EEN GEN-OMGEVINGSPERSPECTIEF OP PERSOONLIJKHEID
Les 1 = persoonlijkheid op fenotypisch niveau
Les 2 = persoonlijkheid op biologisch niveau
Les 3 = persoonlijkheid op genotypisch niveau
i. Basisbegrippen en misconcepties
a. Algemene intro en situering
Doel v gedragsgenetica In welke mate kunnen individuele verschillen
toegewezen w aan effect v genen, omgeving of hun
interactie?
Studieterrein v GG Relatie tssn genen – omgeving – gedrag
Erfelijkheid Proportie geobserveerde variantie binnen een
groep die verklaard w door genetische/geno-
typische variantie
Genotypische variantie Individuele verschillen in de verzameling v genen
in een groep
Fenotypische variantie Observeerbare fenotypische verschillen, bep door
erfelijkheid én omgeving én de interactie tssn
beiden.
Genotypische variantie bepaalt fenotypische
variantie.
GG is controversieel (1) Eugenetica: volledig menselijk ras ontwerpen
(2) Designer babies: eigen kinderen ontwerpen
(3) Verantwoordelijkheid vs “het zit in de genen”
(4) invloed v socialisatie/therapie (= omgeving)?
GG is complex (1) Complexiteit v fenotypes
(2) Invloed v genen vs omgeving varieert doorheen
menselijk ontwikkeling
(3) plasticiteit vd hersenen: voorkomen v zaken
die niet voorgeprogrammeerd waren
GG is een relatief nieuw/jong onderzoeksterrein, juist door haar complexiteit en controverse.
MENSELIJK
GenotypeGENOOM Genen die een individu bezit
Fenotype Uiterlijke manifestatie v genen
Menselijk genoom Complete set aan genen (20 000 – 25 000 genen)
- Complete set aan genen liggen op 23 paar chromosomen.
- 1 zo’n gen bestaat uit 2 allelen.
- Van de 23 paar chromosomen zijn 22 paar gelijk voor zowel mannen als vrouwen; enkel het
geslachtschromosoom verschilt; XX vs XY.
- Complete set aan genen (= menselijk genoom) zit in vrijwel élke cel, gesitueerd in de
celkern/nucleus.
∟ uitzonderingen: rode bloedcellen + zaad- en eicellen
∟Z aad- en eicellen: 23 chromosomen ipv 23 paar chromosomen (= 50% vh
genoom)
, = 23 paar chromosomen
• paar 1 = meeste aantal genen
• chromosoom Y = minste aantal genen
= DNA
= drager v erfelijke informatie
= code bestaande uit sequensen
• sequensen bestaan uit 4 basen: cytosine,
guanine, adenine & thymine
• C – G; A – T
• veelvoud v sequensen = gen
Spontane genetische verandering, mutatie, in
DNA = basis voor een syndroom/stoornis
= gen
Genen komen altijd voor in paren, sinds ze gelegen zijn op
chromosomen en deze ook steeds voorkomen in paren.
1 gen = 2 allelen
Allelen = varianten v hetzelfde gen
• info voor bep eigenschap, bv. oogkleur
• homozygoot vs heterozygoot
= chromosomenpaar
• 1 chromosoom vd moeder (=
moederchromosoom) + 1 chromosoom vd
vader (= vaderchromosoom)
• gene locus = plaatsen waar genen
gelokaliseerd zijn op chromosomen
• dominante vs recessieve allelen ~
homozygoot vs heterozygoot
b. Human Genome Project
Project rond de identificatie v genen met als doel het menselijk genoom te identificeren.
Les 1 = persoonlijkheid op fenotypisch niveau
Les 2 = persoonlijkheid op biologisch niveau
Les 3 = persoonlijkheid op genotypisch niveau
i. Basisbegrippen en misconcepties
a. Algemene intro en situering
Doel v gedragsgenetica In welke mate kunnen individuele verschillen
toegewezen w aan effect v genen, omgeving of hun
interactie?
Studieterrein v GG Relatie tssn genen – omgeving – gedrag
Erfelijkheid Proportie geobserveerde variantie binnen een
groep die verklaard w door genetische/geno-
typische variantie
Genotypische variantie Individuele verschillen in de verzameling v genen
in een groep
Fenotypische variantie Observeerbare fenotypische verschillen, bep door
erfelijkheid én omgeving én de interactie tssn
beiden.
Genotypische variantie bepaalt fenotypische
variantie.
GG is controversieel (1) Eugenetica: volledig menselijk ras ontwerpen
(2) Designer babies: eigen kinderen ontwerpen
(3) Verantwoordelijkheid vs “het zit in de genen”
(4) invloed v socialisatie/therapie (= omgeving)?
GG is complex (1) Complexiteit v fenotypes
(2) Invloed v genen vs omgeving varieert doorheen
menselijk ontwikkeling
(3) plasticiteit vd hersenen: voorkomen v zaken
die niet voorgeprogrammeerd waren
GG is een relatief nieuw/jong onderzoeksterrein, juist door haar complexiteit en controverse.
MENSELIJK
GenotypeGENOOM Genen die een individu bezit
Fenotype Uiterlijke manifestatie v genen
Menselijk genoom Complete set aan genen (20 000 – 25 000 genen)
- Complete set aan genen liggen op 23 paar chromosomen.
- 1 zo’n gen bestaat uit 2 allelen.
- Van de 23 paar chromosomen zijn 22 paar gelijk voor zowel mannen als vrouwen; enkel het
geslachtschromosoom verschilt; XX vs XY.
- Complete set aan genen (= menselijk genoom) zit in vrijwel élke cel, gesitueerd in de
celkern/nucleus.
∟ uitzonderingen: rode bloedcellen + zaad- en eicellen
∟Z aad- en eicellen: 23 chromosomen ipv 23 paar chromosomen (= 50% vh
genoom)
, = 23 paar chromosomen
• paar 1 = meeste aantal genen
• chromosoom Y = minste aantal genen
= DNA
= drager v erfelijke informatie
= code bestaande uit sequensen
• sequensen bestaan uit 4 basen: cytosine,
guanine, adenine & thymine
• C – G; A – T
• veelvoud v sequensen = gen
Spontane genetische verandering, mutatie, in
DNA = basis voor een syndroom/stoornis
= gen
Genen komen altijd voor in paren, sinds ze gelegen zijn op
chromosomen en deze ook steeds voorkomen in paren.
1 gen = 2 allelen
Allelen = varianten v hetzelfde gen
• info voor bep eigenschap, bv. oogkleur
• homozygoot vs heterozygoot
= chromosomenpaar
• 1 chromosoom vd moeder (=
moederchromosoom) + 1 chromosoom vd
vader (= vaderchromosoom)
• gene locus = plaatsen waar genen
gelokaliseerd zijn op chromosomen
• dominante vs recessieve allelen ~
homozygoot vs heterozygoot
b. Human Genome Project
Project rond de identificatie v genen met als doel het menselijk genoom te identificeren.