Inhoud
Embryogenese & anatomie....................................................................................................................1
Inleiding hartritme..................................................................................................................................3
Stolling....................................................................................................................................................6
Elektrolyten............................................................................................................................................9
Temperatuurregulatie en afweer.........................................................................................................13
Tractus digestivus.................................................................................................................................17
Pathologie tractus digestivus................................................................................................................19
Urogenitaal stelsel................................................................................................................................22
Problematiek van de urinewegen.........................................................................................................24
Circulatiestoornissen............................................................................................................................26
Shock....................................................................................................................................................31
Circulatie
Embryogenese & anatomie
De embryogenese van het cardiovasculaire stelsel beschrijven.
De eerste maand
Een embryo ontstaat na de bevruchting. In de eerste drie weken wordt een drielagig kiemblad
gevormd bestaande uit endoderm, mesoderm en ectoderm. De hartspiercellen worden gevorm door
het mesoderm. Het hart begint met vormen rond de 16 e dag, met een enkele buis. Na 6 tot 8 weken
heeft het hart zijn uiteindelijke vorm en zijn er kleppen aanwezig. Dit primitieve hart begint al op dag
24 te kloppen en foetale harttonen zijn na 10 tot 12 weken hoorbaar.
De tweede maand
In deze periode ontwikkelen zich de endocardkussens, die de ventrikels van elkaar scheiden. Ook het
septum ontwikkelt wat de atria van elkaar scheid. Hierbij is het normaal dat er een opening blijft, het
foramen ovale. Na 5 weken stroomt er bloed door het hart.
De foetale circulatie en de transitie na de geboorte beschrijven.
Bij de foetale circulatie zijn de longen nog niet functioneel en ontplooid. Door een hoge
vaatweerstand stroomt hier nauwelijks bloed naar toe. Bij de foetus stroomt het bloed direct van het
rechteratrium naar de linkeratrium via het foramen ovale.
Na de geboorte ontplooien de longen zich, waardoor de vaatweerstand van de longen sterk daalt.
Door deze verandering in druk gaan het foramen ovala en de ductus arteriosus sluiten, deze zijn niet
meer nodig.
1
,De anatomie van het hart met daarin de atria en ventrikels, de spierlagen, de kleppen en de
coronaire circulatie beschrijven.
Het hart bestaat uit vier compartimenten: rechter en linker atrium, rechter en linker ventrikel.
Het zuurstofarme bloed wordt aangevoerd vanuit de vena cava inferior (rest lichaam) en vena cava
superior (hoofd) in het rechteratrium. Het bloed stroomt vervolgens via de tricuspidaalklep naar het
rechterventrikel. Het rechterventrikel pompt het bloed via de pulmonaalklep de longcirculatie in.
Het linkeratrium ontvangt het zuurstofrijke bloed via de pulmonaalvenen.
Vanuit het linkeratrium stroomt het bloed via de mitralisklep naar het linkerventrikel. Het
linkerventrikel pompt het bloed via de aortaklep de aorta in; de systeemcirculatie.
Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen): Tricuspidaalklep en Mitralisklep
- AV-kleppen voorkomen de terugstroom van bloed van het ventrikel naar het atrium
- de tricuspidaalklep is 3-slippig (tricus-) en de mitralisklep is 2-slippig (bicus-)
- de chordae tendinae en de papillairspieren spelen een belangrijke rol in het functioneren van de
AV-kleppen
Halvemaanvormige kleppen: Pulmonaalklep en Aortaklep
- beide kleppen zijn 3-slippig
- deze kleppen worden niet door spieren ondersteund zoals de AV-kleppen
De reden dat deze kleppen niet door spieren worden ondersteund is omdat;
- de arteriewanden zich niet samentrekken.
- de stabiele ligging van de kleppen ten opzichte van elkaar.
De ventrikels zien er door hun verschil in functie ook anders uit.
Het rechterventrikel heeft een dunne
wand; het bloed wordt tegen het
linkerventrikel geperst en daarna via de
pulmonaalklep de longcirculatie in. Het
bloed wordt zo op efficiënte wijze
verplaatst met minimale inspanning.
Het linkerventrikel heeft een dikke,
sterke en gespierde wand omdat het
bloed de systeemcirculatie in moet
worden gepompt. Het rondpompen in
de systeemcirculatie kost 6-7 maal meer
kracht als
rondpompen in de longcirculatie.
De coronaire circulatie voert bloed aan
naar het spierweefsel van het hart.
Tijdens inspanning stijgt de
zuurstofbehoefte van het hart fors, de
bloedstroom kan dan wel 9x zo hoog
worden als in rust.
2
,De linker en rechter kransslagader (LCA/LM en RCA) ontspringen bij de aortasinussen aan de basis
van de aortaklep
De fysiologie van het hart met de grote en kleine circulatie van het lichaam beschrijven.
Kleine circulatie
De kleine circulatie, de longcirculatie, brengt zuurstofarm bloed vanuit het lichaam naar de longen en
zuurstofrijk bloed van de longen terug naar het hart.
Grote circulatie
De grote circulatie, de systeem- of lichaamscirculatie, brengt zuurstofrijk bloed van het hart naar het
lichaam en vitale organen en zuurstofarm bloed terug naar het hart. Het bloed wordt in de aorta
ascendens gepompt en daarna via de aorta descendens naar de rest van het lichaam.
Voorwaarden voor een optimale pompfunctie:
- Geen beschadigingen myocard
- Coronairvaten zonder afwijkingen
- Goed functionerende hartkleppen
- Regelmatige prikkelvorming vanuit sinusknoop
- Ongehinderde prikkelgeleiding
Inleiding hartritme
De anatomie en fysiologie van het geleidingssysteem beschrijven
Een elektrische signaal verloopt de volgende route:
- Sinusknoop, initieert het actiepotentiaal, hiermee wordt
eerst het rechter en daarna het linker atria geactiveerd
- AV-Knoop, het signaal gaat zo van de atria richting de ventrikels
- Bundel van His en de beide bundeltakken geleiden het signaal naar de linker en rechter
ventrikels. Hierbij wordt het signaal vertraagd, door de vertraging hebben de atria de tijd om
samen te trekken.
- Purkinjevezels zijn eigenlijk de uiteinden van de bundeltakken. Zij geven het signaal door aan
het myocard.
De driehoek van Einthoven beschrijven
Als je een ECG bekijkt zie je 12 afleidingen, dit is bedacht door einthoven. Iedere afleiding heeft een
naam en vertegenwoordig een bepaalt deel van de hartspier. Er zijn 6 extremiteitsafleidingen en 6
borstafleidingen. Met er worden maar 10 elektrodes gebruikt. Voor de borstafleidingen geld dat deze
wordt weergegeven door ieder zijn eigen elektrode (V1 – V6). Maar bij de extremiteitsafleidingen zit
dat anders. Het ECG apparaat maakt uit 4 elektrodes, 6 afleidingen. Dit komt omdat het ECG
apparaat de gemiddelde spanning meet tussen 2 referentiepunten.
3
, Afleiding I: linkerarm versus rechterarm
Afleiding II: linkerbeen versus rechterarm
Afleiding III: linkerarm versus linkerbeen
Bij de afleidingen AVR, AVL en AVF wordt de spanning die
gemeten wordt in de linkerarm, linkerbeen en rechterarm
gebundeld tot een referentiepunt. Hierna meet het ECG het
spanningsverschil tussen:
AVR: rechterarm en referentiepunt
AVL: linkerarm en referentiepunt
AVF: linkerbeen en referentiepunt
De elektrode op het rechterbeen is nog niet
genoemd. Deze heeft als functie het ECG storingsvrij
en stabiel te maken.
Het actiepotentiaal beschrijven
Een hartspiercel wordt ook wel een cardiomyocyt
genoemd. De binnenkant van de cel is in rust negatief
geladen ten opzichte van de buitenkant. Door een
prikkel (stimulans) gaat de hartcel depolariseren. Bij
depolarisatie wordt door wisselingen van ionen (door
het elektrolyten lek) de hartcel binnenkant positief
geladen. Hierbij maakt de hartcel zelf ook een
elektrisch signaal, de actiepotentiaal.
Een actiepotentiaal is de spanningsverandering die
optreed ter hoogte van de membraan van een
hartspiercel wanneer deze voldoende geprikkeld
wordt. Deze prikkel kan elektrisch, mechanisch,
thermisch of chemisch zijn.
Fase 4: Rustfase, membraanpotentiaal -90 mV
Fase 0: depolarisatie, natrium influx, membraanpotentiaal +20 mV
Fase 1: initiële snelle repolarisatie (elektrisch herstel), kalium efflux, membraanpotentiaal 0
mV
Fase 2 plateaufase: kalium efflux, calcium influx, membraanpotentiaal 0 mV
Fase 3 repolarisatie: kalium efflux overschrijd de calcium influx. membraanpotentiaal - 90 mV
De deflecties benoemen, te weten p-top, QRS-complex, T-top, afwijkingen ST-segment
Eén slag bestaat uit
- P-top: depolarisatie van de atria. Vorm: golf. Normaalwaarde: max 0,12 s
- PQ tijd is vertraging bij AV knoop. Vorm: rechte basislijn. Normaalwaarde 0,12-2 s
- QRS-complex: depolarisatie ventrikels. Normaalwaarde < 0,12 s
- ST- segment: geen verschil meer in lading tussen de verschillende gebieden. Dit ziet er uit als
een vlak stuk basislijn. Dit noemen we iso-elektrische lijn.
o Elevatie: als spanning meer dan 1 mm boven de iso elektrische lijn zit
Vroegteken van myocardinfarcering
o Depressie: als de spanning meer dan 1 mm onder de iso elektrische lijn zit
4
Embryogenese & anatomie....................................................................................................................1
Inleiding hartritme..................................................................................................................................3
Stolling....................................................................................................................................................6
Elektrolyten............................................................................................................................................9
Temperatuurregulatie en afweer.........................................................................................................13
Tractus digestivus.................................................................................................................................17
Pathologie tractus digestivus................................................................................................................19
Urogenitaal stelsel................................................................................................................................22
Problematiek van de urinewegen.........................................................................................................24
Circulatiestoornissen............................................................................................................................26
Shock....................................................................................................................................................31
Circulatie
Embryogenese & anatomie
De embryogenese van het cardiovasculaire stelsel beschrijven.
De eerste maand
Een embryo ontstaat na de bevruchting. In de eerste drie weken wordt een drielagig kiemblad
gevormd bestaande uit endoderm, mesoderm en ectoderm. De hartspiercellen worden gevorm door
het mesoderm. Het hart begint met vormen rond de 16 e dag, met een enkele buis. Na 6 tot 8 weken
heeft het hart zijn uiteindelijke vorm en zijn er kleppen aanwezig. Dit primitieve hart begint al op dag
24 te kloppen en foetale harttonen zijn na 10 tot 12 weken hoorbaar.
De tweede maand
In deze periode ontwikkelen zich de endocardkussens, die de ventrikels van elkaar scheiden. Ook het
septum ontwikkelt wat de atria van elkaar scheid. Hierbij is het normaal dat er een opening blijft, het
foramen ovale. Na 5 weken stroomt er bloed door het hart.
De foetale circulatie en de transitie na de geboorte beschrijven.
Bij de foetale circulatie zijn de longen nog niet functioneel en ontplooid. Door een hoge
vaatweerstand stroomt hier nauwelijks bloed naar toe. Bij de foetus stroomt het bloed direct van het
rechteratrium naar de linkeratrium via het foramen ovale.
Na de geboorte ontplooien de longen zich, waardoor de vaatweerstand van de longen sterk daalt.
Door deze verandering in druk gaan het foramen ovala en de ductus arteriosus sluiten, deze zijn niet
meer nodig.
1
,De anatomie van het hart met daarin de atria en ventrikels, de spierlagen, de kleppen en de
coronaire circulatie beschrijven.
Het hart bestaat uit vier compartimenten: rechter en linker atrium, rechter en linker ventrikel.
Het zuurstofarme bloed wordt aangevoerd vanuit de vena cava inferior (rest lichaam) en vena cava
superior (hoofd) in het rechteratrium. Het bloed stroomt vervolgens via de tricuspidaalklep naar het
rechterventrikel. Het rechterventrikel pompt het bloed via de pulmonaalklep de longcirculatie in.
Het linkeratrium ontvangt het zuurstofrijke bloed via de pulmonaalvenen.
Vanuit het linkeratrium stroomt het bloed via de mitralisklep naar het linkerventrikel. Het
linkerventrikel pompt het bloed via de aortaklep de aorta in; de systeemcirculatie.
Atrioventriculaire kleppen (AV-kleppen): Tricuspidaalklep en Mitralisklep
- AV-kleppen voorkomen de terugstroom van bloed van het ventrikel naar het atrium
- de tricuspidaalklep is 3-slippig (tricus-) en de mitralisklep is 2-slippig (bicus-)
- de chordae tendinae en de papillairspieren spelen een belangrijke rol in het functioneren van de
AV-kleppen
Halvemaanvormige kleppen: Pulmonaalklep en Aortaklep
- beide kleppen zijn 3-slippig
- deze kleppen worden niet door spieren ondersteund zoals de AV-kleppen
De reden dat deze kleppen niet door spieren worden ondersteund is omdat;
- de arteriewanden zich niet samentrekken.
- de stabiele ligging van de kleppen ten opzichte van elkaar.
De ventrikels zien er door hun verschil in functie ook anders uit.
Het rechterventrikel heeft een dunne
wand; het bloed wordt tegen het
linkerventrikel geperst en daarna via de
pulmonaalklep de longcirculatie in. Het
bloed wordt zo op efficiënte wijze
verplaatst met minimale inspanning.
Het linkerventrikel heeft een dikke,
sterke en gespierde wand omdat het
bloed de systeemcirculatie in moet
worden gepompt. Het rondpompen in
de systeemcirculatie kost 6-7 maal meer
kracht als
rondpompen in de longcirculatie.
De coronaire circulatie voert bloed aan
naar het spierweefsel van het hart.
Tijdens inspanning stijgt de
zuurstofbehoefte van het hart fors, de
bloedstroom kan dan wel 9x zo hoog
worden als in rust.
2
,De linker en rechter kransslagader (LCA/LM en RCA) ontspringen bij de aortasinussen aan de basis
van de aortaklep
De fysiologie van het hart met de grote en kleine circulatie van het lichaam beschrijven.
Kleine circulatie
De kleine circulatie, de longcirculatie, brengt zuurstofarm bloed vanuit het lichaam naar de longen en
zuurstofrijk bloed van de longen terug naar het hart.
Grote circulatie
De grote circulatie, de systeem- of lichaamscirculatie, brengt zuurstofrijk bloed van het hart naar het
lichaam en vitale organen en zuurstofarm bloed terug naar het hart. Het bloed wordt in de aorta
ascendens gepompt en daarna via de aorta descendens naar de rest van het lichaam.
Voorwaarden voor een optimale pompfunctie:
- Geen beschadigingen myocard
- Coronairvaten zonder afwijkingen
- Goed functionerende hartkleppen
- Regelmatige prikkelvorming vanuit sinusknoop
- Ongehinderde prikkelgeleiding
Inleiding hartritme
De anatomie en fysiologie van het geleidingssysteem beschrijven
Een elektrische signaal verloopt de volgende route:
- Sinusknoop, initieert het actiepotentiaal, hiermee wordt
eerst het rechter en daarna het linker atria geactiveerd
- AV-Knoop, het signaal gaat zo van de atria richting de ventrikels
- Bundel van His en de beide bundeltakken geleiden het signaal naar de linker en rechter
ventrikels. Hierbij wordt het signaal vertraagd, door de vertraging hebben de atria de tijd om
samen te trekken.
- Purkinjevezels zijn eigenlijk de uiteinden van de bundeltakken. Zij geven het signaal door aan
het myocard.
De driehoek van Einthoven beschrijven
Als je een ECG bekijkt zie je 12 afleidingen, dit is bedacht door einthoven. Iedere afleiding heeft een
naam en vertegenwoordig een bepaalt deel van de hartspier. Er zijn 6 extremiteitsafleidingen en 6
borstafleidingen. Met er worden maar 10 elektrodes gebruikt. Voor de borstafleidingen geld dat deze
wordt weergegeven door ieder zijn eigen elektrode (V1 – V6). Maar bij de extremiteitsafleidingen zit
dat anders. Het ECG apparaat maakt uit 4 elektrodes, 6 afleidingen. Dit komt omdat het ECG
apparaat de gemiddelde spanning meet tussen 2 referentiepunten.
3
, Afleiding I: linkerarm versus rechterarm
Afleiding II: linkerbeen versus rechterarm
Afleiding III: linkerarm versus linkerbeen
Bij de afleidingen AVR, AVL en AVF wordt de spanning die
gemeten wordt in de linkerarm, linkerbeen en rechterarm
gebundeld tot een referentiepunt. Hierna meet het ECG het
spanningsverschil tussen:
AVR: rechterarm en referentiepunt
AVL: linkerarm en referentiepunt
AVF: linkerbeen en referentiepunt
De elektrode op het rechterbeen is nog niet
genoemd. Deze heeft als functie het ECG storingsvrij
en stabiel te maken.
Het actiepotentiaal beschrijven
Een hartspiercel wordt ook wel een cardiomyocyt
genoemd. De binnenkant van de cel is in rust negatief
geladen ten opzichte van de buitenkant. Door een
prikkel (stimulans) gaat de hartcel depolariseren. Bij
depolarisatie wordt door wisselingen van ionen (door
het elektrolyten lek) de hartcel binnenkant positief
geladen. Hierbij maakt de hartcel zelf ook een
elektrisch signaal, de actiepotentiaal.
Een actiepotentiaal is de spanningsverandering die
optreed ter hoogte van de membraan van een
hartspiercel wanneer deze voldoende geprikkeld
wordt. Deze prikkel kan elektrisch, mechanisch,
thermisch of chemisch zijn.
Fase 4: Rustfase, membraanpotentiaal -90 mV
Fase 0: depolarisatie, natrium influx, membraanpotentiaal +20 mV
Fase 1: initiële snelle repolarisatie (elektrisch herstel), kalium efflux, membraanpotentiaal 0
mV
Fase 2 plateaufase: kalium efflux, calcium influx, membraanpotentiaal 0 mV
Fase 3 repolarisatie: kalium efflux overschrijd de calcium influx. membraanpotentiaal - 90 mV
De deflecties benoemen, te weten p-top, QRS-complex, T-top, afwijkingen ST-segment
Eén slag bestaat uit
- P-top: depolarisatie van de atria. Vorm: golf. Normaalwaarde: max 0,12 s
- PQ tijd is vertraging bij AV knoop. Vorm: rechte basislijn. Normaalwaarde 0,12-2 s
- QRS-complex: depolarisatie ventrikels. Normaalwaarde < 0,12 s
- ST- segment: geen verschil meer in lading tussen de verschillende gebieden. Dit ziet er uit als
een vlak stuk basislijn. Dit noemen we iso-elektrische lijn.
o Elevatie: als spanning meer dan 1 mm boven de iso elektrische lijn zit
Vroegteken van myocardinfarcering
o Depressie: als de spanning meer dan 1 mm onder de iso elektrische lijn zit
4