OG week 2.1.4
Centrale vraag:
Hoe werkt de AI-verordening door in de nationale rechtsorde en welke EU-instellingen hebben hierbij
zeggenschap?
Leerdoelen:
1. Hoe komt EU-recht tot stand?
Het EU-recht (verordening, richtlijn of besluit) komt tot stand volgens de gewone
wetgevingsprocedure (codecisieprocedure/medebeslissingsprocedure)(art. 288 jo. 289 lid 1
jo. 294 jo. 297 lid 1 VWEU):
1) De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.
2) Het Europees Parlement en de Raad kunnen met elkaar onderhandelen over een
ontwerptekst.
a) Eerste lezing
Het Europees Parlement stelt zijn standpunt vast en deelt dit mee aan de Raad. De
Raad kan het standpunt van het Europees Parlement goedkeuren of niet goedkeuren
en stelt dan zijn standpunt vast en deelt dit mee aan het Europees Parlement
b) Tweede lezing
Het Europees Parlement kan binnen een termijn van drie maanden het standpunt
van de Raad in eerste lezing goedkeuren, verwerpen of amendementen voorstellen.
De Raad kan dan binnen een termijn van drie maanden de amendementen
goedkeuren of niet goedkeuren. De bemiddelingscomité wordt dan ingesteld. De
bemiddelingscomité moet binnen zes weken een gemeenschappelijk ontwerptekst
goedkeuren.
c) Derde lezing
Het Europees Parlement en de Raad moeten binnen een termijn van zes weken na de
goedkeuring de ontwerptekst vaststellen.
3) De voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad moeten het
wetsvoorstel ondertekenen.
4) Het wetsvoorstel wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
5) Het wetsvoorstel treedt in werking op de datum die bepaald is en bij geen bepaalde
datum op de twintigste dag na bekendmaking.
2. Welke soorten EU-recht zijn er?
De soorten EU-recht zijn:
1) Primair EU-recht
De regels in de basisverdragen (VEU en VWEU) en daarbij behorende bijlagen en
protocollen die noodzakelijke bevoegdheden verlenen om de doelstellingen van de EU te
verwezenlijken.
2) Secundair EU-recht
De rechtshandelingen (handeling met beoogd rechtsgevolg en afdwingbaar) en andere
handelingen (handelingen met geen beoogd rechtsgevolg en niet afdwingbaar) van EU-
instellingen, waarbij rechtsinstrumenten ter beschikking staan om regels vast te stellen
voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de verdragen.
3. Wat zijn de EU-rechtsinstrumenten?
De rechtsinstrumenten van de EU zijn (art. 288 VWEU):
1) Bindende rechtsinstrumenten (rechtshandelingen)
a) Verordeningen
, Een rechtshandeling die van algemene strekking (materiële wetgeving) is, algemeen
verbindend is en rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten
b) Richtlijnen
Een rechtshandeling die verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor
de lidstaten, waarbij aan de nationale instanties de bevoegdheid wordt gelaten om
de vorm en de middelen te kiezen.
c) Besluiten
Een rechtshandeling die van algemene verbindend is (materiële wetgeving) of die
niet algemeen verbindend is en is gericht aan adressanten (beschikking).
2) Niet-bindende rechtsinstrumenten (andere handelingen)(beleidsregels/soft law)
a) Aanbevelingen
Een rechtsinstrument die een niet bindende besluit is.
b) Adviezen
Een rechtsinstrument die niet bindend is ter voorbereiding van een rechtshandeling.
4. Welke EU-rechtshandelingen zijn er?
De rechtshandelingen van EU-instellingen zijn:
1) Wetgevingshandelingen
Een rechtshandeling die via een wetgevingsprocedure (gewone of bijzondere
wetgevingsprocedure) wordt vastgesteld (art. 289 lid 3 VWEU).
2) Niet-wetgevingshandelingen
Een rechtshandeling die van algemene strekking is (materiële wetgeving en geen formele
wetgeving) ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van
wetgevingshandelingen die worden vastgesteld door de Commissie door delegatie van
de formele wetgever (art. 290 VWEU).
3) Uitvoeringshandelingen
Een rechtshandeling ter uitvoering van wetgevingshandelingen die worden vastgesteld
door de Commissie door delegatie van de formele wetgever, indien
wetgevingshandelingen volgens eenvormige voorwaarden moeten worden uitgevoerd
(art. 291 lid 2 VWEU).
5. Hoe werkt EU-recht door in de nationale rechtsorde?
Het EU-recht kan direct doorwerken in de nationale rechtsorde, ongeacht of de nationale
grondwet aan EU-recht directe werking toekent. Het Hof van Justitie heeft in de Van Gend en
Loos-arrest bepaald dat EU-burgers de directe toepasselijkheid van EU-recht kunnen
inroepen bij de nationale rechter.
1) Primair EU-recht
De voorwaarden voor de rechtstreekse doorwerking van primair recht in de nationale
rechtsorde zijn:
a) De verdragsbepaling bevat een duidelijke verplichting, die niet vaag geformuleerd is.
b) De verdragsbepaling bevat een onvoorwaardelijke verplichting, die niet pas tot leven
kan komen nadat uitvoeringsmaatregelen zijn genomen, waarbij de nodige
beleidsvrijheid is toegekend.
c) De verplichting bevat een recht voor particulieren.
2) Secundair EU-recht
Het secundair EU-recht kan rechtstreeks doorwerken in de nationale rechtsorde
a) Verordeningen
De voorwaarden voor de rechtstreekse doorwerking van verordeningen in de
nationale rechtsorde zijn hetzelfde als de voorwaarden voor de doorwerking van
primair EU-recht. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten (art.
288 VWEU).
b) Richtlijnen
Centrale vraag:
Hoe werkt de AI-verordening door in de nationale rechtsorde en welke EU-instellingen hebben hierbij
zeggenschap?
Leerdoelen:
1. Hoe komt EU-recht tot stand?
Het EU-recht (verordening, richtlijn of besluit) komt tot stand volgens de gewone
wetgevingsprocedure (codecisieprocedure/medebeslissingsprocedure)(art. 288 jo. 289 lid 1
jo. 294 jo. 297 lid 1 VWEU):
1) De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad.
2) Het Europees Parlement en de Raad kunnen met elkaar onderhandelen over een
ontwerptekst.
a) Eerste lezing
Het Europees Parlement stelt zijn standpunt vast en deelt dit mee aan de Raad. De
Raad kan het standpunt van het Europees Parlement goedkeuren of niet goedkeuren
en stelt dan zijn standpunt vast en deelt dit mee aan het Europees Parlement
b) Tweede lezing
Het Europees Parlement kan binnen een termijn van drie maanden het standpunt
van de Raad in eerste lezing goedkeuren, verwerpen of amendementen voorstellen.
De Raad kan dan binnen een termijn van drie maanden de amendementen
goedkeuren of niet goedkeuren. De bemiddelingscomité wordt dan ingesteld. De
bemiddelingscomité moet binnen zes weken een gemeenschappelijk ontwerptekst
goedkeuren.
c) Derde lezing
Het Europees Parlement en de Raad moeten binnen een termijn van zes weken na de
goedkeuring de ontwerptekst vaststellen.
3) De voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad moeten het
wetsvoorstel ondertekenen.
4) Het wetsvoorstel wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
5) Het wetsvoorstel treedt in werking op de datum die bepaald is en bij geen bepaalde
datum op de twintigste dag na bekendmaking.
2. Welke soorten EU-recht zijn er?
De soorten EU-recht zijn:
1) Primair EU-recht
De regels in de basisverdragen (VEU en VWEU) en daarbij behorende bijlagen en
protocollen die noodzakelijke bevoegdheden verlenen om de doelstellingen van de EU te
verwezenlijken.
2) Secundair EU-recht
De rechtshandelingen (handeling met beoogd rechtsgevolg en afdwingbaar) en andere
handelingen (handelingen met geen beoogd rechtsgevolg en niet afdwingbaar) van EU-
instellingen, waarbij rechtsinstrumenten ter beschikking staan om regels vast te stellen
voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de verdragen.
3. Wat zijn de EU-rechtsinstrumenten?
De rechtsinstrumenten van de EU zijn (art. 288 VWEU):
1) Bindende rechtsinstrumenten (rechtshandelingen)
a) Verordeningen
, Een rechtshandeling die van algemene strekking (materiële wetgeving) is, algemeen
verbindend is en rechtstreeks toepasselijk is in de lidstaten
b) Richtlijnen
Een rechtshandeling die verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat voor
de lidstaten, waarbij aan de nationale instanties de bevoegdheid wordt gelaten om
de vorm en de middelen te kiezen.
c) Besluiten
Een rechtshandeling die van algemene verbindend is (materiële wetgeving) of die
niet algemeen verbindend is en is gericht aan adressanten (beschikking).
2) Niet-bindende rechtsinstrumenten (andere handelingen)(beleidsregels/soft law)
a) Aanbevelingen
Een rechtsinstrument die een niet bindende besluit is.
b) Adviezen
Een rechtsinstrument die niet bindend is ter voorbereiding van een rechtshandeling.
4. Welke EU-rechtshandelingen zijn er?
De rechtshandelingen van EU-instellingen zijn:
1) Wetgevingshandelingen
Een rechtshandeling die via een wetgevingsprocedure (gewone of bijzondere
wetgevingsprocedure) wordt vastgesteld (art. 289 lid 3 VWEU).
2) Niet-wetgevingshandelingen
Een rechtshandeling die van algemene strekking is (materiële wetgeving en geen formele
wetgeving) ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van
wetgevingshandelingen die worden vastgesteld door de Commissie door delegatie van
de formele wetgever (art. 290 VWEU).
3) Uitvoeringshandelingen
Een rechtshandeling ter uitvoering van wetgevingshandelingen die worden vastgesteld
door de Commissie door delegatie van de formele wetgever, indien
wetgevingshandelingen volgens eenvormige voorwaarden moeten worden uitgevoerd
(art. 291 lid 2 VWEU).
5. Hoe werkt EU-recht door in de nationale rechtsorde?
Het EU-recht kan direct doorwerken in de nationale rechtsorde, ongeacht of de nationale
grondwet aan EU-recht directe werking toekent. Het Hof van Justitie heeft in de Van Gend en
Loos-arrest bepaald dat EU-burgers de directe toepasselijkheid van EU-recht kunnen
inroepen bij de nationale rechter.
1) Primair EU-recht
De voorwaarden voor de rechtstreekse doorwerking van primair recht in de nationale
rechtsorde zijn:
a) De verdragsbepaling bevat een duidelijke verplichting, die niet vaag geformuleerd is.
b) De verdragsbepaling bevat een onvoorwaardelijke verplichting, die niet pas tot leven
kan komen nadat uitvoeringsmaatregelen zijn genomen, waarbij de nodige
beleidsvrijheid is toegekend.
c) De verplichting bevat een recht voor particulieren.
2) Secundair EU-recht
Het secundair EU-recht kan rechtstreeks doorwerken in de nationale rechtsorde
a) Verordeningen
De voorwaarden voor de rechtstreekse doorwerking van verordeningen in de
nationale rechtsorde zijn hetzelfde als de voorwaarden voor de doorwerking van
primair EU-recht. Een verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten (art.
288 VWEU).
b) Richtlijnen