OG week 2.1.9
Centrale vraag:
In hoeverre mag de boete worden opgelegd en in hoeverre is de Autoriteit Consument en Markt
bevoegd om deze boete op te leggen en zo ja wat kan Dutch Toptrees ondernemen tegen de boete
van de Autoriteit Consument en Markt?
Leerdoelen:
1. Waarom zijn de mededingingsregels nodig ondanks dat het beginsel van non-discriminatie en
de vier vrijheden bestaan?
De mededingingsregels (concurrentieregels) zijn er om eerlijke concurrentie te verzekeren en
om concurrentieverstoring te voorkomen, zodat de goede werking van de interne markt
wordt gewaarborgd. De werking van de interne markt bevat het beginsel van non-
discriminatie en de vier vrijheden, die door de mededingingsregels worden bevorderd. Het
vaststellen van mededingingsregels is de laatste fase voor het totstandbrengen van een
interne markt. De mededingingsregels voor de interne markt worden exclusief vastgesteld
door de EU (art. 3 lid 1 sub b VWEU). De mededingingsregels voor de binnenmarkten van de
lidstaten worden vastgesteld door de lidstaten zelf.
2. Wat zijn de mededingingsregels volgens het EU-recht?
De VWEU en secundair EU-recht bevat mededingingsregels die gelden voor de interne markt:
1) De mededingingsregels voor ondernemingen
a. Het verbod van kartels
Het is onverenigbaar met de interne markt en verboden om horizontale kartels
(tussen concurrenten) en verticale kartels (binnen een bedrijfskolom) te vormen die
de handel tussen de lidstaten negatief kunnen beïnvloeden en die ertoe strekken of
ten gevolge hebben (zonder daarop gericht te zijn) dat de mededinging binnen de
interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst (art. 101 lid 1 VWEU).
1. Het verbod van (schriftelijke, mondelinge, vrijblijvende of stilzwijgende)
overeenkomsten tussen ondernemingen (zelfstandige eenheden die een
economische activiteit uitoefenen, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop
het wordt gefinancierd) die concurrentieverstorend zijn en een
grensoverschrijdend effect hebben. Deze overeenkomst is van rechtswege nietig
(art. 101 lid 2 VWEU) en dus niet juridisch afdwingbaar bij de rechter.
2. Het verbod van besluiten van ondernemersverenigingen (brancheverenigingen)
die concurrentieverstorend zijn en een grensoverschrijdend effect hebben. Dit
besluit is van rechtswege nietig (art. 101 lid 2 VWEU) en dus niet juridisch
afdwingbaar bij de rechter.
3. Het verbod van onderling afgestemde feitelijke gedragingen (oafg) van
ondernemingen (die niet zijn gebaseerd op een overeenkomst of besluit) die
concurrentieverstorend zijn en een grensoverschrijdend effect hebben.
b. Het verbod van misbruik van machtspositie
Het is onverenigbaar met de interne markt en verboden om misbruik te maken van
een machtspositie (een zeer aanzienlijk marktaandeel) op de interne markt of op een
wezenlijk deel daarvan, indien dat toerekenbaar is aan een onderneming of meer
ondernemingen (collectieve machtspositie) en de handel tussen de lidstaten
ongunstig kan beïnvloeden (art. 102 VWEU). De misbruik van machtspositie omvatten
, handelingen van ondernemingen die nadelig zijn voor concurrenten, bedrijfsmatige
afnemers en/of consumenten.
c. Het verbod van concentraties
De plicht van ondernemingen tot aanmelding van een fusie van twee
ondernemingen, een (onvrijwillige) overname of de vorming van een
gemeenschappelijke onderneming (joint venture) met een communautaire dimensie
bij de Commissie voordat de concentratie plaatsvindt. De Commissie houdt
preventief toezicht op een voorgenomen concentratie. De Commissie beoordeelt na
de aanmelding of de concentratie verenigbaar is met de interne markt of een
wezenlijk deel daarvan. De concentratie mag niet tot stand worden gebracht als deze
niet is aangemeld of onverenigbaar is met de interne markt (Verordening 139/2004).
2) De mededingingsregels voor de lidstaten
Het verbod van steunmaatregelen die onverenigbaar zijn met de interne markt onder
bepaalde voorwaarden, indien de steunmaatregel van een lidstaat of door een van
overheidswege ingesteld of aangewezen publiek- of privaatrechtelijk lichaam met
staatsmiddelen wordt bekostigd; een onderneming wordt begunstigd, waarbij de
onderneming een economisch voordeel verkrijgt (subsidies en andere maatregelen die
verlichting brengen in de lasten van een onderneming) dat niet onder normale
marktvoorwaarden kan worden verkregen; de steun selectief is, omdat steun alleen
wordt verleend aan bepaalde ondernemingen of bepaalde producties en niet aan
vergelijkbare ondernemingen; de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door de
steun; het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloed (art. 107 lid 1
VWEU). De plicht van de lidstaten tot aanmelding van een voorgenomen steunmaatregel
bij de Commissie. De lidstaten mogen de steunmaatregelen niet tot uitvoering brengen
voordat de Commissie een positief eindbesluit heeft gegeven (standstill-verplichting). De
Commissie gaat na de aanmelding onderzoeken of de steunmaatregel verenigbaar is met
de interne markt (art. 108 lid 3 VWEU). De Commissie neemt binnen twee maanden een
(eind)besluit. Als het besluit wordt genomen dat de formele onderzoeksprocedure wordt
ingeleid, dan neemt de Commissie na een nader onderzoek binnen 18 maanden een
eindbesluit (Verordening 201/1589).
3. Wat zijn de uitzonderingen op het kartelverbod?
Het kartelverbod kan buitentoepassing worden verklaard, indien aan de volgende vier
voorwaarden is voldaan (art. 101 lid 3 VWEU):
1) De overeenkomst, het besluit of de oafg’s draagt bij tot de verbetering van de productie,
de verdeling van de producten (distributie), de technische vooruitgang of de
economische vooruitgang.
2) Een billijk aandeel van de voordelen uit de overeenkomst komt de consument ten goede.
3) De overeenkomst, het besluit of de oafg’s gaat niet verder dan nodig is voor het gestelde
doel.
4) De mogelijkheid wordt niet gegeven dat voor een wezenlijk deel van de betrokken
producten de mededingen wordt uitgeschakeld.
4. Wat zijn de uitzonderingen op het verbod van steunmaatregelen?
De steunmaatregel is niet verboden, indien de steunmaatregel verenigbaar is met de interne
markt (art. 107 lid 2 VWEU) of verenigbaar kan worden beschouwd in het belang van
bepaalde doelstellingen (art. 107 lid 3 VWEU).
Centrale vraag:
In hoeverre mag de boete worden opgelegd en in hoeverre is de Autoriteit Consument en Markt
bevoegd om deze boete op te leggen en zo ja wat kan Dutch Toptrees ondernemen tegen de boete
van de Autoriteit Consument en Markt?
Leerdoelen:
1. Waarom zijn de mededingingsregels nodig ondanks dat het beginsel van non-discriminatie en
de vier vrijheden bestaan?
De mededingingsregels (concurrentieregels) zijn er om eerlijke concurrentie te verzekeren en
om concurrentieverstoring te voorkomen, zodat de goede werking van de interne markt
wordt gewaarborgd. De werking van de interne markt bevat het beginsel van non-
discriminatie en de vier vrijheden, die door de mededingingsregels worden bevorderd. Het
vaststellen van mededingingsregels is de laatste fase voor het totstandbrengen van een
interne markt. De mededingingsregels voor de interne markt worden exclusief vastgesteld
door de EU (art. 3 lid 1 sub b VWEU). De mededingingsregels voor de binnenmarkten van de
lidstaten worden vastgesteld door de lidstaten zelf.
2. Wat zijn de mededingingsregels volgens het EU-recht?
De VWEU en secundair EU-recht bevat mededingingsregels die gelden voor de interne markt:
1) De mededingingsregels voor ondernemingen
a. Het verbod van kartels
Het is onverenigbaar met de interne markt en verboden om horizontale kartels
(tussen concurrenten) en verticale kartels (binnen een bedrijfskolom) te vormen die
de handel tussen de lidstaten negatief kunnen beïnvloeden en die ertoe strekken of
ten gevolge hebben (zonder daarop gericht te zijn) dat de mededinging binnen de
interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst (art. 101 lid 1 VWEU).
1. Het verbod van (schriftelijke, mondelinge, vrijblijvende of stilzwijgende)
overeenkomsten tussen ondernemingen (zelfstandige eenheden die een
economische activiteit uitoefenen, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop
het wordt gefinancierd) die concurrentieverstorend zijn en een
grensoverschrijdend effect hebben. Deze overeenkomst is van rechtswege nietig
(art. 101 lid 2 VWEU) en dus niet juridisch afdwingbaar bij de rechter.
2. Het verbod van besluiten van ondernemersverenigingen (brancheverenigingen)
die concurrentieverstorend zijn en een grensoverschrijdend effect hebben. Dit
besluit is van rechtswege nietig (art. 101 lid 2 VWEU) en dus niet juridisch
afdwingbaar bij de rechter.
3. Het verbod van onderling afgestemde feitelijke gedragingen (oafg) van
ondernemingen (die niet zijn gebaseerd op een overeenkomst of besluit) die
concurrentieverstorend zijn en een grensoverschrijdend effect hebben.
b. Het verbod van misbruik van machtspositie
Het is onverenigbaar met de interne markt en verboden om misbruik te maken van
een machtspositie (een zeer aanzienlijk marktaandeel) op de interne markt of op een
wezenlijk deel daarvan, indien dat toerekenbaar is aan een onderneming of meer
ondernemingen (collectieve machtspositie) en de handel tussen de lidstaten
ongunstig kan beïnvloeden (art. 102 VWEU). De misbruik van machtspositie omvatten
, handelingen van ondernemingen die nadelig zijn voor concurrenten, bedrijfsmatige
afnemers en/of consumenten.
c. Het verbod van concentraties
De plicht van ondernemingen tot aanmelding van een fusie van twee
ondernemingen, een (onvrijwillige) overname of de vorming van een
gemeenschappelijke onderneming (joint venture) met een communautaire dimensie
bij de Commissie voordat de concentratie plaatsvindt. De Commissie houdt
preventief toezicht op een voorgenomen concentratie. De Commissie beoordeelt na
de aanmelding of de concentratie verenigbaar is met de interne markt of een
wezenlijk deel daarvan. De concentratie mag niet tot stand worden gebracht als deze
niet is aangemeld of onverenigbaar is met de interne markt (Verordening 139/2004).
2) De mededingingsregels voor de lidstaten
Het verbod van steunmaatregelen die onverenigbaar zijn met de interne markt onder
bepaalde voorwaarden, indien de steunmaatregel van een lidstaat of door een van
overheidswege ingesteld of aangewezen publiek- of privaatrechtelijk lichaam met
staatsmiddelen wordt bekostigd; een onderneming wordt begunstigd, waarbij de
onderneming een economisch voordeel verkrijgt (subsidies en andere maatregelen die
verlichting brengen in de lasten van een onderneming) dat niet onder normale
marktvoorwaarden kan worden verkregen; de steun selectief is, omdat steun alleen
wordt verleend aan bepaalde ondernemingen of bepaalde producties en niet aan
vergelijkbare ondernemingen; de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door de
steun; het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloed (art. 107 lid 1
VWEU). De plicht van de lidstaten tot aanmelding van een voorgenomen steunmaatregel
bij de Commissie. De lidstaten mogen de steunmaatregelen niet tot uitvoering brengen
voordat de Commissie een positief eindbesluit heeft gegeven (standstill-verplichting). De
Commissie gaat na de aanmelding onderzoeken of de steunmaatregel verenigbaar is met
de interne markt (art. 108 lid 3 VWEU). De Commissie neemt binnen twee maanden een
(eind)besluit. Als het besluit wordt genomen dat de formele onderzoeksprocedure wordt
ingeleid, dan neemt de Commissie na een nader onderzoek binnen 18 maanden een
eindbesluit (Verordening 201/1589).
3. Wat zijn de uitzonderingen op het kartelverbod?
Het kartelverbod kan buitentoepassing worden verklaard, indien aan de volgende vier
voorwaarden is voldaan (art. 101 lid 3 VWEU):
1) De overeenkomst, het besluit of de oafg’s draagt bij tot de verbetering van de productie,
de verdeling van de producten (distributie), de technische vooruitgang of de
economische vooruitgang.
2) Een billijk aandeel van de voordelen uit de overeenkomst komt de consument ten goede.
3) De overeenkomst, het besluit of de oafg’s gaat niet verder dan nodig is voor het gestelde
doel.
4) De mogelijkheid wordt niet gegeven dat voor een wezenlijk deel van de betrokken
producten de mededingen wordt uitgeschakeld.
4. Wat zijn de uitzonderingen op het verbod van steunmaatregelen?
De steunmaatregel is niet verboden, indien de steunmaatregel verenigbaar is met de interne
markt (art. 107 lid 2 VWEU) of verenigbaar kan worden beschouwd in het belang van
bepaalde doelstellingen (art. 107 lid 3 VWEU).