Hoofdstuk 9
9.1 groepsdynamica
- Groepsdynamica gaat over de manier waarop mensen met elkaar
omgaan in een groep en over de invloeden die het functioneren van
een groep bepalen.
- Het woord dynamiek: ritme, levendigheid, beweging en vaart.
- Ook de krachten en eigenschappen die groei of verandering
stimuleren binnen een structuur noemen we dynamiek.
9.2 groepen in alle soorten en maten
- De omgangsregels, normen en relaties noem je het procesaspect
van een groep.
- Het taakaspect van de groep gaat over de zaken waarmee de
groep bezig is en waarover de leden praten.
- In een primaire groep zitten de mensen uit je directe omgeving.
Gezin en vrienden.
- Met mensen uit een secundaire groep ga je een verbinding aan,
omdat je samen een klus te klaren hebt of omdat je een
gemeenschappelijk doel hebt.
- Bij formele groepen hebben de groepsleden de groep niet zelf
samengesteld, maar is deze gevormd door een organisatie
- Informele groepen ontstaan spontaan Ze zijn niet verplicht,
hebben een sociaal karakter en een dynamische samenstelling.
- Een groep die bestaat uit leden met gelijke kenmerken noem je de
homogene groepen.
- Als de individuele kenmerken nogal verschillen, spreek je van een
heterogene groep.
9.3 lid zijn van een groep
- Elke groep heeft een bepaald doel; taakdoelen en sfeerdoelen.
- Taakdoel: heeft te maken met de taak die je samen te vervullen
hebt.
- Sfeerdoel: je wilt het goed hebben met elkaar en op een fijne
manier met elkaar omgaan of samenwerken.
- Voordelen van een groep: het verschaft je een identiteit, het geeft je
het gevoel ergens bij te horen.
- Nadelen van een groep: je wordt afhankelijk van de groep, je durft
geen eigen keuzes meer te maken of eerlijk voor je mening uit te
komen.
9.4 groepskarakteristieken
- Groepskarakteristieken bepalen het karakter van de groep.
, - Het eigen maken van de gebruiken, gewoonten, normen en
waarden noem je het socialisatieproces.
- Enkele rollen binnen een groep:
1. Actievelingen: de denkers met ideeën en de doeners met initiatief,
vaak leiders.
2. Socialen: De gangmakers, sfeermakers, mediators en clowns. Deze
rollen krijgen veel respect van de groep en kunnen daardoor ook
een leiderschapsfunctie hebben.
3. Meelopers: doen wat er gevraagd wordt.
4. Dwarsligger: gaan overal tegenin.
5. Zondebokken: Groepsleden die deze rol toebedeeld krijgen, zijn
vaak mikpunt van pesterijen of worden ingezet voor de rotklusjes.
- Naast deze karakteristieke rollen, zijn er rollen die meer inzicht
geven in de functie van een persoon:
1. Formele rol: dit is een rol die iemand krijgt toebedeeld of die
onderdeel uitmaakt van iemands functie.
2. Informele rol: deze rollen ontstaan spontaan in de groep.
3. Taakgerichte rol: die mensen richten zich vooral op de
procedures, bewaken de tijd en houden het overzicht.
4. Procesgerichte rol: degene die zorgen voor een goede sfeer
tijdens de samenwerking.
- Een groep die één geheel vormt, waarvan de groepsleden graag bij
elkaar zijn, trouw zijn aan elkaar en zorgzaam en vertrouwelijk met
elkaar omgaan, noem je een groep met een hoge groepscohesie.
9.5 de levensloop van een groep
- Veel onderzoek vanaf 1950
- Veel modellen, zoals de fasen van Tuckman
- Vijffasenmodel van Oomkes
Fases:
- Fase 1: verkennen van de groep: voorzichtig met eerste contacten,
vooral met jezelf bezig: veiligheid in de groep. Houvast zoeken bij
leerkracht.
- Fase 2: strijd om de macht: meer zekerheid voor eigen rol, vorming
van hiërarchie, ongeschreven regels, vaak onbewust, discussies,
kritisch naar elkaar. Professional wordt getest op leiding en
betrouwbaarheid.
- Fase 3: samenwerking: ideale fase, de meeste leerlingen weten hun
eigen rol, leider is duidelijk, groepsregels zijn duidelijk,
groepscohesie en fase van hard kunnen werken.
- Fase 4: strijd om de intimiteit: ontdekking: indrukken kloppen niet
altijd, aanpassen beeld van een ander is niet makkelijk, sub
9.1 groepsdynamica
- Groepsdynamica gaat over de manier waarop mensen met elkaar
omgaan in een groep en over de invloeden die het functioneren van
een groep bepalen.
- Het woord dynamiek: ritme, levendigheid, beweging en vaart.
- Ook de krachten en eigenschappen die groei of verandering
stimuleren binnen een structuur noemen we dynamiek.
9.2 groepen in alle soorten en maten
- De omgangsregels, normen en relaties noem je het procesaspect
van een groep.
- Het taakaspect van de groep gaat over de zaken waarmee de
groep bezig is en waarover de leden praten.
- In een primaire groep zitten de mensen uit je directe omgeving.
Gezin en vrienden.
- Met mensen uit een secundaire groep ga je een verbinding aan,
omdat je samen een klus te klaren hebt of omdat je een
gemeenschappelijk doel hebt.
- Bij formele groepen hebben de groepsleden de groep niet zelf
samengesteld, maar is deze gevormd door een organisatie
- Informele groepen ontstaan spontaan Ze zijn niet verplicht,
hebben een sociaal karakter en een dynamische samenstelling.
- Een groep die bestaat uit leden met gelijke kenmerken noem je de
homogene groepen.
- Als de individuele kenmerken nogal verschillen, spreek je van een
heterogene groep.
9.3 lid zijn van een groep
- Elke groep heeft een bepaald doel; taakdoelen en sfeerdoelen.
- Taakdoel: heeft te maken met de taak die je samen te vervullen
hebt.
- Sfeerdoel: je wilt het goed hebben met elkaar en op een fijne
manier met elkaar omgaan of samenwerken.
- Voordelen van een groep: het verschaft je een identiteit, het geeft je
het gevoel ergens bij te horen.
- Nadelen van een groep: je wordt afhankelijk van de groep, je durft
geen eigen keuzes meer te maken of eerlijk voor je mening uit te
komen.
9.4 groepskarakteristieken
- Groepskarakteristieken bepalen het karakter van de groep.
, - Het eigen maken van de gebruiken, gewoonten, normen en
waarden noem je het socialisatieproces.
- Enkele rollen binnen een groep:
1. Actievelingen: de denkers met ideeën en de doeners met initiatief,
vaak leiders.
2. Socialen: De gangmakers, sfeermakers, mediators en clowns. Deze
rollen krijgen veel respect van de groep en kunnen daardoor ook
een leiderschapsfunctie hebben.
3. Meelopers: doen wat er gevraagd wordt.
4. Dwarsligger: gaan overal tegenin.
5. Zondebokken: Groepsleden die deze rol toebedeeld krijgen, zijn
vaak mikpunt van pesterijen of worden ingezet voor de rotklusjes.
- Naast deze karakteristieke rollen, zijn er rollen die meer inzicht
geven in de functie van een persoon:
1. Formele rol: dit is een rol die iemand krijgt toebedeeld of die
onderdeel uitmaakt van iemands functie.
2. Informele rol: deze rollen ontstaan spontaan in de groep.
3. Taakgerichte rol: die mensen richten zich vooral op de
procedures, bewaken de tijd en houden het overzicht.
4. Procesgerichte rol: degene die zorgen voor een goede sfeer
tijdens de samenwerking.
- Een groep die één geheel vormt, waarvan de groepsleden graag bij
elkaar zijn, trouw zijn aan elkaar en zorgzaam en vertrouwelijk met
elkaar omgaan, noem je een groep met een hoge groepscohesie.
9.5 de levensloop van een groep
- Veel onderzoek vanaf 1950
- Veel modellen, zoals de fasen van Tuckman
- Vijffasenmodel van Oomkes
Fases:
- Fase 1: verkennen van de groep: voorzichtig met eerste contacten,
vooral met jezelf bezig: veiligheid in de groep. Houvast zoeken bij
leerkracht.
- Fase 2: strijd om de macht: meer zekerheid voor eigen rol, vorming
van hiërarchie, ongeschreven regels, vaak onbewust, discussies,
kritisch naar elkaar. Professional wordt getest op leiding en
betrouwbaarheid.
- Fase 3: samenwerking: ideale fase, de meeste leerlingen weten hun
eigen rol, leider is duidelijk, groepsregels zijn duidelijk,
groepscohesie en fase van hard kunnen werken.
- Fase 4: strijd om de intimiteit: ontdekking: indrukken kloppen niet
altijd, aanpassen beeld van een ander is niet makkelijk, sub