Werkgroep week 2

Opdrachten week 2




Inwoner of niet? Art 4 lid 1 AWR
- Iemands woonplaats wordt beoordeeld naar de omstandigheden:
persoonlijke band, waar je postbus is, waar je belangen hebt,
- Band met NL hoeft niet sterker te zijn dan met een ander land

Lichaam
- Feitelijke leiding; werkelijke centrale leiding wordt gevoerd.
- Plaats waar de onderneming wordt uitgevoerd, statutaire zetel




Opdracht 1

,A Ltd., een in land B gevestigde vennootschap, houdt een
aandelenbelang in een in Nederland gevestigde vennootschap, X
BV. In 2024, betaalt X BV een dividend van € 100.000 aan A Ltd. A
Ltd. heeft geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger in
Nederland. Neem aan dat het tarief vennootschapsbelasting 25%
is. (TT vraag van vorig jaar!)

a. Geef gemotiveerd en onder verwijzing naar de
relevante wet- en regelgeving aan onder welke
omstandigheden Nederland vennootschapsbelasting wil
heffen (Stap 1 stappenplan) over het betaalde
dividend. Werk de door u geïdentificeerde
omstandigheden in detail uit. Bereken tevens voor welk
bedrag Nederland in casu vennootschapsbelasting wil
heffen.

- Het is in het onderstaande schema uitgewerkt:

I. Wat is de vestigingsplaats van A Ltd.?

Gegevens is in de casus dat A Ltd is gevestigd in land B, dus
een buitenlands belastingplichtige. Er is geen blijk dat de
werkelijke leiding gevestigd is in Nederland of een ander land
dan land B. De ficties gaan ook niet op want een Ltd is niet
een Nederlandse rechtsvorm.

II. Is er Nederlands inkomen?

Om sprake te zijn van Nederlands inkomen moet deze
verworven zijn met een vaste inrichting of vaste
vertegenwoordiging (art. 17(3)(a) VPB). Er is in deze casus
gegeven dat daar geen sprake van is. De ficties zijn ook niet
van toepassing. Er kan ook sprake zijn van Nederlands
inkomen uit aanmerkelijk belang (art. 17(3)(b) VPB). In de
casus is er geen aanwijzing dat er sprake is van aanmerkelijk
belang in de zin van hoofdstuk 4 Wet IB 2001. Er is geen
Nederlands inkomen voor de Wet VPB.

, - A Ltd. Is in land B gevestigd
o Gegeven de casus dus niet zelf toetsen aan art 4 (1) AWR
- Niet inwoner dus buitenlands belastingplichtig (H3)

 Nederland wil slechts heffen indien en voor zover A Ltd. Nederlands
inkomen geniet (art 3 lid 1 sub a jo H3 Wet VPB 1969)

Art 2 lid 5  binnenlands belastingplichtig
Art 17 lid 3  Nederlands inkomen
Eisen technisch aanmerkelijk belang:
- Belastbaar inkomen uit een AB in de zin van H4 Wet IB
o Meer dan 5% van de aandelen
o Art 4.6  5%
- In een Nederland gevestigde vennootschap
o Is gegeven
- Subjectieve toets: de belastingplichtige houdt het belang
met als (een van de hoofddoelen om de heffing van
inkomstenbelasting bij een ander te ontgaan.
o Wegdenkgedachte: hogere heffing zou zijn gewest als dat AB
rechtstreeks gehouden zou zijn door achterliggers.
 Als er een belastingverdrag is is het ook belangrijk om
hier rekening mee te houden.
o Als de verschuldigde IB niet hoger is
o Loopt NL dan inkomsten mis?
o Er zou hier van sprake moeten zijn
- Objectieve toets: er is sprake van een kunstmatige
constructie
o Als het niet is opgezet met een zakelijke reden, dan voldoe je
aan dat het kunstmatig is. Weerspiegelt geen
o Geen zakelijke reden  kunstmatige constructie.
 Moet aan alle 4 voldaan zijn

Conclusie: dan is er dus een belastingplicht
- Art 18 lid 5  Rekenregels (schakelbepaling)
- Art 22 Wet VPB  tarief = 25,8%
Nederlands inkomen bereken volgens de regels van H4 Wet Ib 2001 (art 18
lid 5 Wey VPB)

Uitvoeringsbesluit  staat in je bundel (art 2D)