Pijn
De International Association for the Study of Pain (IASP) definieert pijn als volgt:
‘pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring, samenhangend met actuele of
mogelijke weefselbeschadiging of beschreven in termen van een dergelijke beschadiging’.
Bij McCaffery staat de beleving van de zorgvrager centraal:
‘pijn is datgene wat een persoon die het ervaart, zegt dat het is en het is aanwezig wanneer hij zegt
dat het aanwezig is’.
Pijn is dus een persoonlijk gevoel, waarbij pijn zo erg is als de zorgvrager zegt dat het is.
Verschillende theorieën over pijn:
Poorttheorie (gate control) van Melzack en Wall: Een signaal ontstaat na prikkeling in een
perifere zenuw. De intensiteit van de prikkel is zo hoog dat weefselbeschadiging dreigt op te
treden. De voorgeleiding van deze schadelijke prikkel wordt nociceptie genoemd. De
voorgeleide prikkel komt in het ruggenmerg aan en dan begint de signaalverwerking. De
theorie zegt dat op ruggenmergniveau al beïnvloeding van de voorgeleiding van het signaal
kan plaatsvinden. De beïnvloeding vindt plaats in het centrale zenuwstelsel en door middel
van lokale processen. In de achterhoorn van het ruggenmerg wordt als ware georganiseerd of
een signaal in het centrale zenuwstelsel aan zal komen, en zo ja, in welke vorm en hevigheid.
Het ‘ei’ van Loeser: De nociceptie leidt tot het gewaarworden van pijn. De mate waarin
iemand pijn gaat lijden is individueel bepaald en sterk verschillend tussen individuen
onderling. Nociceptie Pijngewaarwording pijnbeleving pijngedrag. Pijnbehandeling is
multidisciplinair:
o 1. De bron en de grootte van de nociceptie
juist in schatten
o 2. De relatie tussen de nociceptie en andere
componenten van pijn, zoals angst,
etnoculturele invloeden en vroegere
ervaringen bekijken.
o 3. Behandeling door de correcte hoeveelheid
medicatie om analgesie (pijnloosheid) te
waarborgen en om angst te bestrijden.
o 4. Therapie moet continu geëvalueerd en
bijgesteld worden.
, Pijnbeleving is subjectief: verschillende beïnvloedende factoren zijn van belang bij de pijnbeleving.
Deze factoren kunnen lichamelijk, psychisch sociaal, levensbeschouwelijk of cultureel zijn.
3 soorten pijn:
Nociceptieve pijn is pijn veroorzaakt door weefselbeschadiging. Bij weefselschade komen
stoffen vrij (prostagladinen) die nociceptoren (pijnzenuwvezels) activeren, waardoor een
pijnprikkel ontstaat. Via de zenuwen wordt deze prikkel naar de hersenen verzonden (naar de
thalamus en daarna de sensorische schors). Daar wordt de pijn gevoeld. Kenmerkend voor
nociceptieve pijn is dat het goed reageert op paracetamol, NSAID`s en opioïden. Er zijn twee
vormen van nociceptieve pijn:
o Somatische pijn gaat uit van de huid, botten en spieren. Het gaat gepaard met een
scherp, stekend gevoel en is goed te lokaliseren.
o Viscerale / viscerogene pijn gaat uit van de ingewanden en gaat gepaard met een diffuus,
dof gevoel.
Viscerale pijn (neuropatische pijn) is pijn veroorzaakt door beschadiging van het perifere of
het centrale zenuwstelsel. Hierdoor werkt het zenuwstelsel niet meer goed. Dit kan
betekenen dat de ontvangst van de prikkel verstoord is, het doorgeven aan de hersenen niet
goed werkt of de vertaling van de prikkel verkeerd gaat. Prikkels die normaal geen pijn
veroorzaken, kunnen nu voor gevoeligheid zorgen (allodynie) of opiaten zorgen bijv. voor
hyperalgesie, het juist verergeren van de pijnklachten.
Nociplastische pijn is pijn die voorkomt uit de abnormale verwerking van pijnsignalen zonder
enig bewijs van weefselbeschadiging of pathologie van het zenuwstelsel. Voorheen werd dit
functionele pijnsyndromen genoemd.
Kenmerken van nociceptieve pijn:
Sensorische gewaarwording
Pijnlijk gebied bevindt zich meestal op de plaats van het letsel
Vaak beschreven als: kloppend, pijnlijk of stijf
Meestal in tijdsduur beperkt
Pijn kan ook chronisch zijn (bijv. artrose)
Pijn reageert op conventionele analgetica
Kenmerken van neuropatische pijn:
Door een primaire leasie of disfunctie van het perifere of centrale zenuwstelsel
Vaak brandend, schietend, stekend of elektrisch
Allodynie = Pijn door prikkel die normaal geen pijn oproept
Aanwezigheid sensibiliteitsstoornissen, Plus- en minsymptomen
Geen of geringe relatie met weefselschade
Vreemd, moeilijk te beschrijven
Uitbreiding in tijd en ruimte
Perifere analgetica falen vaak
Summatie bij herhaalde prikkeling
Projectie: plaats pijn komt niet overeen met pijnbron
Acute pijn: pijn die direct bij weefselbeschadiging optreedt. Deze scherpe, direct aanwezige pijn is
vaak kortdurend en heeft een aanwijsbare oorzaak, waardoor je in het vervolg deze prikkeling
probeert te voorkomen. Behandeling van de onderliggende oorzaak zorgt vaak dat de pijn verdwijnt.
Chronische pijn: pijn die langer zal bestaan en meestal niet gerelateerd aan een bepaalde ingreep,
bijv. pijn bij pancreatitis, pijn ten gevolge van decubitus.
De International Association for the Study of Pain (IASP) definieert pijn als volgt:
‘pijn is een onaangename sensorische en emotionele ervaring, samenhangend met actuele of
mogelijke weefselbeschadiging of beschreven in termen van een dergelijke beschadiging’.
Bij McCaffery staat de beleving van de zorgvrager centraal:
‘pijn is datgene wat een persoon die het ervaart, zegt dat het is en het is aanwezig wanneer hij zegt
dat het aanwezig is’.
Pijn is dus een persoonlijk gevoel, waarbij pijn zo erg is als de zorgvrager zegt dat het is.
Verschillende theorieën over pijn:
Poorttheorie (gate control) van Melzack en Wall: Een signaal ontstaat na prikkeling in een
perifere zenuw. De intensiteit van de prikkel is zo hoog dat weefselbeschadiging dreigt op te
treden. De voorgeleiding van deze schadelijke prikkel wordt nociceptie genoemd. De
voorgeleide prikkel komt in het ruggenmerg aan en dan begint de signaalverwerking. De
theorie zegt dat op ruggenmergniveau al beïnvloeding van de voorgeleiding van het signaal
kan plaatsvinden. De beïnvloeding vindt plaats in het centrale zenuwstelsel en door middel
van lokale processen. In de achterhoorn van het ruggenmerg wordt als ware georganiseerd of
een signaal in het centrale zenuwstelsel aan zal komen, en zo ja, in welke vorm en hevigheid.
Het ‘ei’ van Loeser: De nociceptie leidt tot het gewaarworden van pijn. De mate waarin
iemand pijn gaat lijden is individueel bepaald en sterk verschillend tussen individuen
onderling. Nociceptie Pijngewaarwording pijnbeleving pijngedrag. Pijnbehandeling is
multidisciplinair:
o 1. De bron en de grootte van de nociceptie
juist in schatten
o 2. De relatie tussen de nociceptie en andere
componenten van pijn, zoals angst,
etnoculturele invloeden en vroegere
ervaringen bekijken.
o 3. Behandeling door de correcte hoeveelheid
medicatie om analgesie (pijnloosheid) te
waarborgen en om angst te bestrijden.
o 4. Therapie moet continu geëvalueerd en
bijgesteld worden.
, Pijnbeleving is subjectief: verschillende beïnvloedende factoren zijn van belang bij de pijnbeleving.
Deze factoren kunnen lichamelijk, psychisch sociaal, levensbeschouwelijk of cultureel zijn.
3 soorten pijn:
Nociceptieve pijn is pijn veroorzaakt door weefselbeschadiging. Bij weefselschade komen
stoffen vrij (prostagladinen) die nociceptoren (pijnzenuwvezels) activeren, waardoor een
pijnprikkel ontstaat. Via de zenuwen wordt deze prikkel naar de hersenen verzonden (naar de
thalamus en daarna de sensorische schors). Daar wordt de pijn gevoeld. Kenmerkend voor
nociceptieve pijn is dat het goed reageert op paracetamol, NSAID`s en opioïden. Er zijn twee
vormen van nociceptieve pijn:
o Somatische pijn gaat uit van de huid, botten en spieren. Het gaat gepaard met een
scherp, stekend gevoel en is goed te lokaliseren.
o Viscerale / viscerogene pijn gaat uit van de ingewanden en gaat gepaard met een diffuus,
dof gevoel.
Viscerale pijn (neuropatische pijn) is pijn veroorzaakt door beschadiging van het perifere of
het centrale zenuwstelsel. Hierdoor werkt het zenuwstelsel niet meer goed. Dit kan
betekenen dat de ontvangst van de prikkel verstoord is, het doorgeven aan de hersenen niet
goed werkt of de vertaling van de prikkel verkeerd gaat. Prikkels die normaal geen pijn
veroorzaken, kunnen nu voor gevoeligheid zorgen (allodynie) of opiaten zorgen bijv. voor
hyperalgesie, het juist verergeren van de pijnklachten.
Nociplastische pijn is pijn die voorkomt uit de abnormale verwerking van pijnsignalen zonder
enig bewijs van weefselbeschadiging of pathologie van het zenuwstelsel. Voorheen werd dit
functionele pijnsyndromen genoemd.
Kenmerken van nociceptieve pijn:
Sensorische gewaarwording
Pijnlijk gebied bevindt zich meestal op de plaats van het letsel
Vaak beschreven als: kloppend, pijnlijk of stijf
Meestal in tijdsduur beperkt
Pijn kan ook chronisch zijn (bijv. artrose)
Pijn reageert op conventionele analgetica
Kenmerken van neuropatische pijn:
Door een primaire leasie of disfunctie van het perifere of centrale zenuwstelsel
Vaak brandend, schietend, stekend of elektrisch
Allodynie = Pijn door prikkel die normaal geen pijn oproept
Aanwezigheid sensibiliteitsstoornissen, Plus- en minsymptomen
Geen of geringe relatie met weefselschade
Vreemd, moeilijk te beschrijven
Uitbreiding in tijd en ruimte
Perifere analgetica falen vaak
Summatie bij herhaalde prikkeling
Projectie: plaats pijn komt niet overeen met pijnbron
Acute pijn: pijn die direct bij weefselbeschadiging optreedt. Deze scherpe, direct aanwezige pijn is
vaak kortdurend en heeft een aanwijsbare oorzaak, waardoor je in het vervolg deze prikkeling
probeert te voorkomen. Behandeling van de onderliggende oorzaak zorgt vaak dat de pijn verdwijnt.
Chronische pijn: pijn die langer zal bestaan en meestal niet gerelateerd aan een bepaalde ingreep,
bijv. pijn bij pancreatitis, pijn ten gevolge van decubitus.