Literatuur 3
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE 3
Developmental Psychology: Childhood and Adolescence 3
Diamond: executieve functies 46
Segundo-Marcos et al.: executieve functies 51
Souissi et al.: executieve functies 53
Jambon et al.: morele ontwikkeling 58
PERSOONLIJKHEIDSLEER 61
Personality Psychology 61
Hoorcolleges OW 103
HOORCOLLEGE 1 – 10/02 103
ONDERZOEK 103
PRENATALE ONTWIKKELING 104
HOORCOLLEGE 2 – 17/02 108
Piaget 109
Vygotsky 112
Informatie-verwerking 113
HOORCOLLEGE 3 – 26/02 116
HOORCOLLEGE 4 – 03/03 121
HOORCOLLEGE 5 – 10/10 126
Agressie 126
Altruïsme 129
Morele ontwikkeling 131
HOORCOLLEGE 6 – 17/03/2025 133
Emotionele ontwikkeling 133
Temperament 135
Attachment - gehechtheid 136
HOORCOLLEGE 7 – 24/03 138
Hoorcollege 8 – 31/03/2025 144
Hoorcolleges PL 147
Hoorcollege 1 – 12/02/2025 147
Hoorcollege 2 – 19/02/2025 151
Hoorcollege 3 – 24/02/2025 156
Hoorcollege 4 – 05/03/2025 161
Hoorcollege 5 – 12/03/2025 170
Hoorcollege 6 – 19/03/2025 176
, Hoorcollege 7 – 26/03/2025 182
Hoorcollege 8 – 31/03 188
Samenvatting 189
Ontwikkelingspsychologie 189
Prenatale ontwikkeling 189
Cognitieve ontwikkeling 191
Taalontwikkeling 197
Sociale ontwikkeling 201
Emotionele ontwikkeling 205
Genderverschillen 209
Onderzoek 212
Persoonlijkheid 213
Trekken 214
Modellen van persoonlijkheidstrekken 215
Sociale interactie 216
Psychoanalyse 217
Evolutie 219
Genen 220
Fysiologie 223
Gezondheid 225
Emotie 227
Motieven 229
Zelfconcept 230
Cultuur 232
,Literatuur
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Developmental Psychology: Childhood and Adolescence
Hoofdstuk 1: onderzoek
Ontwikkeling: systematische continuïteiten en veranderingen in een individu die gebeuren tussen de
conceptie en de dood. Bevat 2 belangrijke onderliggende processen:
1. Maturation: veranderingen in het lichaam of gedrag die ontstaan door het ouder worden in plaats
van leren, gewondheid, ziekte of andere levenservaringen.
2. Learning: een relatief permanente verandering in het gedrag door ervaringen of oefeningen.
Doelen ontwikkelingswetenschappen:
- Beschrijven van normatieve (typisch) en ideografische (individueel) ontwikkeling
- Verklaren waarom.
- Optimaliseren van ontwikkeling door toe te passen wat geleerd is in poging om mensen in
positieve wijze te helpen ontwikkelen.
Ontwikkeling is een:
- Continu en cumulatief proces
- Holistisch proces:
o Vroeger werd het opgesplitst in fysieke aspecten, cognitieve aspecten en psychosociale
aspecten. (piecemeal) → Je moet kijken naar allemaal en ze hebben allemaal invloed op
elkaar. (holistisch)
- Plastisch proces: het kan gevormd worden door een ervaring of oefening, er is capaciteit voor
verandering in reactie op positieve of negatieve ervaringen.
- Proces afhankelijk van historische/culturele context: elke cultuur enz. heeft een eigen patroon
van geloof, waarden en vaardigheden die aan de kinderen worden doorgegeven tijdens de
ontwikkeling. Ook ontwikkelt elke generatie anders
Scientific method: gebruik van objectieve en repliceerbare methoden om data te verzamelen voor het
testen van een theorie (set van concepten die een aspect van een ervaring beschrijven of verklaren) of
hypothese (specifieke verwachting). Onderzoekers moeten boven alles objectief zij
Betrouwbaarheid: in hoeverre een instrument consistente resultaten geeft, zowel over tijd (temporal
stability) en tussen observatoren (interrater reliability).
Validiteit: in hoeverre een instrument accuraat reflecteert wat de onderzoeker bedoelt te meten.
Algemene onderzoeksmethoden:
- Self-Report
o Interviews en questionnaire: vragen op papier zetten en die aan de participanten geven
om in te vullen. Interviews zijn oraal en questionnaires zijn schriftelijk.
o Diary study: particpanten schrijven antwoorden op specifieke vragen in een dagboek of
notitieboek op specifieke tijden.
, o The clinical method: particpanten antwoorden op elke vraag en dat bepaald wat de
onderzoeker daarna vraagt.
- Observaties:
o Naturalistische observatie: observeren van mensen in hun gewone, dagelijkse omgeving.
Mensen kunnen anders gaan gedragen door de observer influence. Deze kan je
verminderen door:
▪ Participanten videotapen en vanuit een andere plek kijken
▪ Veel tijd besteden met de participanten zodat ze gewend raken.
o Structurele observatie: de onderzoeker bekijkt het gedrag van interesse en de reacties in
een labaratorium.
- Case studies: de onderzoeker verzamelt informatie over het leven van een individu en test dan
ontwikkelingshypothesen door de evenementen uit het leven te analyseren.
- Etnografie: onderzoeker wil de unieke waarde, tradities en sociale processen van cultuur
begrijpen door bij de leden van de cultuur te wonen en uitgebreide observaties te doen.
- Psychofysiologie: het meten van de relatie tussen fysiologische processen en aspecten van
kinderen hun fysieke, cognitieve, sociale of emotionele gedrag/ontwikkelen.
Algemene onderzoeksdesigns:
- Correlational design: om de relatie aan te tonen tussen 2 of meer variabelen. Wordt bepaald door
de correlatiecoëfficiënt, een getal tussen -1 en +1. Geeft de richting en sterkte van de relatie aan.
Hoe dichter bij 1 het getal hoe sterker de relatie en de + en – geven de relatie aan.
- Experimentele design: om een causalisatie te bepalen tussen twee variabelen. De independent
variabele wordt gemanipuleerd om de reactie te meten. De dependent variabele wordt gemeten
om te kijken of de independent variabele invloed heeft gehad. Confounding variabele: een factor
anders dan de independent variabele die ook invloed heeft op de reactie van het experiment.
o Field experiment: experiment uitvoeren in een natuurlijke omgeving.
o Natuurlijk (Quasi) experiment: het meten van het effect van een natuurlijke verandering
van een independent variabele.
- Cross-Cultural design: vergelijkt het gedrag van mensen uit verschillende culturele
achtergronden.
Designs bij ontwikkelingsonderzoeken:
- Cross-sectioneel: subjecten uit verschillende leeftijdsgroepen worden onderzocht op hetzelfde
moment. De subjecten van een leeftijd komen vaak uit dezelfde cohort.
o Cohort-effects: leeftijd gerelateerde verschillen tussen cohorten door
culturele/historische verschillen in het opgroeien van de cohorten die invloed hebben op
de ontwikkeling.
o Individuele data: bij cross-sectional heb je alleen data van de groep en niet individueel.
- Longitudinaal: een groep subjecten wordt meerdere keren over een periode van meerdere
maanden of jaren onderzocht.
- Sequentieel: combinaie van cross-sectioneel en longitudinaal, het onderzoeken van
verschillende leeftijdsgroepen over langere tijd.
- Microgenetisch: participanten worden intensief over een korte periode bestudeerd tijdens
ontwikkelingsveranderingen.
Ethiek: