Week 1: Inleiding strafrecht en het rechterlijke beslissingsschema.................................................................2
Leerdoelen............................................................................................................................................................2
Jurisprudentie.......................................................................................................................................................3
Algemene vragen.................................................................................................................................................4
Week 2: Materieel stafrecht en verwijtbaarheid............................................................................................6
Leerdoelen............................................................................................................................................................6
Jurisprudentie.......................................................................................................................................................9
Algemene vragen...............................................................................................................................................11
Week 3: Poging/voorbereiding en deelneming.............................................................................................13
Leerdoelen..........................................................................................................................................................13
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................18
Algemene vragen...............................................................................................................................................20
Week 4: Strafuitsluitingsgronden................................................................................................................. 24
Leerdoelen..........................................................................................................................................................24
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................28
Algemene vragen...............................................................................................................................................29
Week 5: Voorbereidend onderzoek en vervolging........................................................................................31
Leerdoelen..........................................................................................................................................................31
Algemene vragen...............................................................................................................................................35
Week 6: Onderzoek ter terechtzitting, bewijsrecht en sancties.....................................................................37
Leerdoelen..........................................................................................................................................................37
Jurisprudentie.....................................................................................................................................................41
Algemene vragen...............................................................................................................................................41
Week 7: Rechtsmiddelen en mensenrechten................................................................................................43
Leerdoelen..........................................................................................................................................................43
Algemene vragen...............................................................................................................................................46
,Week 1: Inleiding strafrecht en het rechterlijke
beslissingsschema
H1, H7 en H11
Leerdoelen
1. De student kan met behulp van de wet uitleggen of een delict valt onder een misdrijf of
overtreding en waarom dit onderscheid van belang is voor het strafrecht.
Misdrijven boek 2 (alles voor art. 421 Sr). Berechtiging door rechtbank.
Overtredingen boek 3 (alles na art. 421 Sr). Berechtiging door kantonrechter.
Bijzondere wetten nog benoemen.
Onderscheid is van belang wegens:
Procesrechtelijke reden: de indeling naar misdrijven en overtredingen bepaalt welk soort
rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak (absolute competentie).
Materieelrechtelijk: voorbereiding/poging tot overtreding en medeplichtigheid aan
overtreding zijn niet strafbaar. Wel strafbaar in geval van misdrijven (zie art. 45, 48 en 52 Sr).
Bij overtredingen geen voorlopige hechtenis en gevangenisstraf (wel hechtenis) mogelijk.
Toepassing dwangmiddelen: veel dwangmiddelen mogen slechts toegepast worden in geval
van verdenking van een misdrijf.
2. De student kan met behulp van de wet de belangrijkste procesdeelnemers uit het
strafprocesrecht en diens rechten en plichten opnoemen.
1. Verdachte (art. 27 Sv). Zie leerdoel 3.
2. Opsporingsambtenaar (artt. 127 jo. 141 Sv).
Algemene opsporingsambtenaren art. 141 Sv. Hebben tot taak de opsporing van
alle strafbare feiten.
Buitengewone opsporingsambtenaren art. 142 Sv. Beperkt tot bepaalde strafbare
feiten. (artt. 158 jo. 159 WVW markeren).
3. (Hulp)Officier van Justitie (artt. 146a jo. 148 Sv).
4. Rechter-Commissaris rechters die slechts deelnemen aan het onderzoek dat aan de zitting
voorafgaat.
5. Rechter Kantonrechter (art. 382 Sv), politierechter (art. 368 Sv) en meervoudige kamer
(art. 369 lid 2 Sv).
6. Advocaat.
7. Getuigen.
8. (Forensische) deskundigen.
9. Slachtoffer.
10. Openbaar Ministerie Neemt beslissing om een zaak aan de rechter voor te leggen. Heeft
tevens verantwoordelijkheid over opsporingsonderzoek.
Rechtbank arrondissementsparket. OvJ’s onder leiding van hoofd OvJ’s.
Gerechtshof ressortsparket. Advocaten-generaal, hoofd advocaten-generaal.
Leiding van OM is in handen van college van procureurs-generaal.
, 3. De student kan in een gegeven casus aangeven of sprake is van een verdachte krachtens artikel
27 Sv.
Rg: Als verdachte wordt aangemerkt (vóórdat de vervolging is aangevangen)
Rv1a: feiten
Zie art. 338 Sv Waarschijnlijkheidsvereiste:
Rv1b: omstandigheden De kans dat de verdachte de dader is, is groter dan de kans dat hij het niet
Rv2: redelijk vermoeden van schuld is.
Rv3: een strafbaar feit (is gepleegd) Objectiviteitsvereiste:
Voor een buitenstaander is de beslissing niet onlogisch of absurd.
4. De student kan de acht vragen van het rechterlijke beslissingsmodel van art. 348 en 350 Sv
toepassen op een gegeven casus en de bijbehorende uitspraken van de rechter voorspellen.
Art. 348 Sv (formele vragen)
Is de dagvaarding geldig? Nietigheid dagvaarding
Is de rechter bevoegd? Onbevoegdheid rechter
Is de officier van justitie ontvankelijk? Niet-ontvankelijkheid officier van justitie
Is er reden tot schorsing der vervolging? Schorsing van de vervolging
Art. 350 Sv (materiële vragen)
Kan de tenlastelegging bewezen worden? Nee; vrijspraak
Zodra er in een tenlastelegging kruizen staan en er iets niet bewezen kan worden, levert dit
vrijspraak op.
Levert het bewezen verklaarde een strafbaar feit op? Nee; OVAR
Is de verdachte strafbaar? Nee; OVAR
Welke straf/maatregel moet worden opgelegd? art. 351 Sv
Jurisprudentie
Hollende-kleurlingarrest (geen verdachte/ernstige bezwaren)
Twee agenten surveilleren in centrum Amsterdam. Zien man met donkere huidskleur op hen
afrennen uit de richting van café. Café stond bekend als verzamelplaats handelaren in en
gebruikers van verdovende middelen. Man houdt hand stevig in jaszak. Agenten vermoeden
op grond hiervan dat de man verdovende middelen bij zich draagt en houden hem staande.
Man weigert zich te legitimeren, agenten fouilleren hem. Man verzet zich. Man haalt hand
uit jaszak en er valt een wikkel heroïne op de grond. Man wordt vervolgd wegens
heroïnebezit en wederspannigheid.
Dat de donkere man aan kwam rennen uit de richting van een café waarvan bekend was dat
er drugs werden verhandeld, terwijl hij zijn hand in zijn zak hield, is onvoldoende voor
verdenking, laat staan voor ernstige bezwaren (vereiste voor fouillering). Vrijspraak.
Stormsteegarrest (wel verdachte/ernstige bezwaren)
Agenten zagen man met hand in jaszak uit café komen. Man schrok bij het zien van de
agenten, stond stil en rende plotseling weg. Plek stond bekend als plaats waar veelvuldig
verdovende middelen werden gebruikt en verhandeld. Mocht wel worden gefouilleerd.
, Algemene vragen
1. Wat is de betekenis van het legaliteitsbeginsel?
Art. 1 lid 1 Sr: ‘’Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling.’’.
2. Welke 4 aspecten kent het beginsel?
1. Strafbepalingen moeten altijd in het geschreven recht terug te vinden zijn (lex scripta).
2. Het gedrag is pas strafbaar als het ten tijde van het begaan van het feit in de wet strafbaar is
gesteld.
3. Omschrijvingen van wettelijke strafbepalingen moeten voldoende helder zijn (lex certa).
4. De rechter mag de wet interpreteren, maar analogie is verboden.
3. Wat wordt verstaan onder het begrip delictsomschrijving?
De wettekst waarin staat welke gedraging strafbaar is gesteld.
4. In welke twee categorieën worden delicten ingedeeld?
Misdrijven en overtredingen.
5. Uit welke bestanddelen bestaan de volgende delictsomschrijvingen?
• Diefstal
• Vernieling
• Mishandeling
Diefstal (art. 310 Sr)
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Vernieling (art. 350 lid 1 Sr)
Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort,
vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Mishandeling (art. 300 lid 2, 3 en 4 Sr)
Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes
jaren of geldboete van de vierde categorie.
Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid.
5. Welke twee elementen van het strafbare feit kennen we?
1. Wederrechtelijkheid de daad is in strijd met het recht.