DEEL 1: SITUERING VAN DE BESTUURSKUNDE
INLEIDING
HOU HET UIT ELKAAR!
De overheid:
o politici met hun ambtenaren
o hiërarchisch verband, de klassieke overheid
o publieke organisatie bv. De Lijn, De VRT
Het openbaar bestuur (term gebruikt in het handboek):
o overheid + semi-overheid
o verzelfstandigde overheidsdiensten met een eigen rechtspersoonlijkheid,
op afstand van politici en van de klassieke administratie met een eigen
responsabilisering op elk bestuursniveau
o bv. publiek universiteit
De publieke sector (bredere term):
o openbaar bestuur en maatschappelijke organisaties met een publiek doel
o verzuilde en corporatistische tradities
o bv. woonzorgcentrum, kinderopvang
,PARTICULIERE ORGANISATIES MET PUBLIEKE TAAK
Organisaties opgericht door private personen
o Vakorganisaties, mutualiteiten, culturele organisaties, welzijnsorganisaties,
onderwijs, gezondheidszorg, sociale huisvesting,…
Politiek – ideologische discussies en strijd:
o Geleidelijk verweven met overheid
o Erkend, gesubsidieerd, inspectie (zie eindtermen in het onderwijs)
Politieke verantwoordelijkheid: slechts indirect
o Ministers niet rechtstreeks aansturen, maar controleren
Vertrouwen in deze sectoren ligt erg hoog (rond de 90%), hoge internationale
scores (gezondheidszorg, onderwijs)
,HOOFDSTUK 1: SFEREN IN DE SAMENLEVING
1. INLEIDING
Meta-analyse: we kijken naar de manier waarop we kijken naar onze samenleving
om dan vervolgens over de rol van de staat en de organisatie van de overheid na
te denken
2. VIER SFEREN, VANUIT HET INDIVIDU BEKEKEN
Besturen = sturen = vorm geven aan de samenleving (en de rol van de overheid daar in)
Samenleving = politiek georganiseerd verband
o kan op verschillende niveaus: van globaal tot lokaal, en is tijds- en
plaatsgebonden
Samenleving bestaat uit verhouding tussen 4 sferen, die elk hun eigenkenmerken
hebben
Basistermen uit de bestuurskunde om de ‘sferen’ conceptueel te onderscheiden
Publiek / privaat
o Publiek = alles van overheid
o Privaat = overheid moeit zich niet
Profit / non-profit
o Profit = winst proberen maken, welvaart creëren
o Non-profit = niet op winst gericht
Formeel / informeel
o Formeel = regels, wetten, voorschriften
o Informeel = impliciete afspraken hoe mensen met elkaar omgaan
2.1. DE SFEER VAN DE GEMEENSCHAPPEN
Privaat-informeel: gezin, vriendenkring, relaties, …
o Personen hebben autonomie om in private sfeer leven zo leuk mogelijk te
maken
Op liefde en loyauteit gebaseerd
Vrije keuze (in theorie!)
, o Relaties horizontaal en machtsvrij: mensen gaan vanuit vrije keuze met
elkaar relaties aan
Rechten en vrijheden (in theorie!)
o Altijd voor stuk gebonden aan normen en regels, niet volledig vrije keuze
o Grotendeels door staat bepaald en kunnen grondig verschil tussen
samenlevingen
Geen dwang (in theorie)
o Er is niemand die mensen ergens toe verplicht
o Ze maken autonome keuzes
In de praktijk begrensd:
o Socio-econ. positie (armoede)
o Onderlinge afhankelijkheid (man-vrouw)
o Door overheid
Overheid kan personen bestraffen
2.2. DE SFEER VAN DE STAAT
Op elk moment hebben we met de staat te maken!
Alle overheden en instellingen van politiek, administratie en rechterlijke macht
die verplichten, steunen, stimuleren, hinderen, …
Via geheel van wetten, decreten en voorschriften:
o dwang!
Burger heeft ‘voice’:
o verkiezingen, vrijheid van meningsuiting, protest
o Stem om te bepalen wat overheid doet -> democratie via verkiezingen
De staat kan ‘groot’ of ‘klein’ zijn
Overheden
o Politieke systeem op alle niveaus (verkiezingen, parlement, uitvoerende
macht)
o Administraties die beslissingen voorbereiden en uitvoeren
o Rechterlijke machten
Kan met legitiem gezag dwingend optreden
o Kan mensen wetten doen respecteren of belastingen doen betalen
2.3. DE SFEER VAN DE MARKT
Vraag en aanbod, marktsturing
Burger = klant / consument van for-profit bedrijven
Bedrijven of profitorganisaties
o Overleven als ze investeren en winst maken
Exit als optie
o Kan niet tov staat!
Als markt groeit, krimpt de staat
o Of omgekeerd
2.4. DE SFEER VAN DE CIVIL SOCIETY
Burgers organiseren zich op basis van vertrouwen
o Organiseren zich voor een maatschappelijk doel
Helpt op eerste plaats om mensen individueel sterker te maken, ook in private
sfeer
Bundelt verlangens en eisen van mensen tov overheid en versterkt die door
mensen te verenigen