Verhouding: verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot
elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze
verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.
Politieke verhoudingen: wie heeft de macht, het geld en het aanzien om beslissingen te
nemen
Sociaal-economische verhoudingen: bv inkomensverdeling in een land
Sociaal-culturele verhoudingen: verschillende voetbalclub fans en de gevolgen die dat heeft
Typen sociale verschillen Onderschikking en bovenschikking
Breuklijnen Nee Ja
Nee Sociale differentiatie Sociale ongelijkheid
Ja Sociale fragmentatie Sociale uitsluiting
Sociale differentiatie: iedereen gedraagt zich op een bepaalde manier, maar er is geen
rangorde (het is niet dat iemand per se beter is dan de ander).
Sociale fragmentatie: de verschillen tussen mensen worden structureel en blijvend.
Sociale ongelijkheid: er is een hiërarchie/rangorde in de verdeling van schaarse goederen.
Sociale uitsluiting: de sociale ongelijkheid is permanent en wordt overgedragen op
generaties.
Kernconcept sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid: is een situatie waarin verschillen tussen mensen
in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun
maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en
hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.
Dit kernconcept bestaat uit drie onderdelen:
, Er zijn 5 verschillende soorten kapitaal:
Kapitaal Indicatoren
Persoonskapitaal 1. Fysiek kapitaal: lichamelijke gezondheid
2. Mentaal kapitaal: intelligentie en mentale gezondheid
3. Esthetisch kapitaal: aantrekkelijkheid / uitstraling
Symbolisch kapitaal 1. Taal en communicatie
2. Culturele opvattingen
3. Status en aanzien
Economisch kapitaal 1. Beroepspositie
2. Opleiding
3. Beroepservaring
4. Inkomen
5. Vermogen
Sociaal kapitaal 1. Sociale steun: praktische en emotionele hulp door vrienden etc.
2. Instrumentele steun: informatie en connecties
Politiek kapitaal 1. Macht
2. Gezag
Er zijn categorieën mensen, die over vergelijkbare kenmerken beschikken en dat heeft
gevolgen voor hun maatschappelijke positie. In de sociologie noemen we zo’n categorie een
sociale laag / sociaal segment. De indeling van groepen mensen in lagen van hoog naar laag
(maatschappelijke ladder) noemen we sociale stratificatie.
- Hoog (directeuren, managers, professionals)
- Midden (kleine zelfstandigen, eenvoudige hoofdarbeid, geschoolde handarbeid)
- Laag (ongeschoolde, geoefende arbeid)
Je moet wel altijd onderscheid maken tussen absoluut- en relatief gedepriveerd zijn (ten
opzichte van anderen) en ook in subjectieve zin gedepriveerd zijn (achtergesteld voelen).
In een gesloten samenleving bestaat er geen kans om op de maatschappelijke ladder omhoog
te klimmen (sociale immobiliteit).
Je hebt opwaartse en neerwaartse sociale mobiliteit → dalen of stijgen
Inter-generatie sociale mobiliteit: de kinderen hebben een lagere of hogere positie dan hogere
generaties
Intra-generatie sociale mobiliteit: een persoon daalt of stijgt zelf tijdens het leven