Materiele hulpverlening
Bijeenkomst 1 leerdoelen:
De student kent de oorzaken van schulden, verschillende typen schulden alsmede de
invloed die schulden hebben op andere levensgebieden.
De student kent de verschillende vormen van armoede.
Armoede = Er is sprake van armoede in situaties waarin individuen of groepen onvoldoende
beschikken over materiële, culturele en/of sociale middelen waardoor zij zijn uitgesloten van
een levensstandaard die in de samenleving waarin zij leven als minimaal wordt gezien.
Soorten armoede:
Absoluut en relatief = Bij een absolute benadering van armoede kijken we per persoon naar
de situatie. Of we vinden dat iemand arm is hangt af van het besteden budget. Er wordt
geen vergelijking gemaakt met het inkomen van andere mensen. Binnen de relatieve
benadering wordt er juist wel gekeken naar het inkomen van andere mensen in de
samenleving.
Vs.
Objectief en subjectief = Bij het objectieve uitgangspunt is door onderzoekers tot stand
gekomen. Zij bepalen d.m.v. onderzoek de armoedegrens (wordt gebruikt door organisaties,
de politiek en experts). In een subjectieve benadering kijkt men hoe het huishouden tegen
het besteedbaar inkomen aankijkt. Dit wordt gemeten d.m.v. hun eigen ervaringen.
Vs.
Breed en smal = bij de brede definitie wordt armoede gezien als iemand niet goed kan
meedraaien met de maatschappij. Hier wordt minder gekeken naar materiaal bezit maar
bijvoorbeeld of iemand toegang heeft tot publieke voorzieningen. Een smalle definitie kijkt
juist naar een tekort op financieel gebied en dus juist wel naar materieel bezit.
Vs.
Schulden = Sprake van een schuld als je geld van iemand hebt geleend of als de uiterste
betaaldatum is verstreken.
1
Bijeenkomst 1 leerdoelen:
De student kent de oorzaken van schulden, verschillende typen schulden alsmede de
invloed die schulden hebben op andere levensgebieden.
De student kent de verschillende vormen van armoede.
Armoede = Er is sprake van armoede in situaties waarin individuen of groepen onvoldoende
beschikken over materiële, culturele en/of sociale middelen waardoor zij zijn uitgesloten van
een levensstandaard die in de samenleving waarin zij leven als minimaal wordt gezien.
Soorten armoede:
Absoluut en relatief = Bij een absolute benadering van armoede kijken we per persoon naar
de situatie. Of we vinden dat iemand arm is hangt af van het besteden budget. Er wordt
geen vergelijking gemaakt met het inkomen van andere mensen. Binnen de relatieve
benadering wordt er juist wel gekeken naar het inkomen van andere mensen in de
samenleving.
Vs.
Objectief en subjectief = Bij het objectieve uitgangspunt is door onderzoekers tot stand
gekomen. Zij bepalen d.m.v. onderzoek de armoedegrens (wordt gebruikt door organisaties,
de politiek en experts). In een subjectieve benadering kijkt men hoe het huishouden tegen
het besteedbaar inkomen aankijkt. Dit wordt gemeten d.m.v. hun eigen ervaringen.
Vs.
Breed en smal = bij de brede definitie wordt armoede gezien als iemand niet goed kan
meedraaien met de maatschappij. Hier wordt minder gekeken naar materiaal bezit maar
bijvoorbeeld of iemand toegang heeft tot publieke voorzieningen. Een smalle definitie kijkt
juist naar een tekort op financieel gebied en dus juist wel naar materieel bezit.
Vs.
Schulden = Sprake van een schuld als je geld van iemand hebt geleend of als de uiterste
betaaldatum is verstreken.
1