Historische en actuele
perspectieven
Hoofdstuk 6: Sociale beweging in een
prille verzorgingsstaat (1850-1918)
De rode draad doorheen dit hoofdstuk
• Sociaal-economisch: 2de Industriële Revolutie = economische opgang,
maar ook uitbuiting
• Sociaal-politiek: emancipatiebewegingen (van Vlamingen, arbeiders en
vrouwen) en opkomst van de verzorgingsstaat
• Sociaal-cultureel: burgerlijk vooruitgangsoptimisme, maar ook twijfel en
onzekerheid (nationalisme en imperialisme)
De Tweede Industriële Revolutie
- Sociale ontwikkelingen in late 19de en vroege 20ste eeuw in verband
gebracht met Tweede IR => nieuwe generatie energiebronnen (gas,
elektriciteit, verbrandingsmotor) en ook nieuwe machines en
transportmiddelen zoals elektrische trein en auto
o Symbolen: elektriciteit (trein), benzine & carburator (auto); dus
fysica & chemie
- Mechanisering ging door
- Hoogcunjunctuur, vrijhandel en ongebreidelde economische expansie
geven handels- en nijverheidskapitalisme flinke duw in de rug
- Burgerij wordt rijker en machtiger
- Meer toeleggen op grootschalige bedrijfsvoering
- Spoorwegindustrie: België second industrial nation of the world
1
,- Globale resultaat = groei van bevolking als hun welstand
o Maar vooral ook een meer systematische organisatie van de
productie tegen achtergrond van een globaliserende economie
(grotere fabrieken)
o Impliceert een ‘managerial revolution’: schaalvergroting en fusies
uitbreiding middenkader ontstaan van aparte divisies zoals
management, marketing en ... Personeelswerk!
- Kloof met de zich ontwikkelende landen in het Zuiden groeit sneller dan
ooit
- Doelgroepen SW in binnenland leidde asociale liberalisme meer dan ooit
tot uitbuiting van proletariër
- Arbeidersbeweging van 2de helft 19de eeuw sterk verzetten tegen
burgerlijke machten
o Groeide uit tot ‘tegenmacht’ waarmee beleid echt rekening moest
gaan houden
- Vrouwenbeweging kreeg belangrijke rol
- Sociale bewegingen dwongen conservatieve en liberale machtshebbers op
de knieën
o Drukten sociale wetten door en dwongen staat om meer sociale
taken op zich te nemen
- Repressieve ‘nachtwakersstaat’ evolueerde tegen einde 19 de eeuw naar
prille verzorgingsstaat
- Dubbelzinnig cultureel klimaat
o Burgerlijk optimisme over wetenschappelijke vooruitgang en
welvaartspeil van bevolking
o Vooruitgang en welvaart kwam niet iedereen ten goede
- Wereld steeds meer geconfronteerd met beweging, verandering,
contestatie en afwijzing
- Voortschrijdende industrialisatie zorgt voor verruiming van
belevingswereld
o Mensen konden snelle industrialisatie niet steeds vatten twijfel en
onzekerheid
o Godsdienst verloor tegen achtergrond van doorbraak van
wetenschap, techniek en kapitalisme aan overtuigingskracht
o Ook de rede wereld werd in vraag gesteld
o Culmineert in nationalistische en imperialistische sentimenten
2
, o WO I = gevolg
Wat is het verschil met de Eerste Industriële Revolutie?
- Nieuwe generatie energiebronnen, burgerij rijker en machtiger,
spoorwegindustrie, groei van bevolking en haar welstand
- Nieuwe sociale wetten en overheid nam meer sociale taken op zich
prille verzorgingsstaat
- De technische industriële ontwikkelingen waren weefgetouwen,
spinmachines, … waardoor de huisnijverheid wegging op het platteland.
- Deze machines namen het werk over en dicteerden de snelheid van
arbeidstaken
- Tijdens de 1ste IR was er geen middenkader. Rijken of grootgrondbezitters
fabrieken opkopen en arbeiders er inzetten die voor hen werkten. De
meerderheid van de opbrengsten was voor eigen zak. Deze mensen
hadden dus enkel het gezag en overlegden niet met een middenkader vol
personeelswerkers, managers, …
Scientific management en de start van het
personeelswerk
- Belangrijk kenmerk = meer systematische organisatie van productie
o Technologische ontwikkelingen vonden de mondiale afzetmarkten
bedrijven groeiden
- Massaproductie leidde tot schaalvergroting en fusies van bedrijven die
vroegen om aangepast organisatiestructuur
- Managerial revolution ontstaan van aparte divisies binnen bedrijven
o Ontstaan klassieke organisatieleer
Ingenieursdenken domineerde: efficiëntie, controle, regels,
hiërarchie en rationaliteit
- Scientific management Frederick Winston Taylor
Taylorisme & fordisme
3
perspectieven
Hoofdstuk 6: Sociale beweging in een
prille verzorgingsstaat (1850-1918)
De rode draad doorheen dit hoofdstuk
• Sociaal-economisch: 2de Industriële Revolutie = economische opgang,
maar ook uitbuiting
• Sociaal-politiek: emancipatiebewegingen (van Vlamingen, arbeiders en
vrouwen) en opkomst van de verzorgingsstaat
• Sociaal-cultureel: burgerlijk vooruitgangsoptimisme, maar ook twijfel en
onzekerheid (nationalisme en imperialisme)
De Tweede Industriële Revolutie
- Sociale ontwikkelingen in late 19de en vroege 20ste eeuw in verband
gebracht met Tweede IR => nieuwe generatie energiebronnen (gas,
elektriciteit, verbrandingsmotor) en ook nieuwe machines en
transportmiddelen zoals elektrische trein en auto
o Symbolen: elektriciteit (trein), benzine & carburator (auto); dus
fysica & chemie
- Mechanisering ging door
- Hoogcunjunctuur, vrijhandel en ongebreidelde economische expansie
geven handels- en nijverheidskapitalisme flinke duw in de rug
- Burgerij wordt rijker en machtiger
- Meer toeleggen op grootschalige bedrijfsvoering
- Spoorwegindustrie: België second industrial nation of the world
1
,- Globale resultaat = groei van bevolking als hun welstand
o Maar vooral ook een meer systematische organisatie van de
productie tegen achtergrond van een globaliserende economie
(grotere fabrieken)
o Impliceert een ‘managerial revolution’: schaalvergroting en fusies
uitbreiding middenkader ontstaan van aparte divisies zoals
management, marketing en ... Personeelswerk!
- Kloof met de zich ontwikkelende landen in het Zuiden groeit sneller dan
ooit
- Doelgroepen SW in binnenland leidde asociale liberalisme meer dan ooit
tot uitbuiting van proletariër
- Arbeidersbeweging van 2de helft 19de eeuw sterk verzetten tegen
burgerlijke machten
o Groeide uit tot ‘tegenmacht’ waarmee beleid echt rekening moest
gaan houden
- Vrouwenbeweging kreeg belangrijke rol
- Sociale bewegingen dwongen conservatieve en liberale machtshebbers op
de knieën
o Drukten sociale wetten door en dwongen staat om meer sociale
taken op zich te nemen
- Repressieve ‘nachtwakersstaat’ evolueerde tegen einde 19 de eeuw naar
prille verzorgingsstaat
- Dubbelzinnig cultureel klimaat
o Burgerlijk optimisme over wetenschappelijke vooruitgang en
welvaartspeil van bevolking
o Vooruitgang en welvaart kwam niet iedereen ten goede
- Wereld steeds meer geconfronteerd met beweging, verandering,
contestatie en afwijzing
- Voortschrijdende industrialisatie zorgt voor verruiming van
belevingswereld
o Mensen konden snelle industrialisatie niet steeds vatten twijfel en
onzekerheid
o Godsdienst verloor tegen achtergrond van doorbraak van
wetenschap, techniek en kapitalisme aan overtuigingskracht
o Ook de rede wereld werd in vraag gesteld
o Culmineert in nationalistische en imperialistische sentimenten
2
, o WO I = gevolg
Wat is het verschil met de Eerste Industriële Revolutie?
- Nieuwe generatie energiebronnen, burgerij rijker en machtiger,
spoorwegindustrie, groei van bevolking en haar welstand
- Nieuwe sociale wetten en overheid nam meer sociale taken op zich
prille verzorgingsstaat
- De technische industriële ontwikkelingen waren weefgetouwen,
spinmachines, … waardoor de huisnijverheid wegging op het platteland.
- Deze machines namen het werk over en dicteerden de snelheid van
arbeidstaken
- Tijdens de 1ste IR was er geen middenkader. Rijken of grootgrondbezitters
fabrieken opkopen en arbeiders er inzetten die voor hen werkten. De
meerderheid van de opbrengsten was voor eigen zak. Deze mensen
hadden dus enkel het gezag en overlegden niet met een middenkader vol
personeelswerkers, managers, …
Scientific management en de start van het
personeelswerk
- Belangrijk kenmerk = meer systematische organisatie van productie
o Technologische ontwikkelingen vonden de mondiale afzetmarkten
bedrijven groeiden
- Massaproductie leidde tot schaalvergroting en fusies van bedrijven die
vroegen om aangepast organisatiestructuur
- Managerial revolution ontstaan van aparte divisies binnen bedrijven
o Ontstaan klassieke organisatieleer
Ingenieursdenken domineerde: efficiëntie, controle, regels,
hiërarchie en rationaliteit
- Scientific management Frederick Winston Taylor
Taylorisme & fordisme
3