Samenvatting
Juni 2025
Inhoudsopgave
College 1 – 29 april 2025 – leereenheid 1-3 .............................................................................................2
Leereenheid 1 - Goederenrecht en goederen.........................................................................................2
Leereenheid 2 - Bezit, registers en eigendom ........................................................................................3
Leereenheid 3 - Verkrijging van goederen ..............................................................................................5
College 2 – 20 mei 2025 – leereenheid 4-6............................................................................................. 14
Leereenheid 4 - overdracht ....................................................................................................................... 14
Leereenheid 5 - bijzonderheden bij overdracht .................................................................................. 22
Leereenheid 6 - beperkte rechten ........................................................................................................... 29
College 3 – 10 juni 2025 – leereenheid 7-10 ......................................................................................... 30
Leereenheid 7 - Zekerheid voor krediet, hypotheek .......................................................................... 30
Leereenheid 8 - Pandrecht ........................................................................................................................ 31
Leereenheid 9 - Eigendomsvoorbehoud ............................................................................................... 38
Leereenheid 10 - Verhaal op goederen ................................................................................................. 40
, College 1 – 29 april 2025 – leereenheid 1-3
Rechten op goederen
Leereenheid 1 - Goederenrecht en goederen
Het vermogensrecht bestaat uit:
1. Het verbintenissenrecht
Dit iet op de rechtsverhouding tussen personen onderling. Vorderingsrechten die uit een
verbintenis voortvloeien gelden slechts tegen één of enkele personen en zijn daarom RELATIEF
2. Het goederenrecht
Heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed. Het recht op dit
goed is ABSOLUUT: eenieder moet het respecteren.
Dit vak gaat over dat tweede, het goederenrecht.
BW boek 3: vermogensrecht in het algemeen
BW boek 5: zakelijke rechten (rechten die enkel betrekking hebben op zaken, niet op alle
goederen)
Niet alle goederen zijn zaken, maar alle zaken zijn wel goederen.
Art. 3:1 BW: definitie goederen: zaken + vermogensrechten
Indien iemand een goed bezit, spreken we van een eigenaar.
Art. 3:6 BW: definitie vermogensrechten: rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een
ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk
voordeel, zijn vermogensrechten.
Indien iemand een vermogensrecht bezit, spreken we van een rechthebbende.
Dus, vermogensrechten zijn, rechten die:
- Afzonderlijk overdraagbaar zijn;
- Tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn;
- Er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen;
- Verkregen zijn in ruil voor verstrekt stoffelijk voordeel;
- Verkregen zijn in ruil voor in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Kortgezegd; rechten die enige economische waarde vertegenwoordigt.
1. Alle beperkte rechten (zoals pandrecht, hypotheekrecht, vruchtgebruik,
erfdienstbaarheden, erfpacht en opstalrecht. Ook: een eigendomsrecht. Het recht op
een zaak is een vermogensrecht, geen zaak.)
2. Rechten op prestaties (doen of nalaten)
2
, a. Vorderingen op naam = meest ‘gewone’ vordering (o.g.v. koopovereenkomst,
geldlening, onverschuldigde betaling, etc.)
b. Order- en toondervorderingen: hier is altijd een papier (veelal een akte): dat nodig
is ook om het te leveren. Voorbeelden: de wissel. Het orderbriefje, cheque, kwitantie
aan toonder, obligatie cognossement, ceel, aandelen in een N.V. die aan toonder zijn
gesteld.
3. Rechten op ideeën (zoals octrooirechten en auteursrechten)
4. Aandelen in rechtspersonen
5. Lidmaatschapsrechten, concessies, veel vergunningen
Goodwill is geen vermogensrecht.
Art. 3:2 BW definitie zaken: zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke
objecten.
Wat niet: de lucht, water in een rivier.
Wat wel: water in een flesje.
Het belang is gelegen in het eigendomsrecht; Art. 5:1 BW eigendom is het meest omvattende
recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Het meest omvattende recht betekent dat je
alle mogelijke rechten hebt. Nadere specificatie is niet nodig. Eigendom ziet enkel op zaken. De
eigenaar van een vermogensrecht noemen we de ‘rechthebbende’.
Leereenheid 2 - Bezit, registers en eigendom
Titel 3:5 BW ziet op bezit en houderschap.
Eigendom ziet enkel op de juridische verhouding tussen een persoon en een zaak. Bijvoorbeeld
het zijn van een eigenaar van een laptop (roerende zaak) of een huis (onroerende zaak).
Bij bezit en houderschap staan de zichtbare feitelijke aspecten (machtsuitoefening) en de
onzichtbare juridische aspecten centraal van de verhouding tussen een persoon en een goed.
In theorie kan het dus ook vermogensrechten betreffen, maar in de praktijk speelt dat een
minder grote rol. Daarom hebben we het vooral over zaken.
Feitelijk aspect: de macht die een persoon over een zaak uitoefent. Bijvoorbeeld wanneer je
rijdt in een auto. Dit zegt nog niks over de juridische verhouding tussen de persoon en de zaak.
Ook hoef je niet per se de zaak letterlijk in handen te hebben. Er is ook sprake van feitelijke
machtsuitoefening wanneer de auto in je garage staat.
Bezit en houderschap gaan over de feitelijke verhouding tussen een persoon en een zaak; de
machtsuitoefening van personen over zaken.
Een eigenaar die macht uitoefent over een zaak, houdt de zaak voor zichzelf en heeft volgens
art. 3:107 lid1 BW dus ook het bezit van de zaak.
3
, Als een eigenaar de zaak niet feitelijk in zijn macht heeft, betekent dat niet dat hij geen eigenaar
meer is. Bijvoorbeeld; je parkeert je auto en maakt een wandeling. Je oefent nog steeds macht
uit over de auto want je hebt bijvoorbeeld de sleutels in je zak. Je bent nog steeds eigenaar en
bezitter van de auto. De feitelijke macht kan je uit handen geven. Bijvoorbeeld aan een vriend
of een garage. Zij zijn dan houder van de auto voor jou.
Houden is het feitelijk uitoefenen van macht over een zaak. Dit is een vrij algemeen begrip. Het
kan twee vormen hebben; houden voor zichzelf: bezit. Zie art. 3:107 lid 1 BW: “Bezit is het
houden van een goed voor zichzelf”. Bezit straalt uit dat je de rechthebbende van de zaak bent
en dat blijkt ook uit jouw handelingen met betrekking tot die zaak.
Bezitter kan rechthebbende zijn, kan ook de niet-rechthebbende zijn. Het gaat over de feitelijke
machtsuitoefening en de intentie (zichzelf) niet over de juridische kant. Het gaat om de
uitstraling. Een fietsendief is niet de eigenaar, wel de bezitter van de gestolen fiets. Hij gedraagt
zich als rechthebbende, ook al is hij dat niet.
Het houden van een goed voor een ander. Dit is houden in enge zin, houderschap. Dit is een
beperkter begrip. Hier ontbreekt de uitstraling dat je rechthebbende van het goed bent. Deze
houder weet dat hij niet-rechthebbende is en pretendeert dat ook niet te zijn. Een houder erkent
het recht van de rechthebbende. Bijvoorbeeld wanneer je een auto huurt. Je wordt houder van
de auto voor een ander. Wanneer er een dergelijke overeenkomst is, zoals ook bij het huren van
een woning, is er sprake van houderschap.
Of iemand bezitter of houder is, is niet altijd te zien. Dit wordt bepaald door de maatstaf uit art.
3:108 BW: “Of iemand een goed houdt en of hij dit voor zichzelf of voor een ander houdt, wordt
naar verkeersopvatting beoordeeld, met inachtneming van de navolgende regels en overigens
op grond van uiterlijke feiten.” (nadruk toegevoegd).
Bijvoorbeeld, als je Jan op een normale stadsfiets ziet rijden, mag je aannemen dat Jan de
bezitter is van de fiets. Als je Jan echter op een OV-fiets ziet rijden, mag je aannemen dat Jan
de fiets heeft gehuurd en er dus houder van is. Als Jan van plan is om de fiets te stelen, dan ligt
dat weer anders. De uitstraling is niet altijd wat het lijkt maar meestal wel.
Soms ontstaat er een geschil over wie de rechthebbende van een zaak is. Als iemand dit niet
kan aantonen dan biedt de wet een oplossing middels het wettelijk vermoeden. Dit is
neergelegd in art. 3:109 BW: “Wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden”.
Bij een dergelijk geschil wordt dus vermoedt dat degene die de zaak onder zich heeft, de
bezitter te zijn. Degene die geen bezitter is, maar wel beweert de rechthebbende te zijn, moet
dit kunnen bewijzen en dus het wettelijk vermoeden kunnen weerleggen. Dit speelde bij HR
Texaira de Mattos.
4