AQUATISCHE ECOLOGIE
Leerdoelen Aquatische Ecologie
1. Analyseren van fysische en hydrologische factoren: Je kunt analyseren hoe
verschillende fysische en hydrologische factoren (zoals stratificatie, afvoer,
stroomsnelheid) aquatische ecosystemen beïnvloeden aan de hand van een
situatieschets van een waterlichaam.
2. Watertype bepalen en problemen duiden: Je kunt waterkwaliteitsparameters
gebruiken om het watertype te bepalen en problemen te duiden (zoals kwel,
eutrofiëring).
3. Habitat en niche van soortgroepen toelichten: Je kunt de habitat en niche van de
belangrijkste soortgroepen (vis, macrofauna, waterplanten, fyto- en zoöplankton)
toelichten.
4. Beïnvloeding van soortgroepen analyseren: Je kunt analyseren hoe de belangrijkste
soortgroepen elkaar beïnvloeden.
5. Veranderingen in ecosystemen en ecosysteemdiensten beschrijven: Je kunt
toelichten hoe aquatische ecosystemen kunnen veranderen door fysische, chemische
en biologische processen en de gevolgen hiervan voor de levering van
ecosysteemdiensten beschrijven.
6. Geschiktheid van waterlichaam bepalen: Je kunt de geschiktheid van een
waterlichaam voor de belangrijkste soortgroepen bepalen op basis van hun
voorkeuren en de kenmerken van het water.
7. Voorspellen van veranderingen in waterconditie: Je kunt voorspellen hoe
veranderingen in biologische processen de chemische en fysische toestand van water
kunnen veranderen.
FYSISCH
1. Introductie in Aquatische Ecologie
Aquatische ecologie bestudeert de interactie tussen organismen en hun waterige omgeving.
Het vakgebied is van cruciaal belang omdat vrijwel al het leven op aarde afhankelijk is van
zoet water.
1.1 Water op Aarde
Oppervlaktebedekking: Ongeveer 70% van het aardoppervlak is bedekt met water
(wat neerkomt op 1.386.000 miljard km³).
Verdeling:
o 97% is zeewater.
o 3% is zoet water.
o Slechts 1% van al het water op aarde is zoet oppervlaktewater (10,7 miljoen
km³). Van dit zoete water is 77% bevroren (ijs/gletsjers), 22% grondwater, en
slechts 1% bevindt zich in meren, rivieren en beken.
,1.2 Water – Het Universele Oplosmiddel
Water heeft de unieke eigenschap dat het veel stoffen kan oplossen:
Polar Molecules en Gassen: Water kan andere polaire moleculen en gassen
oplossen.
o Vaste stoffen: Zouten zoals NaCl.
o Vloeistoffen: Ethanol (C₂H₆O).
o Gassen: O₂, CO₂, CH₄.
Niet-polaire Moleculen: Water kan geen niet-polaire moleculen oplossen, zoals
koolwaterstoffen (motoroliën, benzine, diesel), glas (SiO₂) en plastics (lange ketens
van H, O, en C).
1.3 Belangrijke Fysische Eigenschappen voor Aquatische Ecosystemen
Het functioneren van een aquatisch ecosysteem wordt beïnvloed door diverse fysische
eigenschappen:
Licht: Intensiteit en spectrum.
Temperatuur: Cruciaal voor biologische processen en waterlagen.
Stroming / golfslag: Beïnvloedt sedimenttransport en habitat.
Zuurstof: Opgelost zuurstof is essentieel voor aquatisch leven.
Bodemkwaliteit: Beïnvloedt de nutriëntenhuishouding en habitat.
Andere nutriëntenhuishouding: De aanwezigheid en verdeling van voedingsstoffen.
Andere stoffen: Zoutgehalte, alkaliteit en macro-ionen.
Vorm, grootte en inrichting van waterlichaam.
Chemische en fysische samenstelling van moedermateriaal. Al deze factoren samen
bepalen de watertemperatuur, diepte van de springlaag, hoe en wanneer het meer
mengt, sedimentatie, resuspensie, verdeling van nutriënten, en uiteindelijk welke
organismen waar kunnen leven.
2. De Kaderrichtlijn Water (KRW)
De KRW is een Europese richtlijn (wet 2000/60/EG) die in 2000 van kracht is geworden en
verschillende Europese wetten en richtlijnen samenvoegt.
2.1 Doelen van de KRW
Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van ecosystemen.
Verminderen/stoppen van lozingen en verontreinigingen van grondwater.
Voorkomen van droogte en overstromingen.
Duurzaam gebruik van water. Het hoofddoel is het bereiken van een "goede
toestand" van water in cycli van 6 jaar. De ijkpunten hiervoor waren 2015, 2021, en
de volgende is 2027. Daarna volgt een herziening van de KRW.
2.2 Huidige Status en Kritiek in Nederland
, De waterkwaliteit in Nederland is zorgwekkend; slechts ongeveer 1% van het
oppervlaktewater heeft het label 'goed' volgens de KRW-normen van 2019.
Vergeleken met andere Europese landen scoort Nederland zeer laag op het
percentage waterlichamen met een goede status (zie staafdiagram, Nederland
onderaan).
Er is veel kritiek op de KRW-implementatie in Nederland, en het behalen van de
doelen in 2027 wordt als nauwelijks haalbaar beschouwd, met mogelijke enorme
boetes als gevolg. Sommige experts stellen zelfs dat de waterkwaliteitscrisis groter is
dan de stikstofcrisis.
Een zorgpunt is ook de vervuiling die Nederland binnenstroomt vanuit andere
landen, wat de Kamer vindt dat de regering hier rekening mee moet houden.
2.3 Rollen en Verantwoordelijkheden
Europa: Stelt de richtlijnen op.
Minister van Infrastructuur en Waterstaat: Eindverantwoordelijk voor de
implementatie van de KRW in Nederland en rapporteert aan de EU.
Rijkswaterstaat en Waterschappen: Verantwoordelijk voor het monitoren en
beoordelen van oppervlaktewater en rapporteren deze gegevens aan het ministerie.
Stroomgebiedbeheerplan (SGBP): Elke 6 jaar wordt een SGBP opgesteld, waarin de
toestand van waterlichamen wordt gerapporteerd en maatregelen om de
waterkwaliteit te verbeteren worden gespecificeerd. Deze plannen worden
internationaal afgestemd.
2.4 Kwaliteitsbeoordeling van Waterlichamen
De "goede toestand" van water wordt bepaald door zowel chemische als ecologische
kwaliteit:
Chemische kwaliteit: Wordt beoordeeld op basis van 33 stoffen; voldoet of voldoet
niet aan de minimumeisen.
Ecologische kwaliteit: Wordt beoordeeld op een schaal van 'slecht' tot 'zeer goed' en
omvat:
o Biologie: Vissen, macrofauna, waterplanten, algen.
o Fysisch-chemische parameters: 8 parameters.
o Overig relevant: +/- 100 stoffen.
o Hydromorfologie.
o Het laagste beoordeelde onderdeel is bepalend voor de algehele status van
het waterlichaam (het 'minimumprincipe').
3. Waterverbruik en Tekorten
Drinkwatergebruik huishoudens: Het gemiddelde dagelijkse drinkwaterverbruik per
persoon in Nederlandse huishoudens is afgenomen van 137,1 liter in 1995 naar 119,2
liter in 2016.
Productie drinkwater: De grootste bronnen zijn grondwater (inclusief
oevergrondwater) en oppervlaktewater.
Neerslagtekort in Nederland:
Leerdoelen Aquatische Ecologie
1. Analyseren van fysische en hydrologische factoren: Je kunt analyseren hoe
verschillende fysische en hydrologische factoren (zoals stratificatie, afvoer,
stroomsnelheid) aquatische ecosystemen beïnvloeden aan de hand van een
situatieschets van een waterlichaam.
2. Watertype bepalen en problemen duiden: Je kunt waterkwaliteitsparameters
gebruiken om het watertype te bepalen en problemen te duiden (zoals kwel,
eutrofiëring).
3. Habitat en niche van soortgroepen toelichten: Je kunt de habitat en niche van de
belangrijkste soortgroepen (vis, macrofauna, waterplanten, fyto- en zoöplankton)
toelichten.
4. Beïnvloeding van soortgroepen analyseren: Je kunt analyseren hoe de belangrijkste
soortgroepen elkaar beïnvloeden.
5. Veranderingen in ecosystemen en ecosysteemdiensten beschrijven: Je kunt
toelichten hoe aquatische ecosystemen kunnen veranderen door fysische, chemische
en biologische processen en de gevolgen hiervan voor de levering van
ecosysteemdiensten beschrijven.
6. Geschiktheid van waterlichaam bepalen: Je kunt de geschiktheid van een
waterlichaam voor de belangrijkste soortgroepen bepalen op basis van hun
voorkeuren en de kenmerken van het water.
7. Voorspellen van veranderingen in waterconditie: Je kunt voorspellen hoe
veranderingen in biologische processen de chemische en fysische toestand van water
kunnen veranderen.
FYSISCH
1. Introductie in Aquatische Ecologie
Aquatische ecologie bestudeert de interactie tussen organismen en hun waterige omgeving.
Het vakgebied is van cruciaal belang omdat vrijwel al het leven op aarde afhankelijk is van
zoet water.
1.1 Water op Aarde
Oppervlaktebedekking: Ongeveer 70% van het aardoppervlak is bedekt met water
(wat neerkomt op 1.386.000 miljard km³).
Verdeling:
o 97% is zeewater.
o 3% is zoet water.
o Slechts 1% van al het water op aarde is zoet oppervlaktewater (10,7 miljoen
km³). Van dit zoete water is 77% bevroren (ijs/gletsjers), 22% grondwater, en
slechts 1% bevindt zich in meren, rivieren en beken.
,1.2 Water – Het Universele Oplosmiddel
Water heeft de unieke eigenschap dat het veel stoffen kan oplossen:
Polar Molecules en Gassen: Water kan andere polaire moleculen en gassen
oplossen.
o Vaste stoffen: Zouten zoals NaCl.
o Vloeistoffen: Ethanol (C₂H₆O).
o Gassen: O₂, CO₂, CH₄.
Niet-polaire Moleculen: Water kan geen niet-polaire moleculen oplossen, zoals
koolwaterstoffen (motoroliën, benzine, diesel), glas (SiO₂) en plastics (lange ketens
van H, O, en C).
1.3 Belangrijke Fysische Eigenschappen voor Aquatische Ecosystemen
Het functioneren van een aquatisch ecosysteem wordt beïnvloed door diverse fysische
eigenschappen:
Licht: Intensiteit en spectrum.
Temperatuur: Cruciaal voor biologische processen en waterlagen.
Stroming / golfslag: Beïnvloedt sedimenttransport en habitat.
Zuurstof: Opgelost zuurstof is essentieel voor aquatisch leven.
Bodemkwaliteit: Beïnvloedt de nutriëntenhuishouding en habitat.
Andere nutriëntenhuishouding: De aanwezigheid en verdeling van voedingsstoffen.
Andere stoffen: Zoutgehalte, alkaliteit en macro-ionen.
Vorm, grootte en inrichting van waterlichaam.
Chemische en fysische samenstelling van moedermateriaal. Al deze factoren samen
bepalen de watertemperatuur, diepte van de springlaag, hoe en wanneer het meer
mengt, sedimentatie, resuspensie, verdeling van nutriënten, en uiteindelijk welke
organismen waar kunnen leven.
2. De Kaderrichtlijn Water (KRW)
De KRW is een Europese richtlijn (wet 2000/60/EG) die in 2000 van kracht is geworden en
verschillende Europese wetten en richtlijnen samenvoegt.
2.1 Doelen van de KRW
Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van ecosystemen.
Verminderen/stoppen van lozingen en verontreinigingen van grondwater.
Voorkomen van droogte en overstromingen.
Duurzaam gebruik van water. Het hoofddoel is het bereiken van een "goede
toestand" van water in cycli van 6 jaar. De ijkpunten hiervoor waren 2015, 2021, en
de volgende is 2027. Daarna volgt een herziening van de KRW.
2.2 Huidige Status en Kritiek in Nederland
, De waterkwaliteit in Nederland is zorgwekkend; slechts ongeveer 1% van het
oppervlaktewater heeft het label 'goed' volgens de KRW-normen van 2019.
Vergeleken met andere Europese landen scoort Nederland zeer laag op het
percentage waterlichamen met een goede status (zie staafdiagram, Nederland
onderaan).
Er is veel kritiek op de KRW-implementatie in Nederland, en het behalen van de
doelen in 2027 wordt als nauwelijks haalbaar beschouwd, met mogelijke enorme
boetes als gevolg. Sommige experts stellen zelfs dat de waterkwaliteitscrisis groter is
dan de stikstofcrisis.
Een zorgpunt is ook de vervuiling die Nederland binnenstroomt vanuit andere
landen, wat de Kamer vindt dat de regering hier rekening mee moet houden.
2.3 Rollen en Verantwoordelijkheden
Europa: Stelt de richtlijnen op.
Minister van Infrastructuur en Waterstaat: Eindverantwoordelijk voor de
implementatie van de KRW in Nederland en rapporteert aan de EU.
Rijkswaterstaat en Waterschappen: Verantwoordelijk voor het monitoren en
beoordelen van oppervlaktewater en rapporteren deze gegevens aan het ministerie.
Stroomgebiedbeheerplan (SGBP): Elke 6 jaar wordt een SGBP opgesteld, waarin de
toestand van waterlichamen wordt gerapporteerd en maatregelen om de
waterkwaliteit te verbeteren worden gespecificeerd. Deze plannen worden
internationaal afgestemd.
2.4 Kwaliteitsbeoordeling van Waterlichamen
De "goede toestand" van water wordt bepaald door zowel chemische als ecologische
kwaliteit:
Chemische kwaliteit: Wordt beoordeeld op basis van 33 stoffen; voldoet of voldoet
niet aan de minimumeisen.
Ecologische kwaliteit: Wordt beoordeeld op een schaal van 'slecht' tot 'zeer goed' en
omvat:
o Biologie: Vissen, macrofauna, waterplanten, algen.
o Fysisch-chemische parameters: 8 parameters.
o Overig relevant: +/- 100 stoffen.
o Hydromorfologie.
o Het laagste beoordeelde onderdeel is bepalend voor de algehele status van
het waterlichaam (het 'minimumprincipe').
3. Waterverbruik en Tekorten
Drinkwatergebruik huishoudens: Het gemiddelde dagelijkse drinkwaterverbruik per
persoon in Nederlandse huishoudens is afgenomen van 137,1 liter in 1995 naar 119,2
liter in 2016.
Productie drinkwater: De grootste bronnen zijn grondwater (inclusief
oevergrondwater) en oppervlaktewater.
Neerslagtekort in Nederland: