periode grote delen van de wereld domineert op economisch, militair,
financieel en cultureel gebied.
Het eerste land dat zich na de middeleeuwen ontpopte als wereldleider was Portugal, door de
gunstige geografische ligging aan de Atlantische Oceaan. Spanje kreeg de minder toegankelijke
gebieden toegewezen. Spanje en Portugal zagen de andere gebieden in de wereld als
wingewesten. Dit waren gebieden waar je grondstoffen vandaan haalde en naar het moederland
bracht (niet vestigen), een economisch voordeel. Uiteindelijk kwam aan de heerschappij een eind
door de verloren zeeslag van de Spaanse Armada tegen de Engels-Nederlandse vloot in 1588.
Nederland profiteerde van het ontstane machtsvacuüm en werd in de 17e eeuw wereldleider. Dit
ging net als bij Spanje en Portugal gepaard met uitbuiting van overzeese gebieden .
De Nederlandse dominatie was gebaseerd op: scheepvaart, visserij en handel. De oprichting van
de VOC in 1602 leverde een grote bijdrage aan het kolonialisme van Nederland. De invloed van
de VOC bleef niet beperkt tot de kust met handelsposten, maar reikte ook het achterland in.
Er ontstonden twee soorten koloniën:
1. Vestigingskoloniën (rijk): Werden gezien als nieuw vaderland; kolonisten namen het
gebied over en richtte het opnieuw in. Ze verdreven of vermoordden de oorspronkelijke
bevolking. Europeanisering is nog steeds zichtbaar in deze koloniën. (GB -> Australië)
2. Exploitatiekoloniën (arm): Kolonie die werd gebruikt als wingewest. Ze leverden
grondstoffen aan het moederland en vormden later een afzetmarkt. Er werd hier niet
gevestigd. (India -> GB moederland)
Vanaf 1666 nam Engeland de rol van hegemoniale staat over tot 1920. Het uitbreiden van de
macht in andere delen van de wereld, door gebieden te veroveren en te controleren, noemen we
imperialisme. In de tijd van de Britse overheersing werden de banden tussen gebieden in de
wereld verstevigd door twee factoren:
1. Krimpende wereld
Mondialisering of globalisering is het proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en
samenleving toeneemt. Globalisering gaat in de tijd waarin we nu leven nog harder. Dit komt bijv
door vliegtuigen, het internet en grote bedrijven die over de hele wereld aanwezig zijn waardoor
er wereldwijde handelsnetwerken ontstaan. Globalisering heeft invloed op de functie en inrichting
van gebieden. Shanghai was voorheen bijv. een stad erg gericht op China, maar nu is het een
metropool en gericht op het buitenland. Het heeft een westerse uitstraling (inrichting) en een
belangrijk financieel knooppunt (functie).
Door innovaties in transport is er meer vervlechting van gebieden in de wereld. Reizen en
vervoer kosten steeds minder tijd en geld. De relatieve afstand tussen gebieden neemt verder af.
We spreken van een tijd-ruimte-compressie, waarbij de tijd en ruimte in elkaar worden gedrukt.
De tijd-ruimtecompressie is mogelijk gemaakt door de verbetering van transport en
communicatie technologie waardoor de wereld kleiner is geworden, gebieden raken steeds meer
verweven met elkaar. Je kunt dus spreken van een global city.
De absolute ligging verandert niet, maar de relatieve ligging van plaatsen wel: de ligging van
een plaats of gebied t.o.v. andere gebieden, waarbij bereikbaarheid een belangrijke rol speelt.
De aanleg van de Nieuwe Zijderoute tussen Europa en China heeft de ligging van plaatsen aan
de spoorlijn flink verbeterd. Door globalisering verandert de relatieve ligging snel, waardoor een
gebied of stad plots kan opbloeien of vervallen. Beslissend hiervoor zijn:
● De positie van een gebied ten opzichte van belangrijke economische centra. Door de
opkomst van India en China heeft de wereldhaven Singapore hier profijt van.
● De ligging t.o.v. een belangrijke vervoersas. Bedrijven vestigen zich graag langs
vervoersassen die twee economische kerngebieden verbinden, bij voorkeur aan beide
zijden een mainport voor verder transport.
Vervoer wordt goedkoper en gaat steeds sneller, dus de relatieve afstand daalt. Dit is de
afstand uitgedrukt in tijd, geld en moeite die het kost om afstand af te leggen. Echter gaat de
regel van afstandsverval nog steeds op: de interactie tussen gebieden neemt af naarmate de
absolute afstand toeneemt. Het is voor NL goedkoper (vervoerskosten) om te exporteren naar
Duitsland dan naar Spanje. Grenzen kunnen ook de interactie tussen gebieden remmen.
Staatsgrenzen met strenge controles is funest voor globalisering. Voor zowat iedereen, zoals
multinationals en hoogopgeleiden is de wereld steeds meer open, maar voor vluchtelingen wordt
wel een grens opgetrokken.
2.Transport en informatie
De belangrijkste motoren achter het proces van globalisering zijn de ontwikkeling van de
transporttechnologie en informatie- en communicatietechnologie. De technologie is in een
stroomversnelling geraakt. Het goederentransport heeft ontwikkelingen doorgemaakt:
● De reis- en vervoerstijden zijn spectaculair gedaald: alles verloopt sneller
● Het transport is goedkoper door een groei van capaciteit van schepen en vliegtuigen
● De infrastructuur rond transport is enorm verbeterd
Het is van belang om de goederen goed te vervoeren, maar daarbij is men afhankelijk van:
- Het verbeteren van de infrastructuur, zodat het gebied beter bereikbaar wordt
- Het verdwijnen van politieke en economische barrières
- Innovaties op transportgebied. De introductie van de container met standaardafmetingen
waardoor het laadvermogen werd toegenomen en de vervoerkosten laag maakte.
Havens die zich niet aanpasten, tellen niet meer mee in het intercontinentaal
goederenvervoer. De aangepaste mainports zijn via transportroutes verbonden en
vormen knooppunten in het transportnetwerk, ze hebben een belangrijke internationale
rol tussen gebieden.
, Ontwikkeling in informatie- en communicatietechnologie is razendsnel gegaan (technieken die
het mogelijk maken informatie van het ene naar het andere punt te verspreiden). Internet heeft
dit proces nogmaals versneld. Dit is zowel voor mensen, bedrijven, organisaties en overheden
van belang, die zo mondiale netwerken (meerdere landen) of transnationale netwerken
(overzees netwerk tussen twee mensen en twee landen) vormen. Deze ontwikkeling aan data
heeft ervoor gezorgd dat we niet meer zonder kunnen. De volgende factoren beïnvloeden de
richting en intensiteit van de internationale communicatie:
● Economische factoren: De meeste informatie-uitwisseling gaat tussen de centrumlanden.
Deze rijke landen beschikken over de beste informatietechnologie en netwerken.
● Geografische factoren: Naarmate afstand toeneemt, neemt het contact af
(afstandsverval), tenzij er veel migranten wonen door bijvoorbeeld een koloniaal
verleden; dan neemt de communicatie met het moederland juist toe. .
● Culturele factoren: Als de taal en cultuur niet overeenkomen zal er ook minder informatie
uitwisseling zijn.
De uitwisseling van handel en goederen vindt plaats tussen twee gebieden. Er moet wel eerst
aan drie basisvoorwaarden worden voldaan die door de Amerikaan Ullman zijn opgesteld. Dit
wordt ook wel de interactietheorie genoemd. Wat zijn de drie voorwaarden?
1. Complementariteit: het ene gebied moet iets kunnen leveren waar in het andere gebied
vraag naar is. (aanbod en vraag)
2. Transporteerbaarheid: vervoer voor een redelijke prijs in een redelijke tijd
3. Geen tussenliggende mogelijkheden: dichtstbijzijnde land, tenzij slechte infrastructuur. Er
is dus geen betere optie.
3. Globalisering tot 1980
Vanaf de ontdekkingsreizen in de 16e eeuw wordt globalisering mogelijk gemaakt. De
verbetering van de (zee)transport maakt de uitwisseling van goederen over grote afstanden
mogelijk. De eerste handelsposten in Azië, Afrika en Zuid-Amerika werden langs de kust gesticht
door de Europese kolonisten. Dit werd ook wel een hegemoniale macht genoemd: een land dat
gedurende een bepaalde periode grote delen van de wereld domineert op economisch, militair,
financieel en cultureel gebied.
Het eerste land dat zich na de middeleeuwen ontpopte als wereldleider was Portugal, door de
gunstige geografische ligging aan de Atlantische Oceaan. Spanje kreeg de minder toegankelijke
gebieden toegewezen. Spanje en Portugal zagen de andere gebieden in de wereld als
wingewesten. Dit waren gebieden waar je grondstoffen vandaan haalde en naar het moederland
bracht (niet vestigen), een economisch voordeel. Uiteindelijk kwam aan de heerschappij een eind
door de verloren zeeslag van de Spaanse Armada tegen de Engels-Nederlandse vloot in 1588.
Nederland profiteerde van het ontstane machtsvacuüm en werd in de 17e eeuw wereldleider. Dit
ging net als bij Spanje en Portugal gepaard met uitbuiting van overzeese gebieden .
De Nederlandse dominatie was gebaseerd op: scheepvaart, visserij en handel. De oprichting van
de VOC in 1602 leverde een grote bijdrage aan het kolonialisme van Nederland. De invloed van
de VOC bleef niet beperkt tot de kust met handelsposten, maar reikte ook het achterland in.
Er ontstonden twee soorten koloniën:
1. Vestigingskoloniën (rijk): Werden gezien als nieuw vaderland; kolonisten namen het
gebied over en richtte het opnieuw in. Ze verdreven of vermoordden de oorspronkelijke
bevolking. Europeanisering is nog steeds zichtbaar in deze koloniën. (GB -> Australië)
2. Exploitatiekoloniën (arm): Kolonie die werd gebruikt als wingewest. Ze leverden
grondstoffen aan het moederland en vormden later een afzetmarkt. Er werd hier niet
gevestigd. (India -> GB moederland)
Vanaf 1666 nam Engeland de rol van hegemoniale staat over tot 1920. Het uitbreiden van de
macht in andere delen van de wereld, door gebieden te veroveren en te controleren, noemen we
imperialisme. In de tijd van de Britse overheersing werden de banden tussen gebieden in de
wereld verstevigd door twee factoren: