Voorblad
Afrondingsassessment DTM 8
Jouw verhouden tot de kern van ons vak
0
,Inhoud
1 Deel 1: Stellingen.................................................................................................................................2
1.1 Stelling bol: Vakinhoudelijk bekwaam..........................................................................................2
1.2 Stelling bol: Vakdidactisch bekwaam............................................................................................2
1.3 Stelling bol: Pedagogische bekwaam............................................................................................3
1.4 Overkoepelende stelling...............................................................................................................3
2 Deel 2: Reflectie (blik naar binnen)......................................................................................................5
2.1 Terugblik op de ontwikkeling in de gelopen stages......................................................................5
2.2 Inzicht in kwaliteiten en affiniteit met de verschillende werkvelden............................................7
2.3 Welke vakcollega ben je nu en over 5 jaar....................................................................................8
3 Deel 3: Casus (blik naar buiten).........................................................................................................10
3.1 Actuele ontwikkelingen in het onderwijs in het algemeen.........................................................10
3.2 Actuele ontwikkelingen in het bewegingsonderwijs...................................................................11
3.3 Vergelijking met andere sectoren binnen het onderwijs............................................................12
3.4 Welke rol(len) en verantwoordelijkheden wil ik nemen.............................................................13
4 Literatuurlijst.....................................................................................................................................15
1
, 1 Deel 1: Stellingen
1.1 Stelling bol: Vakinhoudelijk bekwaam
Vakinhoudelijk bekwaam zijn is de kern van effectief lesgeven en het bieden voor
een solide basis, zodat kinderen meervoudig deelnamebekwaam kunnen worden.
Ik vind dat vakinhoudelijk bekwaam zijn de kern is van effectief lesgeven en het bieden van een
solide basis, zodat kinderen meervoudig deelnamebekwaam kunnen worden. Vakinhoudelijk
bekwaam zijn wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ‘staat boven’ de
leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren (Wij-
leren.nl, 2018). De leraar lichamelijke opvoeding is vakinhoudelijk bekwaam als hij de inhoud van zijn
vakgebied beheerst. Hij kan zijn leerlingen (1) beter leren bewegen en sporten, (2) leren samen te
bewegen, (3) leren bewegen te regelen en (4) leren óver bewegen. Hij heeft daarbij aandacht voor de
persoonlijke beweeginteresses en richt zich op het realiseren van een actieve en gezonde leefstijl
(KVLO, z.d.).
Kinderen van 4 tot 11 jaar spelen minder vaak en minder lang buiten (Dellas et al., 2018). De school
kan ervoor zorgen dat alle kinderen een breed en wendbaar bewegingsrepertoire kunnen opbouwen,
dat ze overal kunnen toepassen en verder kunnen uitbouwen en daarmee het plezier in bewegen
niet kwijtraken. Hiermee kan de school een solide basis bieden. De basisschooltijd is een gevoelige
periode voor het aanleren van een breed repertoire aan (basis) bewegings- en spelvaardigheden. Het
‘goed uit de voeten kunnen’ vraagt niet alleen om een brede bewegingsbekwaamheid, maar ook om
een - aan de situatie gebonden - sociale bekwaamheid. Bewegen doe je zelden alleen; je speelt
samen, je hebt elkaar nodig. Dit vraagt om regels, om afstemming, om leren rekening te houden met
elkaar, om wederzijdse hulpverlening als iets niet lukt. Het vraagt ook om inzicht in het (eigen)
bewegingsproces en de bewegingssituatie. Kinderen moeten zicht krijgen op waarom iets wel of niet
lukt en leren om zelf de bewegingssituatie aan te passen of het anders aan te pakken. De
meervoudige deelnamebekwaamheid moet verbeterd worden.
In de school is het mogelijk het leerproces te volgen en tot een gestructureerde en leeftijdsgebonden
opbouw van het brede aanbod aan bewegingsthema’s te komen. Daarbij is het van essentieel belang
dat jongeren plezier hebben in de lessen bewegingsonderwijs, omdat dit in hoge mate bepalend is
voor hun buitenschoolse en latere sportdeelname. Dit vraagt om uitdagende activiteiten en om
bewegingsonderwijs op maat met activiteiten die goed passen in de belevingswereld van kinderen
(Mooij & Zandstra, 2003). Dit vraagt dus om een vakinhoudelijk bekwame bewegingsonderwijzer die
met zijn kennis en kunde effectief kan lesgeven.
1.2 Stelling bol: Vakdidactisch bekwaam
Je bent pas een goede bewegingsonderwijzer als je op een vakdidactische
manier de vakinhoud leerbaar kan maken voor alle leerlingen.
Op een vakdidactische manier de vakinhoud leerbaar kunnen maken voor alle leerlingen is nodig om
een bewegingsonderwijzer te zijn, maar daarnaast zijn ook andere kwaliteiten nodig om een goede
bewegingsonderwijzer te zijn. Ik denk dat dit namelijk maar één van de kenmerken van een goede
bewegingsonderwijzer is. Het leerbaar maken van de vakinhoud houdt in dat de inhoud van het
vakwerkplan wordt vertaald in de leerlijnen en bewegingsthema’s. Daarbij is het belangrijk dat een
duidelijke relatie is tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van de leerlingen, de
2
Afrondingsassessment DTM 8
Jouw verhouden tot de kern van ons vak
0
,Inhoud
1 Deel 1: Stellingen.................................................................................................................................2
1.1 Stelling bol: Vakinhoudelijk bekwaam..........................................................................................2
1.2 Stelling bol: Vakdidactisch bekwaam............................................................................................2
1.3 Stelling bol: Pedagogische bekwaam............................................................................................3
1.4 Overkoepelende stelling...............................................................................................................3
2 Deel 2: Reflectie (blik naar binnen)......................................................................................................5
2.1 Terugblik op de ontwikkeling in de gelopen stages......................................................................5
2.2 Inzicht in kwaliteiten en affiniteit met de verschillende werkvelden............................................7
2.3 Welke vakcollega ben je nu en over 5 jaar....................................................................................8
3 Deel 3: Casus (blik naar buiten).........................................................................................................10
3.1 Actuele ontwikkelingen in het onderwijs in het algemeen.........................................................10
3.2 Actuele ontwikkelingen in het bewegingsonderwijs...................................................................11
3.3 Vergelijking met andere sectoren binnen het onderwijs............................................................12
3.4 Welke rol(len) en verantwoordelijkheden wil ik nemen.............................................................13
4 Literatuurlijst.....................................................................................................................................15
1
, 1 Deel 1: Stellingen
1.1 Stelling bol: Vakinhoudelijk bekwaam
Vakinhoudelijk bekwaam zijn is de kern van effectief lesgeven en het bieden voor
een solide basis, zodat kinderen meervoudig deelnamebekwaam kunnen worden.
Ik vind dat vakinhoudelijk bekwaam zijn de kern is van effectief lesgeven en het bieden van een
solide basis, zodat kinderen meervoudig deelnamebekwaam kunnen worden. Vakinhoudelijk
bekwaam zijn wil zeggen dat de leraar de inhoud van zijn onderwijs beheerst. Hij ‘staat boven’ de
leerstof en kan die zo samenstellen, kiezen en/of bewerken dat zijn leerlingen die kunnen leren (Wij-
leren.nl, 2018). De leraar lichamelijke opvoeding is vakinhoudelijk bekwaam als hij de inhoud van zijn
vakgebied beheerst. Hij kan zijn leerlingen (1) beter leren bewegen en sporten, (2) leren samen te
bewegen, (3) leren bewegen te regelen en (4) leren óver bewegen. Hij heeft daarbij aandacht voor de
persoonlijke beweeginteresses en richt zich op het realiseren van een actieve en gezonde leefstijl
(KVLO, z.d.).
Kinderen van 4 tot 11 jaar spelen minder vaak en minder lang buiten (Dellas et al., 2018). De school
kan ervoor zorgen dat alle kinderen een breed en wendbaar bewegingsrepertoire kunnen opbouwen,
dat ze overal kunnen toepassen en verder kunnen uitbouwen en daarmee het plezier in bewegen
niet kwijtraken. Hiermee kan de school een solide basis bieden. De basisschooltijd is een gevoelige
periode voor het aanleren van een breed repertoire aan (basis) bewegings- en spelvaardigheden. Het
‘goed uit de voeten kunnen’ vraagt niet alleen om een brede bewegingsbekwaamheid, maar ook om
een - aan de situatie gebonden - sociale bekwaamheid. Bewegen doe je zelden alleen; je speelt
samen, je hebt elkaar nodig. Dit vraagt om regels, om afstemming, om leren rekening te houden met
elkaar, om wederzijdse hulpverlening als iets niet lukt. Het vraagt ook om inzicht in het (eigen)
bewegingsproces en de bewegingssituatie. Kinderen moeten zicht krijgen op waarom iets wel of niet
lukt en leren om zelf de bewegingssituatie aan te passen of het anders aan te pakken. De
meervoudige deelnamebekwaamheid moet verbeterd worden.
In de school is het mogelijk het leerproces te volgen en tot een gestructureerde en leeftijdsgebonden
opbouw van het brede aanbod aan bewegingsthema’s te komen. Daarbij is het van essentieel belang
dat jongeren plezier hebben in de lessen bewegingsonderwijs, omdat dit in hoge mate bepalend is
voor hun buitenschoolse en latere sportdeelname. Dit vraagt om uitdagende activiteiten en om
bewegingsonderwijs op maat met activiteiten die goed passen in de belevingswereld van kinderen
(Mooij & Zandstra, 2003). Dit vraagt dus om een vakinhoudelijk bekwame bewegingsonderwijzer die
met zijn kennis en kunde effectief kan lesgeven.
1.2 Stelling bol: Vakdidactisch bekwaam
Je bent pas een goede bewegingsonderwijzer als je op een vakdidactische
manier de vakinhoud leerbaar kan maken voor alle leerlingen.
Op een vakdidactische manier de vakinhoud leerbaar kunnen maken voor alle leerlingen is nodig om
een bewegingsonderwijzer te zijn, maar daarnaast zijn ook andere kwaliteiten nodig om een goede
bewegingsonderwijzer te zijn. Ik denk dat dit namelijk maar één van de kenmerken van een goede
bewegingsonderwijzer is. Het leerbaar maken van de vakinhoud houdt in dat de inhoud van het
vakwerkplan wordt vertaald in de leerlijnen en bewegingsthema’s. Daarbij is het belangrijk dat een
duidelijke relatie is tussen de leerdoelen, het niveau en de kenmerken van de leerlingen, de
2