College 1
Onderzoeksmethoden: verzameling rationele en empirische middelen die iemand in staat stellen overtuigingen
bij te stellen
voor het formuleren van theorieën die het mogelijk maken om menselijk gedrag te beschrijven, verklaren,
voorspellen.
Theorie onderzoeksvraag onderzoeksdesign preregistratie data
Theorie: samenhangend geheel van abstracte en onderbouwde uitspraken dat verklaart hoe constructen of
variabelen zich tot elkaar verhouden, gebaseerd op eerdere waarnemingen en bestaand empirisch onderzoek
Aanname;
Variabelen;
Proposities (relatie)
Operationele definities: hoe conceptuele constructen worden gemanipuleerd/gemeten
schoolprestatie schoolobservatie, self-repport
In experiment testen we hypothese over operationele definities
Mediërende variabele (denk aan het gaat via de media) A C B
Als A dezelfde invloed uitoefent op B, zelfs als C als voorspeller wordt toegevoegd, is de mediatorhypothese
verkeerd. Combinatie van meerdere tests
Moderende variabele (denk aan mode maakt iemand er leuker uitzien of niet ) A B
Kunnen worden getest door aan- of afwezigheid van interactie-effect tussen primaire voorspellende variabele en
moderatorvariabele (A en C)
Een variabele temidden van een keten van causaal gerelateerde variabelen
ANOVA/ANCOVA/meervoudige regressie met categorische voorspeller
‘peer-reviewed’ tijdschrift: artikel dat is geschreven door deskundigen en beoordeeld door andere professionals
in hetzelfde vakgebied
beste systeem dat we hebben om juistheid onderzoeksmethoden te evalueren
Meeste uitgevers hebben winstoogmerk (betalen voor toegang, betalen om te publiceren, etc)
Roofzuchtige tijdschriften: tijdschriften die geld verdienen door zoveel mogelijk artikelen te publiceren
Vanity press: auteurs betalen om hun werkt te laten publiceren; geen peer-review of kwaliteitscontrole
Empirisch onderzoeksartikel: introductie, methode, resultaten en conclusie
Review/opinion: geen methode en resultaten
Commentaar: geen abstract, methode en resultaten
Tijdens de voorbereiding van een onderzoek naar de effecten van stress en slaap op zelfbeoordelingen van
welzijn, concludeert Jake uit een literatuuronderzoek dat stress en slaap niet onafhankelijk zijn (ze correleren
negatief). Wat concludeert Jake hieruit? Hij concludeert dat hij in zijn hypothese moet opnemen hoe stress
en slaap met elkaar samenhangen.
Als Jake concludeert dat stress en slaap afhankelijk van elkaar zijn, dan zou hij moeten erkennen dat de
relatie tussen stress en welzijn mogelijk beïnvloed wordt door slaap, en omgekeerd.
Als stress en slaap afhankelijk van elkaar zijn, dan moet Jake in zijn onderzoeksopzet en hypothesen
rekening houden met hun onderlinge samenhang. Hij zou moeten overwegen of slaap een mediator,
moderator, of een confounder is in de relatie tussen stress en welzijn, of andersom.
"Als slaap en stress afhankelijk zijn, moet ik nagaan of de relatie tussen stress en
welzijn (of slaap en welzijn) verandert afhankelijk van het niveau van de andere
variabele."
Of: "Misschien beïnvloedt stress de slaap, wat op zijn beurt het welzijn beïnvloedt —
dan is slaap een mediërende variabele."
, Of: "Misschien versterkt weinig slaap de negatieve impact van stress op welzijn —
dan is slaap een moderator.
Als stress en slaap afhankelijk zijn, dan moet Jake in zijn hypothese en analyse rekening
houden met hun onderlinge verband, omdat dat invloed kan hebben op hoe zij elk het
welzijn beïnvloeden.
College 2
Nominaal: categorisch; gender, geslacht, etc.
Ordinaal: afstand tussen niveau is gelijk; opleidingsniveau, SES, etc.
Interval: lineaire afstand tussen niveau; IQ, jaartallen, etc.
Ratio: absoluut nulpunt; lengte, gewicht, etc.
Validiteit: meten wat je moet meten
Interne validiteit: oorzaak-gevolg
Constructvaliditeit: representatie
Inhoudsvaliditeit (content validity): alle belangrijke aspecten van het construct?
Indruksvaliditeit (face validity): op het eerste gezicht logisch en passend?
Convergente validiteit: correlatie met andere metingen van hetzelfde construct?
Divergente (discriminante) validiteit: lage correlatie met metingen van andere,
niet-gerelateerde constructen?
Statistische validiteit: juiste statistiek
Externe validiteit: generaliseerbaarheid
Criterium validiteit: hoe goed de test samenhangt met een extern criterium
Gelijktijdige validiteit (concurrent validity): komt de test overeen met een huidig criterium?
Voorspellende validiteit (predictive validity): voorspelt de test voor de toekomst?
Bevestigend/confirmatief onderzoek (hypothese van tevoren): probeert fout-positieven te minimaliseren
Exploratief/verkennend onderzoek (hypothese genererend): probeert fout-negatieven te minimaliseren p-
waarde verliest diagnostische waarde, geen externe validiteit
Hark-ing: later pas een hypothese formuleren; vergroot type 1 fout/fout-positieven
P-hacking: alleen analyses rapporteren die significante resultaten opleveren; vergroot ook kans op type 1
fout/fout-positieven
Publicatiebias: als studies met statistisch significante of positieve resultaten eerder worden gepubliceerd
Pre-registratie: rapporteren van je experimentele design, je hypothese en analyseplan
Associatieclaims: gemeten variabelen van construct zijn verklarende variabelen
Causale claims: manipulatie; onafhankelijk en afhankelijke variabelen
Let op de taal in je vragenlijst, informed consent, etc. moet voor elk publiek duidelijk zijn, ook geen
ontkenningen etc.
Vraag-gerelateerde bias (dubbele ontkenning); persoon-gerelateerde bias (sociaal wenselijk)
Ethical Threatment
Respect voor mensen: vrijwillig en goed geïnformeerd, zodat autonomie wordt gerespecteerd
Principe van welzijn: schade voorkomen en zorgen dat onderzoek zoveel mogelijk ten goede komt
Principe van rechtvaardigheid: lasten en voordelen van onderzoek zijn eerlijk verdeeld
Declaration of Helsinki: ethische principes mbt menselijke experimenten
Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met Mensen, WMO: bescherming deelnemers onderzoek
Vaste Commissie Wetenschap en Ethiek, VCWE: wat we wel/niet mogen doen
Medisch Ethische Toetsings Commissie, METC: moet goedkeuring geven bij doen van invasief onderzoek
Onderzoeksmethoden: verzameling rationele en empirische middelen die iemand in staat stellen overtuigingen
bij te stellen
voor het formuleren van theorieën die het mogelijk maken om menselijk gedrag te beschrijven, verklaren,
voorspellen.
Theorie onderzoeksvraag onderzoeksdesign preregistratie data
Theorie: samenhangend geheel van abstracte en onderbouwde uitspraken dat verklaart hoe constructen of
variabelen zich tot elkaar verhouden, gebaseerd op eerdere waarnemingen en bestaand empirisch onderzoek
Aanname;
Variabelen;
Proposities (relatie)
Operationele definities: hoe conceptuele constructen worden gemanipuleerd/gemeten
schoolprestatie schoolobservatie, self-repport
In experiment testen we hypothese over operationele definities
Mediërende variabele (denk aan het gaat via de media) A C B
Als A dezelfde invloed uitoefent op B, zelfs als C als voorspeller wordt toegevoegd, is de mediatorhypothese
verkeerd. Combinatie van meerdere tests
Moderende variabele (denk aan mode maakt iemand er leuker uitzien of niet ) A B
Kunnen worden getest door aan- of afwezigheid van interactie-effect tussen primaire voorspellende variabele en
moderatorvariabele (A en C)
Een variabele temidden van een keten van causaal gerelateerde variabelen
ANOVA/ANCOVA/meervoudige regressie met categorische voorspeller
‘peer-reviewed’ tijdschrift: artikel dat is geschreven door deskundigen en beoordeeld door andere professionals
in hetzelfde vakgebied
beste systeem dat we hebben om juistheid onderzoeksmethoden te evalueren
Meeste uitgevers hebben winstoogmerk (betalen voor toegang, betalen om te publiceren, etc)
Roofzuchtige tijdschriften: tijdschriften die geld verdienen door zoveel mogelijk artikelen te publiceren
Vanity press: auteurs betalen om hun werkt te laten publiceren; geen peer-review of kwaliteitscontrole
Empirisch onderzoeksartikel: introductie, methode, resultaten en conclusie
Review/opinion: geen methode en resultaten
Commentaar: geen abstract, methode en resultaten
Tijdens de voorbereiding van een onderzoek naar de effecten van stress en slaap op zelfbeoordelingen van
welzijn, concludeert Jake uit een literatuuronderzoek dat stress en slaap niet onafhankelijk zijn (ze correleren
negatief). Wat concludeert Jake hieruit? Hij concludeert dat hij in zijn hypothese moet opnemen hoe stress
en slaap met elkaar samenhangen.
Als Jake concludeert dat stress en slaap afhankelijk van elkaar zijn, dan zou hij moeten erkennen dat de
relatie tussen stress en welzijn mogelijk beïnvloed wordt door slaap, en omgekeerd.
Als stress en slaap afhankelijk van elkaar zijn, dan moet Jake in zijn onderzoeksopzet en hypothesen
rekening houden met hun onderlinge samenhang. Hij zou moeten overwegen of slaap een mediator,
moderator, of een confounder is in de relatie tussen stress en welzijn, of andersom.
"Als slaap en stress afhankelijk zijn, moet ik nagaan of de relatie tussen stress en
welzijn (of slaap en welzijn) verandert afhankelijk van het niveau van de andere
variabele."
Of: "Misschien beïnvloedt stress de slaap, wat op zijn beurt het welzijn beïnvloedt —
dan is slaap een mediërende variabele."
, Of: "Misschien versterkt weinig slaap de negatieve impact van stress op welzijn —
dan is slaap een moderator.
Als stress en slaap afhankelijk zijn, dan moet Jake in zijn hypothese en analyse rekening
houden met hun onderlinge verband, omdat dat invloed kan hebben op hoe zij elk het
welzijn beïnvloeden.
College 2
Nominaal: categorisch; gender, geslacht, etc.
Ordinaal: afstand tussen niveau is gelijk; opleidingsniveau, SES, etc.
Interval: lineaire afstand tussen niveau; IQ, jaartallen, etc.
Ratio: absoluut nulpunt; lengte, gewicht, etc.
Validiteit: meten wat je moet meten
Interne validiteit: oorzaak-gevolg
Constructvaliditeit: representatie
Inhoudsvaliditeit (content validity): alle belangrijke aspecten van het construct?
Indruksvaliditeit (face validity): op het eerste gezicht logisch en passend?
Convergente validiteit: correlatie met andere metingen van hetzelfde construct?
Divergente (discriminante) validiteit: lage correlatie met metingen van andere,
niet-gerelateerde constructen?
Statistische validiteit: juiste statistiek
Externe validiteit: generaliseerbaarheid
Criterium validiteit: hoe goed de test samenhangt met een extern criterium
Gelijktijdige validiteit (concurrent validity): komt de test overeen met een huidig criterium?
Voorspellende validiteit (predictive validity): voorspelt de test voor de toekomst?
Bevestigend/confirmatief onderzoek (hypothese van tevoren): probeert fout-positieven te minimaliseren
Exploratief/verkennend onderzoek (hypothese genererend): probeert fout-negatieven te minimaliseren p-
waarde verliest diagnostische waarde, geen externe validiteit
Hark-ing: later pas een hypothese formuleren; vergroot type 1 fout/fout-positieven
P-hacking: alleen analyses rapporteren die significante resultaten opleveren; vergroot ook kans op type 1
fout/fout-positieven
Publicatiebias: als studies met statistisch significante of positieve resultaten eerder worden gepubliceerd
Pre-registratie: rapporteren van je experimentele design, je hypothese en analyseplan
Associatieclaims: gemeten variabelen van construct zijn verklarende variabelen
Causale claims: manipulatie; onafhankelijk en afhankelijke variabelen
Let op de taal in je vragenlijst, informed consent, etc. moet voor elk publiek duidelijk zijn, ook geen
ontkenningen etc.
Vraag-gerelateerde bias (dubbele ontkenning); persoon-gerelateerde bias (sociaal wenselijk)
Ethical Threatment
Respect voor mensen: vrijwillig en goed geïnformeerd, zodat autonomie wordt gerespecteerd
Principe van welzijn: schade voorkomen en zorgen dat onderzoek zoveel mogelijk ten goede komt
Principe van rechtvaardigheid: lasten en voordelen van onderzoek zijn eerlijk verdeeld
Declaration of Helsinki: ethische principes mbt menselijke experimenten
Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met Mensen, WMO: bescherming deelnemers onderzoek
Vaste Commissie Wetenschap en Ethiek, VCWE: wat we wel/niet mogen doen
Medisch Ethische Toetsings Commissie, METC: moet goedkeuring geven bij doen van invasief onderzoek