Leerpsychologie
Inhoudsopgave
1 Constructivisme.................................................................................................. 2
Introductie op constructivisme.................................................................................................2
Sociaal constructivisme............................................................................................................ 3
De handelingspsychologen....................................................................................................... 3
Constructivisme in de praktijk.................................................................................................. 4
Leren van de wereld buiten school...........................................................................................6
Samenwerkend leren............................................................................................................... 7
2 Wat is leren........................................................................................................ 7
Introductie op ‘wat is leren?’.................................................................................................... 7
Filosoferen over leren............................................................................................................... 8
Leerstijlen.............................................................................................................................. 10
Wat is goed onderwijs?........................................................................................................... 11
3 behaviorisme....................................................................................................11
Introductie behaviorisme........................................................................................................ 11
Observationeel leren.............................................................................................................. 12
Sociaal leren........................................................................................................................... 12
Behaviorisme en de praktijk................................................................................................... 12
Feedback................................................................................................................................ 14
4 Cognitivisme..................................................................................................... 15
Introductie cognitivisme......................................................................................................... 15
Cognitive Load Theory............................................................................................................ 15
Soorten kennis en metacognitieve kennis..............................................................................18
Deze kennis in de praktijk...................................................................................................... 18
Cognitivisme in de praktijk..................................................................................................... 18
5 breinleren......................................................................................................... 19
Introductie bij breinleren........................................................................................................ 19
Fixed of growth mindset......................................................................................................... 21
Breinleren in de praktijk......................................................................................................... 21
Executieve functies................................................................................................................ 22
ABC-model........................................................................................................................... 23
Executieve functies in de praktijk........................................................................................... 23
6 onderwijsvernieuwers.......................................................................................25
Introductie.............................................................................................................................. 25
Nutsschool.............................................................................................................................. 26
, Montessori.............................................................................................................................. 26
Dalton.................................................................................................................................... 27
Jenaplan................................................................................................................................. 28
Vrije school............................................................................................................................. 29
Freinet.................................................................................................................................... 30
Ontwikkelingsgericht onderwijs.............................................................................................. 30
Ervaringsgericht onderwijs..................................................................................................... 31
7 bewezen effectieve leer- en instructiestrategieën...............................................32
8 motorisch leren.................................................................................................32
Introductie.............................................................................................................................. 32
Leren met behulp van bewegen............................................................................................. 33
9 creatief leren.................................................................................................... 33
1 Constructivisme
Introductie op constructivisme
Een belangrijke aanname: de werkelijkheid wordt in je hoofd gemaakt. Het is niet hetzelfde wat
iemand anders denkt. Het is jouw gedachte. Informatie komt vinnen en het stemt af op water al
is in je hoofd.
Leren is een werkwoord
Belangrijke argumenten om kinderen zoveel mogelijk hun eigen leren te laten vormgeven
komen voort uit de constructivistische leertheorie. De centrale aanname hiervan is dat het
verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevold is van een directe overdracht
van kennis door de begeleider, maar eerder het resultaat van (constructieve) denkactiviteiten
van de kinderen zelf: we leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten
(voorkennis).
In de constructivistische opvatting moeten de kinderen de informatie zo ordenen dat die voor
hen relevant en bruikbaar is. De begeleider stimuleert, biedt een heldere structuur en gaat na
of de kinderen de aangeboden informatie ook werkelijk opgenomen hebben.
Het constructivisme is vooral een afkeer van het traditionele onderwijs met zijn kenmerken van
de 19e (volgens sommige zelfs 18e) eeuw: een leerproces dat passief, receptief, reproductief,
abstract, oppervlakkig, autoritair is en daarmee geestdodend en inefficiënt.
Constructivisten zien leren als: constructief, cumulatief, zelfsturend, doelgericht, gesitueerd,
coöperatief en individueel verschillend proces van kennisverwerving, betekenisgeving en
vaardigheidsontwikkeling.
Bij het vormgeven van taken en lessen zijn er 5 pijlers
1. Het kind moet actief zijn
2. Het kind moet constructief zijn
hij moet de nieuwe informatie zelf construeren (betekenis verlenen)
cumulatief: nieuwe info moet aansluiten op de aanwezige voorkennis
3. Het kind moet doelgericht met de kennis omgaan
4. De kinderen moet samen bezig zijn met het verwerven en verwerken van kennis en het
ontwikkelen van vaardigheden
5. Het kind moet zijn leerproces zelf kunnen reguleren
sturing kunnen geven aan het eigen leerproces motiveert
,Het constructionisme borduurt voort op het constructivisme, een leertheorie ontwikkeld door
Seymour Papert.
Wetenschap en Technologie staan steeds vaker op de agenda van het onderwijs. Deze
stroming grijpt terug op het concept dat kinderen vanuit verwondering leren. Dat ze leren door
te maken, te creëren en uit te vinden in de echte wereld.
Het constructionisme pleit voor ontwerpend leren. Het constructionisme beaamt dat nieuwe
kennis zich niet laat overdragen, maar deze theorie neemt het constructivisme een stap
verder, in de richting van het ondernemen van actie. Het constructionisme probeert leerlingen
zelf sturing te geven aan datgene wat ze willen leren, binnen de betekenisvolle
situatie/context. Ze zijn daarbij vrij gebruik te maken van alle middelen die ze maar kunnen
bedenken om zichzelf uit te dagen en nieuwe dingen te leren. Ze pleit ervoor om leerlingen
voldoende tijd, ruimte en middelen te geven om hun ideeën uit te denken, te ontwikkelen, te
maken, te testen en te verbeteren.
Het connectivisme stelt dat kennis is verdeeld over een netwerk van connecties dankzij het
gebruik van technologie. George Siemens, een van de grondleggers, zegt: kennis dient niet
alleen gebaseerd te zijn op wat we weten, maar op het vermogen kennis met elkaar te delen.
Siemens stelt dat de technologie een zeer diepgaand effect heeft op de manier waarop we
communiceren en leren in onze samenleving.
Belangrijkste punten van het connectivisme:
1. Leren en verwerven van kennis is gebaseerd op een verscheidenheid aan meningen die
op allerlei manieren tot je komen
2. Leren is een proces van informatiebronnen met elkaar verbinden
3. Kennis kan in niet-menselijke toepassingen zitten
4. Het voeden en beheren van connecties is voorwaarde voor het voortdurend leren
5. Een noodzakelijke vaardigheid is verbanden zien tussen ‘fields’, ideeën en concepten.
De continue ontwikkeling van sociale netwerken is de kern van de theorie van het
connectivisme. Het is een heel persoonlijk en altijd-veranderend proces. Connectivisme leert
ons te gedijen in de digitale tijd en vormen van samenwerkend leren etc.
Sociaal constructivisme
Het sociaal constructivisme ziet leren als sociaal proces. Het sociaal constructivisme is een
moderne leertheorie die ervanuit gaat dat mensen zelf betekenis geven aan hun omgeving en
dat sociale processen hierbij een prominente rol spelen. Kennis wordt niet alleen
geconstrueerd, maar wordt ook steeds weer gespiegeld aan de opvatting van anderen. Kennis
komt tot stand door interpretatie van informatie.
Door eigen kennis te spiegelen aan de kennis van anderen wordt deze niet alleen verrijkt maar
bereikt deze een hogere mate van intersubjectiviteit.
Wat kennis is en dus als waarheid wordt ervaren, is afhankelijk van de normen, waarden en
inzichten binnen een bepaalde gemeenschap. Het is dus mogelijk dat kennis buiten een
bepaalde praktijkgemeenschap geen waarde heeft. Het belang van een actieve rol wordt
bevestigd vanuit neurobiologie.
De handelingspsychologen
Vygotsky’s ideeën zien we nog altijd terug in klaslokalen. Hij zegt dat het leerproces wordt
beïnvloed door het ontwikkelingsproces in interactie met de omgeving. Hij is van mening dat
wij niet leren vanwege de ontwikkeling die we doorgemaakt hebben, maar wij ontwikkelen ons
omdat we leren (leren zorgt voor ontwikkeling).
Niemand spreekt alle aangeboren mogelijkheden aan. Daardoor is het bij iedereen mogelijk het
functioneringsniveau te verhogen. De mate waarin dit gebeurt, is afhankelijk van de mate
waarin het individu beschikt over en gebruik leert maken van zijn cognitieve vaardigheden. Het
individu is hiervoor dus afhankelijk van zijn sociale omgeving.
Vygotsky veronderstelde dat de (cognitieve) ontwikkeling van een individu plaatsvindt in de
sociale context en legde de nadruk op de begeleidende rol van de volwassenen. Tegen deze
achtergrond heeft Vygotsky de term ‘zone van naaste ontwikkeling’ geïntroduceerd.
, Vygotsky geloofd in de aangeboren ontwikkelingsmogelijkheden van jonge kinderen. Kinderen
construeren hun eigen kennis door eigen activiteiten en eigen initiatieven. Daarnaast hechte
hij grote waarde aan de omgeving bij deze ontwikkeling met de nadruk op de sociaal-culturele
omgeving.
Pjotr Jakovlecitsj Gapering (1902-1988) was een Russische psycholoog/ hij werkte de
theoretisch uitgangspunten van Vygotsky over de ontwikkeling van intelligentie verder uit. Hij
stelde een stappenplan op dat gebruikt kon worden in het onderwijs voor het leren van
mentale handelingen. Zijn theorie wordt wel de trapsgewijze ontwikkeling van mentale
handelingen genoemd waarin 5 niveaus worden onderscheiden:
1. Oriëntatie
wat is het doel van de gehele handeling?
zijn er deelhandelingen mogelijk?
welke methode moet worden toegepast om de handeling te leren?
2. Uitvoeren van de handeling in materiële deelstappen en ten slotte in zijn geheel
er wordt gebruik gemaakt van materiaal
3. De materiële deelstappen en de hele handeling wordt verbaal begeleid.
eerst met objecten en uiteindelijk zonder objecten
4. Uitvoeren van de handeling zonder objecten en met onhoorbare innerlijke spraak
5. Handeling verinnerlijkt
de handeling kan in een andere context worden uitgevoerd.
Op elke niveau kan de handeling worden beoordeeld op uitvoering, beheerding en/of
generaliseerbaarheid.
Als leerkracht is het goed vooraf na te denken over de taal die je gaat gebruiken. Je kunt die
taal in de steigers zetten: scaffolding van taal en je kunt scaffoldingstrategieën inzetten. Zo
help je leerlingen talig gezien, steeds een stapje verder.
Constructivisme in de praktijk
Het constructivisme is een leertheorie die leren gelijkstelt aan het leren van betekenissen en
begrippen aan de hand van ervaringen. Constructivisme kan leerlingen helpen zich betrokken
en gemotiveerd te voelen door hen een meer actieve rol te geven in het leerproces. Het
constructivisme benut interactieve leerstrategieën. Het constructivisme wordt vaak gebruikt bij
hogere denkvaardigheden, zoals redeneren, argumenteren en problemen oplossen.
10 krachtige kenmerken van het sociaal constructivisme
1. Het kind heeft invloed op het eigen leerproces (zelfregulatie)
2. Er wordt aangesloten bij eerder verworven kennis
3. Nieuwe kennis is betekenisvol
4. De motivatie vergroot, omdat de kinderen actief bij het proces betrokken zijn
5. Men sluit aan bij het ontwikkelingsniveau en tempo van het kind (ZNO)
6. Kennis wordt gereedschap en is in andere situaties te gebruiken (transfer)
7. Het kind ontwikkelt betekenisvolle competenties
8. Het kind ontwikkelt zelfreflectie
9. De begeleider is be-geleider, geen stuurder
10. De inzet van begeleiders is betekenisvol en sluit aan bij het leerproces van het kind
Inhoudsopgave
1 Constructivisme.................................................................................................. 2
Introductie op constructivisme.................................................................................................2
Sociaal constructivisme............................................................................................................ 3
De handelingspsychologen....................................................................................................... 3
Constructivisme in de praktijk.................................................................................................. 4
Leren van de wereld buiten school...........................................................................................6
Samenwerkend leren............................................................................................................... 7
2 Wat is leren........................................................................................................ 7
Introductie op ‘wat is leren?’.................................................................................................... 7
Filosoferen over leren............................................................................................................... 8
Leerstijlen.............................................................................................................................. 10
Wat is goed onderwijs?........................................................................................................... 11
3 behaviorisme....................................................................................................11
Introductie behaviorisme........................................................................................................ 11
Observationeel leren.............................................................................................................. 12
Sociaal leren........................................................................................................................... 12
Behaviorisme en de praktijk................................................................................................... 12
Feedback................................................................................................................................ 14
4 Cognitivisme..................................................................................................... 15
Introductie cognitivisme......................................................................................................... 15
Cognitive Load Theory............................................................................................................ 15
Soorten kennis en metacognitieve kennis..............................................................................18
Deze kennis in de praktijk...................................................................................................... 18
Cognitivisme in de praktijk..................................................................................................... 18
5 breinleren......................................................................................................... 19
Introductie bij breinleren........................................................................................................ 19
Fixed of growth mindset......................................................................................................... 21
Breinleren in de praktijk......................................................................................................... 21
Executieve functies................................................................................................................ 22
ABC-model........................................................................................................................... 23
Executieve functies in de praktijk........................................................................................... 23
6 onderwijsvernieuwers.......................................................................................25
Introductie.............................................................................................................................. 25
Nutsschool.............................................................................................................................. 26
, Montessori.............................................................................................................................. 26
Dalton.................................................................................................................................... 27
Jenaplan................................................................................................................................. 28
Vrije school............................................................................................................................. 29
Freinet.................................................................................................................................... 30
Ontwikkelingsgericht onderwijs.............................................................................................. 30
Ervaringsgericht onderwijs..................................................................................................... 31
7 bewezen effectieve leer- en instructiestrategieën...............................................32
8 motorisch leren.................................................................................................32
Introductie.............................................................................................................................. 32
Leren met behulp van bewegen............................................................................................. 33
9 creatief leren.................................................................................................... 33
1 Constructivisme
Introductie op constructivisme
Een belangrijke aanname: de werkelijkheid wordt in je hoofd gemaakt. Het is niet hetzelfde wat
iemand anders denkt. Het is jouw gedachte. Informatie komt vinnen en het stemt af op water al
is in je hoofd.
Leren is een werkwoord
Belangrijke argumenten om kinderen zoveel mogelijk hun eigen leren te laten vormgeven
komen voort uit de constructivistische leertheorie. De centrale aanname hiervan is dat het
verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevold is van een directe overdracht
van kennis door de begeleider, maar eerder het resultaat van (constructieve) denkactiviteiten
van de kinderen zelf: we leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten
(voorkennis).
In de constructivistische opvatting moeten de kinderen de informatie zo ordenen dat die voor
hen relevant en bruikbaar is. De begeleider stimuleert, biedt een heldere structuur en gaat na
of de kinderen de aangeboden informatie ook werkelijk opgenomen hebben.
Het constructivisme is vooral een afkeer van het traditionele onderwijs met zijn kenmerken van
de 19e (volgens sommige zelfs 18e) eeuw: een leerproces dat passief, receptief, reproductief,
abstract, oppervlakkig, autoritair is en daarmee geestdodend en inefficiënt.
Constructivisten zien leren als: constructief, cumulatief, zelfsturend, doelgericht, gesitueerd,
coöperatief en individueel verschillend proces van kennisverwerving, betekenisgeving en
vaardigheidsontwikkeling.
Bij het vormgeven van taken en lessen zijn er 5 pijlers
1. Het kind moet actief zijn
2. Het kind moet constructief zijn
hij moet de nieuwe informatie zelf construeren (betekenis verlenen)
cumulatief: nieuwe info moet aansluiten op de aanwezige voorkennis
3. Het kind moet doelgericht met de kennis omgaan
4. De kinderen moet samen bezig zijn met het verwerven en verwerken van kennis en het
ontwikkelen van vaardigheden
5. Het kind moet zijn leerproces zelf kunnen reguleren
sturing kunnen geven aan het eigen leerproces motiveert
,Het constructionisme borduurt voort op het constructivisme, een leertheorie ontwikkeld door
Seymour Papert.
Wetenschap en Technologie staan steeds vaker op de agenda van het onderwijs. Deze
stroming grijpt terug op het concept dat kinderen vanuit verwondering leren. Dat ze leren door
te maken, te creëren en uit te vinden in de echte wereld.
Het constructionisme pleit voor ontwerpend leren. Het constructionisme beaamt dat nieuwe
kennis zich niet laat overdragen, maar deze theorie neemt het constructivisme een stap
verder, in de richting van het ondernemen van actie. Het constructionisme probeert leerlingen
zelf sturing te geven aan datgene wat ze willen leren, binnen de betekenisvolle
situatie/context. Ze zijn daarbij vrij gebruik te maken van alle middelen die ze maar kunnen
bedenken om zichzelf uit te dagen en nieuwe dingen te leren. Ze pleit ervoor om leerlingen
voldoende tijd, ruimte en middelen te geven om hun ideeën uit te denken, te ontwikkelen, te
maken, te testen en te verbeteren.
Het connectivisme stelt dat kennis is verdeeld over een netwerk van connecties dankzij het
gebruik van technologie. George Siemens, een van de grondleggers, zegt: kennis dient niet
alleen gebaseerd te zijn op wat we weten, maar op het vermogen kennis met elkaar te delen.
Siemens stelt dat de technologie een zeer diepgaand effect heeft op de manier waarop we
communiceren en leren in onze samenleving.
Belangrijkste punten van het connectivisme:
1. Leren en verwerven van kennis is gebaseerd op een verscheidenheid aan meningen die
op allerlei manieren tot je komen
2. Leren is een proces van informatiebronnen met elkaar verbinden
3. Kennis kan in niet-menselijke toepassingen zitten
4. Het voeden en beheren van connecties is voorwaarde voor het voortdurend leren
5. Een noodzakelijke vaardigheid is verbanden zien tussen ‘fields’, ideeën en concepten.
De continue ontwikkeling van sociale netwerken is de kern van de theorie van het
connectivisme. Het is een heel persoonlijk en altijd-veranderend proces. Connectivisme leert
ons te gedijen in de digitale tijd en vormen van samenwerkend leren etc.
Sociaal constructivisme
Het sociaal constructivisme ziet leren als sociaal proces. Het sociaal constructivisme is een
moderne leertheorie die ervanuit gaat dat mensen zelf betekenis geven aan hun omgeving en
dat sociale processen hierbij een prominente rol spelen. Kennis wordt niet alleen
geconstrueerd, maar wordt ook steeds weer gespiegeld aan de opvatting van anderen. Kennis
komt tot stand door interpretatie van informatie.
Door eigen kennis te spiegelen aan de kennis van anderen wordt deze niet alleen verrijkt maar
bereikt deze een hogere mate van intersubjectiviteit.
Wat kennis is en dus als waarheid wordt ervaren, is afhankelijk van de normen, waarden en
inzichten binnen een bepaalde gemeenschap. Het is dus mogelijk dat kennis buiten een
bepaalde praktijkgemeenschap geen waarde heeft. Het belang van een actieve rol wordt
bevestigd vanuit neurobiologie.
De handelingspsychologen
Vygotsky’s ideeën zien we nog altijd terug in klaslokalen. Hij zegt dat het leerproces wordt
beïnvloed door het ontwikkelingsproces in interactie met de omgeving. Hij is van mening dat
wij niet leren vanwege de ontwikkeling die we doorgemaakt hebben, maar wij ontwikkelen ons
omdat we leren (leren zorgt voor ontwikkeling).
Niemand spreekt alle aangeboren mogelijkheden aan. Daardoor is het bij iedereen mogelijk het
functioneringsniveau te verhogen. De mate waarin dit gebeurt, is afhankelijk van de mate
waarin het individu beschikt over en gebruik leert maken van zijn cognitieve vaardigheden. Het
individu is hiervoor dus afhankelijk van zijn sociale omgeving.
Vygotsky veronderstelde dat de (cognitieve) ontwikkeling van een individu plaatsvindt in de
sociale context en legde de nadruk op de begeleidende rol van de volwassenen. Tegen deze
achtergrond heeft Vygotsky de term ‘zone van naaste ontwikkeling’ geïntroduceerd.
, Vygotsky geloofd in de aangeboren ontwikkelingsmogelijkheden van jonge kinderen. Kinderen
construeren hun eigen kennis door eigen activiteiten en eigen initiatieven. Daarnaast hechte
hij grote waarde aan de omgeving bij deze ontwikkeling met de nadruk op de sociaal-culturele
omgeving.
Pjotr Jakovlecitsj Gapering (1902-1988) was een Russische psycholoog/ hij werkte de
theoretisch uitgangspunten van Vygotsky over de ontwikkeling van intelligentie verder uit. Hij
stelde een stappenplan op dat gebruikt kon worden in het onderwijs voor het leren van
mentale handelingen. Zijn theorie wordt wel de trapsgewijze ontwikkeling van mentale
handelingen genoemd waarin 5 niveaus worden onderscheiden:
1. Oriëntatie
wat is het doel van de gehele handeling?
zijn er deelhandelingen mogelijk?
welke methode moet worden toegepast om de handeling te leren?
2. Uitvoeren van de handeling in materiële deelstappen en ten slotte in zijn geheel
er wordt gebruik gemaakt van materiaal
3. De materiële deelstappen en de hele handeling wordt verbaal begeleid.
eerst met objecten en uiteindelijk zonder objecten
4. Uitvoeren van de handeling zonder objecten en met onhoorbare innerlijke spraak
5. Handeling verinnerlijkt
de handeling kan in een andere context worden uitgevoerd.
Op elke niveau kan de handeling worden beoordeeld op uitvoering, beheerding en/of
generaliseerbaarheid.
Als leerkracht is het goed vooraf na te denken over de taal die je gaat gebruiken. Je kunt die
taal in de steigers zetten: scaffolding van taal en je kunt scaffoldingstrategieën inzetten. Zo
help je leerlingen talig gezien, steeds een stapje verder.
Constructivisme in de praktijk
Het constructivisme is een leertheorie die leren gelijkstelt aan het leren van betekenissen en
begrippen aan de hand van ervaringen. Constructivisme kan leerlingen helpen zich betrokken
en gemotiveerd te voelen door hen een meer actieve rol te geven in het leerproces. Het
constructivisme benut interactieve leerstrategieën. Het constructivisme wordt vaak gebruikt bij
hogere denkvaardigheden, zoals redeneren, argumenteren en problemen oplossen.
10 krachtige kenmerken van het sociaal constructivisme
1. Het kind heeft invloed op het eigen leerproces (zelfregulatie)
2. Er wordt aangesloten bij eerder verworven kennis
3. Nieuwe kennis is betekenisvol
4. De motivatie vergroot, omdat de kinderen actief bij het proces betrokken zijn
5. Men sluit aan bij het ontwikkelingsniveau en tempo van het kind (ZNO)
6. Kennis wordt gereedschap en is in andere situaties te gebruiken (transfer)
7. Het kind ontwikkelt betekenisvolle competenties
8. Het kind ontwikkelt zelfreflectie
9. De begeleider is be-geleider, geen stuurder
10. De inzet van begeleiders is betekenisvol en sluit aan bij het leerproces van het kind