Literatuur 3
Ethiek in de psychologie 3
Hoofdstuk 1 3
Overig hoofdstuk 1 8
Hoofdstuk 2 9
Overig hoofdstuk 2 11
Hoofdstuk 3 13
Overig hoofdstuk 3 14
Hoofdstuk 4 15
Jeugdrecht begrepen 16
Hoofdstuk 1 16
Hoofdstuk 2 17
Hoofdstuk 3 19
Hoofdstuk 4 22
Hoofdstuk 5 24
Hoofdstuk 7 25
Hoofdstuk 8 27
Hoofdstuk 18 28
Burgerlijk wetboek 1 29
Week 1 29
Week 2 34
Week 3 39
Werkvelden van (ortho)pedagogen 46
Opgroeien in de complexe werkelijkheid 47
Hervormingsagenda jeugd 2023 – 2024 49
NVO beroepscode 52
Chen & Starosta 58
Afwegingskader in de meldcode NVO 63
Wegwijzer zorgvuldig handelen 64
Kinderrechten 66
NJI competentieprofiel professionals 69
Verchil tussen jeugdzorg en jeugdhulp - aanvullend 74
Hoorcolleges 75
Hoorcollege 1 – 22 april 75
Overzicht en opbouw van het vak 75
Hoorcollege 2 - 24 april 76
, Hoorcollege 3 – 28 april (Afwezig) 82
Veilig thuis 82
Raad van de kinderbescherming 83
Hoorcollege 4 – 1 mei (Afwezig) 85
Kinderrechter 85
Hoorcollege 5 – 6 mei 90
Jeugdbescherming 90
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd 91
Samenvatting 95
Professionaliteit 95
Pedagogiek 103
Geschiedenis jeugdzorg 105
Jeugdzorg 108
Veilig Thuis 108
Raad van de kinderbescherming 109
Kinderrechter 110
Jeugdberscherming 112
Inspectie gezondheidszorg en jeugd 113
Jeugdrecht 114
Ethiek 122
Geschiedenis Ethiek 126
,Literatuur
Ethiek in de psychologie
Hoofdstuk 1
Psychologen kunnen het leven van mensen diepgaand beinvloeden:
- Psychologisch rapport kan mensen helpen om nieuwe kansen te benutten, maar het kan er ook
toe leiden dat ze afgewezen worden.
- Mensen geven vaak vertrouwelijke informatie aan een psycholoog.
- Door zijn interventies kan een psycholoog mensen beinvloeden.
- In psychologisch onderzoek voeren mensen als proefpersonen allerlei opdrachten uit die soms
prettig zijn en soms vervelend of confronterend.
- Politici baseren hun beslissingen steeds meer op wetenschappelijke adviezen, onder andere uit
de psychologie.
Filosoof Hume:
- Descriptieve beweringen: wat is
- Prescriptieve/normatieve beweringen: wat het zou moeten zijn
^ is-ought probleem: je kan niet afleiden hoe we ons zouden moeten gedragen.
Moraal – Latijnse woord ‘mos’ dat zede of gewoonte betekent.
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten overleven.
Morele opvattingen: ideeen over hoe men zich goed en verantwoordelijk kan gedragen
- Niet statisch
- Cultuurgebonden
- Kunnen veranderen in de tijd
Verschillende moralen (Verplaetse):
- Hechtingsmoraal: hoe we omgaan met mensen met wie we verbonden zijn – hechting en
empathie
- Geweldmoraal: hoe we met bedreigende situaties omgaan
- Reinigingsmoraal: koppelen van reinheid aan het goede en besmetting aan het kwaad.
- Samenwerkingsmoraal: hoe mensen met elkaar samenwerken en hoe ze omgaan met mensen
die de samenwerking bedreigen – vertrouwen
- Beginselenmoraal: zoeken naar redelijke argumenten om te onderbouwen waarom een handeling
goed of fout is.
Morele kwesties:
- Microniveau: hoe je van mens op mens met elkaar om moet gaan – menselijke relaties
o VB: wanneer je een ander helpt
- Mesoniveau: wat de missie van een instelling is en de manier waarop ze daaraan willen werken.
- Macroniveau: hoe de samenleving moet worden ingericht
o Politieke keuzes met een morele dimensie
o Waarden: vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid.
, o VB: vergelding van geld
Waarden: opvattingen of voorstellingen van het goede - idealen. Omschrijft wat iemand waardevol vindt
en waarnaar zij streeft.
- VB: rechtvaardigheid, vrijheid, autonomie, gezondheid, geluk, solidariteit en betrouwbaarheid.
Normen: op waarde gebaseerde handelingsvoorschriften. Normen geven concrete inhoud aan waarden.
- Norm – latijnse woorde ‘norma’ = richtsnoer of leidraad.
- Waarden kunnen op verschillende manieren worden vertaald in normen.
- Fatsoensnormen: omgangsnormen die niet moreel zijn – ongeschreven regels
o Etiquette/kleine ethiek: omgangsregels die belangrijk kunnen zijn voor mensen
o Onderscheiden overtreding morele of fatsoensnorm
▪ Ernst: moreel ernstiger
▪ Straf: moreel zwaarder
▪ Regelcontigentie: moreel onafhankelijker van regels
▪ Autoriteit: moreel onafhankelijker van autoriteit.
- Juridische normen/Gestolde ethiek: formalisatie van normen in gedragscodes of wetten
Factoren die waarden en normen beinvloeden: cultuur, levensbeschouwing, leeftijd en sociale context.
Deugden: goede eigenschappen die de handelswijze van de mens bepalen.
Ehtiek – griekse woord ‘ethos’ = zede of gewoonte.
^ Onder Ethiek verstaan we systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten.
- Descriptieve/beschrijvende ethiek: beschrijft de feitelijke moraal in een gemeenschap.
- Normatieve/prescriptieve (voorschrijvende) ethiek: hoe mensen zich zouden moeten gedragen. Is
dus een soort voorschrift.
- Meta-ethiek – Griekse woord ‘meta’ = boven, naast of achter. Gaat over hogder absractieniveau
en reflecteren over betekenis, herkomst en geldigheid van visies op goed en kwaad.
- Beroepsethiek: specifieke morele regels in een bepaalde groep.
o Discriptieve beroepsethiek: beschrijvend
o Prescriptieve beroepsethiek: voorschrijvend
▪ VB: beroepscodes
2 opvattingen ten opzichte van kwesties:
- Universele waarden: fundamentele morele principe zijn universeel geldig en toepasbaar op
vergelijkbare mensen in vergelijkbare situaties, ongedacht de plaats en tijd.
o Empirisch universalisme – descriptief en feitelijk
o Normatief universalisme: streeft ernaar dat bepaalde centrale waarden mondiaal
worden aanvaard. Het gaat om idealen.
- Moreel relativisme: wat moreel juist of onjuist is, hangt af van de normen en waarden van de
sociale context.
▪ Descriptief relativisme: feitelijk vaststellen van variatie.
▪ Normatief ethisch relativisme: formulering moet altijd gedaan worden in relatie
tot de omgeving.