Bewegingsstelsel
Het bewegingsstelsel bestaat uit botten (skelet), gewrichten en spieren.
Functies van het skelet:
houding
beweging (aangrijpingspunt voor spierwerking)
bescherming van belangrijke organen zoals hersenen, hart en longen)
opslag van mineralen
ruimte voor beenmerg (voor de productie van bloedcellen, vooral in platte botten en
botuiteinden)
Functie van spieren en gewrichten: spieren zijn
met pezen aan botten gehecht. Spieren zorgen
ervoor dat botten ten opzichte van elkaar
bewegen. Deze beweging vindt plaats in
gewrichten.
Een bot bestaat voornamelijk uit botweefsel.
Botweefsel bestaat uit botcellen (osteocyten)
en tussenstof. In botweefsel zijn de botcellen
omgeven door tussenstof (botmatrix). De botcellen hebben die botmatrix zelf uitgescheiden. De
botmatrix bestaat uit water en kalkzouten en collagene vezels (deze maken het bot elastisch).
Hierdoor ontstaat bot dat zowel sterk en hard is, maar niet bij elk stootje breekt.
De vorm van botten verschilt. Er zijn lange botten (pijpbeenderen) zoals het dijbeen (femur) en platte
botten zoals het borstbeen en schedelbotten. De vorm van het bot past zich aan aan de druk-, buig-
en trekkrachten die
op het bot inwerken.
Die aanpassing
gebeurt door
voortdurende
afbraak en opbouw
van botweefsel.
, Voor botaanmaak zijn nodig: calcium, fosfaat, hormonen en vitamine D.
Calcium en fosfaat zijn de belangrijkste mineralen van de botmatrix die zorgen voor de stevigheid en
hardheid van het bot. Door te weinig calciuminname kan osteoporose ontstaan: een tekort aan
botweefsel, waardoor het bot gemakkelijker breekt.
De hormonen calcitonine en parathormoon regelen de calciumspiegel van het bloed. Zij zorgen
ervoor dat de calciumspiegel binnen bepaalde grenzen blijft (calciumhomeostase).
Calciumhomeostase is nodig voor spierwerking en bloedstolling. Indirect regelen deze hormonen zo
ook dat er calcium beschikbaar is voor botaanmaak of dat calcium wordt vrijgemaakt uit botweefsel.
De botten rondom de hersenen zijn met naden met elkaar verbonden. Bij de geboorte zijn er twee
ruimtes tussen de botten: de voorste fontanel (ruitvormig) en achterste fontanel (klein, driehoekig).
De fontanellen sluiten in de loop van 18 maanden. De hersenen liggen op de schedelbasis. De
schedelbasis bestaat uit een aantal kleine botten.
In enkele botten rondom de hersenen zijn holtes, die in verbinding staan met de neusholte
(neusbijholten). De grootste holtes zijn die in het voorhoofdsbeen (voorhoofdsholte) en bovenkaak
(kaakholte). De aangezichtsbotten zijn het neusbeen (os nasale), de bovenkaak (maxilla) met het
jukbeen (zygoma) en de onderkaak (mandibula).
Het bewegingsstelsel bestaat uit botten (skelet), gewrichten en spieren.
Functies van het skelet:
houding
beweging (aangrijpingspunt voor spierwerking)
bescherming van belangrijke organen zoals hersenen, hart en longen)
opslag van mineralen
ruimte voor beenmerg (voor de productie van bloedcellen, vooral in platte botten en
botuiteinden)
Functie van spieren en gewrichten: spieren zijn
met pezen aan botten gehecht. Spieren zorgen
ervoor dat botten ten opzichte van elkaar
bewegen. Deze beweging vindt plaats in
gewrichten.
Een bot bestaat voornamelijk uit botweefsel.
Botweefsel bestaat uit botcellen (osteocyten)
en tussenstof. In botweefsel zijn de botcellen
omgeven door tussenstof (botmatrix). De botcellen hebben die botmatrix zelf uitgescheiden. De
botmatrix bestaat uit water en kalkzouten en collagene vezels (deze maken het bot elastisch).
Hierdoor ontstaat bot dat zowel sterk en hard is, maar niet bij elk stootje breekt.
De vorm van botten verschilt. Er zijn lange botten (pijpbeenderen) zoals het dijbeen (femur) en platte
botten zoals het borstbeen en schedelbotten. De vorm van het bot past zich aan aan de druk-, buig-
en trekkrachten die
op het bot inwerken.
Die aanpassing
gebeurt door
voortdurende
afbraak en opbouw
van botweefsel.
, Voor botaanmaak zijn nodig: calcium, fosfaat, hormonen en vitamine D.
Calcium en fosfaat zijn de belangrijkste mineralen van de botmatrix die zorgen voor de stevigheid en
hardheid van het bot. Door te weinig calciuminname kan osteoporose ontstaan: een tekort aan
botweefsel, waardoor het bot gemakkelijker breekt.
De hormonen calcitonine en parathormoon regelen de calciumspiegel van het bloed. Zij zorgen
ervoor dat de calciumspiegel binnen bepaalde grenzen blijft (calciumhomeostase).
Calciumhomeostase is nodig voor spierwerking en bloedstolling. Indirect regelen deze hormonen zo
ook dat er calcium beschikbaar is voor botaanmaak of dat calcium wordt vrijgemaakt uit botweefsel.
De botten rondom de hersenen zijn met naden met elkaar verbonden. Bij de geboorte zijn er twee
ruimtes tussen de botten: de voorste fontanel (ruitvormig) en achterste fontanel (klein, driehoekig).
De fontanellen sluiten in de loop van 18 maanden. De hersenen liggen op de schedelbasis. De
schedelbasis bestaat uit een aantal kleine botten.
In enkele botten rondom de hersenen zijn holtes, die in verbinding staan met de neusholte
(neusbijholten). De grootste holtes zijn die in het voorhoofdsbeen (voorhoofdsholte) en bovenkaak
(kaakholte). De aangezichtsbotten zijn het neusbeen (os nasale), de bovenkaak (maxilla) met het
jukbeen (zygoma) en de onderkaak (mandibula).