2.2 cellulair niveau
2.2.1 cytologie
2.2.1.2 van cel tot weefsel
Cel: gespecialiseerde eenheid binnen een groter geheel
Verzamelen zich tot weefsels met specifieke functies
200 verschillende soorten in het menselijk lichaam
Bevat eigenschappen, specifiek voor zijn functie
Gevormd bij differentiatie
Cellen met dezelfde functies en eigenschappen groeperen en werken samen
Ontstaan weefsels en organen
Cellen verschillen in (door differentiatie):
Grootte
Vorm
Inhoudelijke samenstelling
Pluripotente stamcellen: dochtercellen van de zygote dei ontstaan na bevruchting
Kunnen uitgroeien tot elke humane cel
Multipotente stamcellen: wanneer pluripotente stamcellen differentiëren
= adulte stamcellen (AS)
Beperkt: ze kunnen maar tot cellen van 1 weefseltype differentiëren
Bv. Hemopoëtische cellen: hieruit kunnen nog alle type bloedcellen worden
gevormd
Unipotente stamcellen: cellen die beperkt zijn tot 1 celtype
De uiteindelijke vorm en inhoudelijke samenstelling van een cel is rechtstreeks gerelateerd aan zijn
functie
Bv. Zenuwcellen moeten zeer lang zijn
Innerlijk milieu van een cel
Cel bevat:
Nucleus (kern)
Cytoplasma
Celorganellen
Cytosol: vloeibare component van de cel
Stroopachtige vloeistof, die gescheiden wordt van de extracellulaire vloeistof
door het celmembraan
Bevat:
- Opgeloste voedingsstoffen
- Ionen
- Proteïnen
- Afvalstoffen
Samenstelling verschilt met die van de extracellulaire vloeistof
, Celorganellen
Celorganellen: hebben ieder hun eigen functie en dragen bij tot een
vlot functioneren van de cel
Nucleus: celkern
Grootste celorganel
Commandocentrum van de cel
Bevat chromosomen
Ook informatie om alle cellulaire activiteiten mooi
samen de laten lopen
Alle andere celorganellen maken deel uit van het cytoplasma:
Ribosomen: kleine celorganellen die instaan voor de productie van eiwitten
Bewegen vrij in het cytoplasma
Bewegen naar het ER wanneer de eiwitsynthese op een ribosoom gestart is
Endoplasmatisch reticulum: netwerk van membranen dat zich tussen het nucleaire
membraan en het plasmamembraan bevindt
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER): gedeelte waar de ribosomen zich op
vasthechten
Glad endoplasmatisch reticulum (SER): gedeelte zonder ribosomen
Functie: verwerkt eiwitten verder en stuurt die naar het Golgi-apparaat
Golgi-apparaat: groot organel dat bestaat uit meerdere membraneuze zakken
Hier wordt de eiwitsynthese gefinaliseerd
Mitochondriën: grote boonvormige structuren, die instaan voor de energievoorziening
van de cel
Dmv cellulaire respiratie zetten ze de energie van voedingsstoffen om naar
cellulaire energie (ATP)
Kleine blaasvormige structuren:
Lysosomen
Peroxisomen
Proteasomen
Bevatten digestieve enzymen
Functie: afbraak van afval, lichaamsvreemd materiaal en beschadigde cellen of biomolecule
Centriolen: staafvormige structuren
Belangrijke rol bij celdeling
2.2.1 cytologie
2.2.1.2 van cel tot weefsel
Cel: gespecialiseerde eenheid binnen een groter geheel
Verzamelen zich tot weefsels met specifieke functies
200 verschillende soorten in het menselijk lichaam
Bevat eigenschappen, specifiek voor zijn functie
Gevormd bij differentiatie
Cellen met dezelfde functies en eigenschappen groeperen en werken samen
Ontstaan weefsels en organen
Cellen verschillen in (door differentiatie):
Grootte
Vorm
Inhoudelijke samenstelling
Pluripotente stamcellen: dochtercellen van de zygote dei ontstaan na bevruchting
Kunnen uitgroeien tot elke humane cel
Multipotente stamcellen: wanneer pluripotente stamcellen differentiëren
= adulte stamcellen (AS)
Beperkt: ze kunnen maar tot cellen van 1 weefseltype differentiëren
Bv. Hemopoëtische cellen: hieruit kunnen nog alle type bloedcellen worden
gevormd
Unipotente stamcellen: cellen die beperkt zijn tot 1 celtype
De uiteindelijke vorm en inhoudelijke samenstelling van een cel is rechtstreeks gerelateerd aan zijn
functie
Bv. Zenuwcellen moeten zeer lang zijn
Innerlijk milieu van een cel
Cel bevat:
Nucleus (kern)
Cytoplasma
Celorganellen
Cytosol: vloeibare component van de cel
Stroopachtige vloeistof, die gescheiden wordt van de extracellulaire vloeistof
door het celmembraan
Bevat:
- Opgeloste voedingsstoffen
- Ionen
- Proteïnen
- Afvalstoffen
Samenstelling verschilt met die van de extracellulaire vloeistof
, Celorganellen
Celorganellen: hebben ieder hun eigen functie en dragen bij tot een
vlot functioneren van de cel
Nucleus: celkern
Grootste celorganel
Commandocentrum van de cel
Bevat chromosomen
Ook informatie om alle cellulaire activiteiten mooi
samen de laten lopen
Alle andere celorganellen maken deel uit van het cytoplasma:
Ribosomen: kleine celorganellen die instaan voor de productie van eiwitten
Bewegen vrij in het cytoplasma
Bewegen naar het ER wanneer de eiwitsynthese op een ribosoom gestart is
Endoplasmatisch reticulum: netwerk van membranen dat zich tussen het nucleaire
membraan en het plasmamembraan bevindt
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER): gedeelte waar de ribosomen zich op
vasthechten
Glad endoplasmatisch reticulum (SER): gedeelte zonder ribosomen
Functie: verwerkt eiwitten verder en stuurt die naar het Golgi-apparaat
Golgi-apparaat: groot organel dat bestaat uit meerdere membraneuze zakken
Hier wordt de eiwitsynthese gefinaliseerd
Mitochondriën: grote boonvormige structuren, die instaan voor de energievoorziening
van de cel
Dmv cellulaire respiratie zetten ze de energie van voedingsstoffen om naar
cellulaire energie (ATP)
Kleine blaasvormige structuren:
Lysosomen
Peroxisomen
Proteasomen
Bevatten digestieve enzymen
Functie: afbraak van afval, lichaamsvreemd materiaal en beschadigde cellen of biomolecule
Centriolen: staafvormige structuren
Belangrijke rol bij celdeling