Domein B: Vorming
Hoofdconcept vorming
Vorming = het proces van het verwerven van een bepaalde identiteit
Vorming gebeurt door:
- Socialisatie processen = duurt een mensenleven lang, mensen worden wie ze zijn
- Identiteit ontwikkelen = iemand leert in zijn eigen sociale omgeving
- Mensen worden tijdens de socialisatie leden van een samenleving (groep)
Kernconcept socialisatie
Socialisatie = het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de
groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit
opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen
Kernconcept ontleed:
- Proces van overdracht en verwerving
- Van cultuur van groep/samenleving waar mensen toe behoren
- Opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met andere
Socialisatie via overdracht
Overdracht = het overnemen van de cultuur waarin je opgroeit, gebeurt in de
opvoeding
Het proces van overdracht komt door opvoeding ouders via:
- Waarden en normen (normen zijn regels in je leven en waarden dingen die mens
belangrijk vind)
- Informele en formele regels (wetten is formeel, zonder telefoon aan tafel is informeel)
- Kennis en vaardigheden (informatie, iets wat je weet)
- Gedrag (bepaalde manier van omgang)
Socialisatie via verwerving
Verwerving = het eigen maken van de cultuur
Sommige aangeleerde zaken worden zo vanzelfsprekend dat ze automatisch
gebeuren, zoals het aanleren van omgangsvormen
Je maakt je eigen keuzes en door verschillende socialisatoren ‘stel’ je je eigen ik
samen
Internaliseren en verinnerlijken = ook het eigen maken van de cultuur
Een socialisator zorgt ervoor dat een cultuur kan worden overgebracht, zodat ik de
cultuur eigen kan maken. Soorten socialisatoren:
Primaire socialisatie = informele socialisatie binnen het gezin en vriendengroep
Secundaire socialisatie = formele socialisatie op school, op het werk of in
verenigingen (kerk, sport...)
Tertiaire socialisatie = socialisatie door anonieme socialisatoren (media, overheid,
etc)
,Gedurende de hele levensloop verwerven mensen kennis, vaardigheden, waarden,
normen, opvattingen en gedragspatronen in de groepen waartoe men behoort. Door het
overnemen en het zich eigen maken van al deze zaken vindt - vanuit de samenleving of
gemeenschap gezien - de cultuuroverdracht plaats.
Soms gebeurt dit door bewuste en bedoelde processen, zoals via scholing. Vaak gebeurt
dit ook op een vanzelfsprekende, informele manier, via alledaagse interacties waarin
mensen elkaar imiteren of hun gedrag op elkaar aanpassen.
Socialisatie verloopt vaak via identificatie: mensen leren door het perspectief en het
gedrag over te nemen van iemand op wie zij menen te lijken, of op wie zij willen lijken.
Vanuit het individu gezien is socialisatie een proces van cultuurverwerving. Tijdens de
socialisatie ontwikkelt zich ook iemands persoonlijkheid, identiteit en zelfbeeld.
Socialisatie betekent niet dat iedereen een cultuur hetzelfde denkt, voelt, vindt of doet.
Zelfs binnen een homogene gemeenschap heeft niet iedereen dezelfde socialiserende
ervaringen. In een socialisatieproces kunnen ook tegenstrijdige waarden worden
overgedragen, bijvoorbeeld: in de Nederlandse cultuur moeten kinderen zoveel
gehoorzamen als kritisch kunnen nadenken.
Via socialisatie krijgen mensen ook stereotypen en vooroordelen overgedragen:
cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen, bijvoorbeeld over
bepaalde groepen mensen. Dit leidt tot snelle, soms incorrecte oordelen over anderen.
Het verloop van socialisatieprocessen is sterk milieuafhankelijk. De verschillen die
hierdoor ontstaan leiden ook tot sociale ongelijkheid. Sommige mensen in de
samenleving hebben meer economisch, sociaal en cultureel kapitaal dan anderen:
Economisch kapitaal = (financieel) bezit of een hoog inkomen
Sociaal kapitaal = de connecties, netwerken en de mate van respect die mensen
genieten
Cultureel kapitaal = culturele competenties, waaronder kennis, houdingen,
opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities.
Al deze vormen van kapitaal spelen een rol tijdens de socialisatie, bijvoorbeeld van
ouders op kinderen maar ook via formele scholing en opleiding.
Kernconcept acculturatie en enculturatie
Zulke overdraagbare verschillen leiden tot het bestaan van duurzame verschillen tussen
sociale klassen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee specifieke vormen van
socialisatie.
Acculturatie = het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid
Enculturatie = het aanleren en verwerven van de (sub)cultuur van de samenleving
waarin men geboren wordt
Bij acculturatie gaat het om individuen die reeds in een andere cultuur zijn gevormd,
zoals buitenlanders die zich in Nederland vestigen en volwassenen die een geheel nieuwe
levensbeschouwing overnemen.
(functies socialisatie) Socialisatie is van fundamenteel belang voor het voortbestaan van
een samenleving, voor continuering en verandering van een (sub)cultuur en voor de
vorming van elk individu. In de loop van het socialisatieproces verwerven mensen de
, opvattingen, waarden en normen die hen maken tot lid van een maatschappij. In dit
proces ontstaat ook identificatie met anderen, een besef van groepslidmaatschap en
hierdoor identiteitsontwikkeling van het individu gedurende de gehele levensloop.
Socialisatie is ook belangrijk voor de gedragsregulatie: doordat mensen normen en
gedragspatronen internaliseren wordt het gedrag (van anderen) beter voorspelbaar en
het samenleven overzichtelijker.
Functies socialisatie:
1. Continuering van een (sub)cultuur = een cultuur moet van generatie op generatie
overgegeven worden om niet verloren te gaan, dit gebeurt via socialisatie (opvoeding)
2. Verandering van een (sub)cultuur = nieuwe inzichten, nieuwe technologische
ontwikkelingen, maatschappelijke gebeurtenissen zorgen dat er veranderingen
optreden in een cultuur, cultuur is relatief (plaats en tijd gebonden)
3. Bindende functie = je verbonden voelen met een groep en de daarbij horende cultuur
> gevoel van groepslidmaatschap
4. Identiteitsontwikkeling van het individu = gedurende je hele leven kon je
verschillende socialisatoren tegen die invloed uitoefenen en bijdragen aan het vormen
van jouw identiteit
5. Gedragsregulatie van het individu = door deze functie weten we wat we in bepaalde
situaties kunnen verwachten en moeten doen
Nurture-naturedebat
Het nature-nurture debat is de vraag of eigenschappen van mensen meer worden
bepaald door nature of door nature. Er is bewijs voor dat in de vorming van menselijk
gedrag sprake is van complexe interactie tussen erfelijke aanleg, algemeen menselijke
biologie, directe omgevingsfactoren en culturele factoren.
Nature = aangeboren eigenschappen ieder kind dat geboren wordt heeft unieke
eigenschappen, biologische en erfelijke factoren.
Nurture = aangeleerde kenmerken of gedrag. Dit heeft te maken met de omgeving
waarin iemand opgroeit en leeft: opvoeding en omgevingsfactoren.
Veranderingen in het belang van socialisatoren
In de periode na de Tweede Wereldoorlog verandert de functie en het relatieve belang
van verschillende socialisatoren in Nederland. Er vindt een verschuiving plaats van een
grote rol voor kerk en vereniging naar een grote rol voor onderwijs, peergroup en media.
De betekenis van onderwijs als socialisator neemt toe doordat scholing steeds belangrijker wordt en
kinderen steeds vroeger en langer buiten de directe sfeer van het gezin in een regime (levenstijl)
van educatie en socialisatie worden geplaatst. Van scholen wordt in toenemende mate verwacht
dat zij aandacht besteden aan opvoedingstaken zoals de opvoeding in normen en waarden en de
sociale vorming van de leerlingen.
Vanaf de jaren vijftig wordt de invloed van de peergroup (vriendengroep) als socialisator groter en
krijgen jongeren meer en andere mogelijkheden om een eigen identiteit te ontwikkelen. Door de
enorme toename van het gebruik van media winnen deze aan betekenis als socialisator.
Culturele variaties in Nederland worden (door de media) steeds zichtbaarder en door de
toenemende individualisering ook steeds groter. De informatie die gegeven wordt door de media
betreft niet alleen feiten, maar bevat ook een interpretatie van gebeurtenissen en heeft daarmee
een socialiserende werking.
Hoofdconcept vorming
Vorming = het proces van het verwerven van een bepaalde identiteit
Vorming gebeurt door:
- Socialisatie processen = duurt een mensenleven lang, mensen worden wie ze zijn
- Identiteit ontwikkelen = iemand leert in zijn eigen sociale omgeving
- Mensen worden tijdens de socialisatie leden van een samenleving (groep)
Kernconcept socialisatie
Socialisatie = het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de
groep(en) en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit
opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen
Kernconcept ontleed:
- Proces van overdracht en verwerving
- Van cultuur van groep/samenleving waar mensen toe behoren
- Opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met andere
Socialisatie via overdracht
Overdracht = het overnemen van de cultuur waarin je opgroeit, gebeurt in de
opvoeding
Het proces van overdracht komt door opvoeding ouders via:
- Waarden en normen (normen zijn regels in je leven en waarden dingen die mens
belangrijk vind)
- Informele en formele regels (wetten is formeel, zonder telefoon aan tafel is informeel)
- Kennis en vaardigheden (informatie, iets wat je weet)
- Gedrag (bepaalde manier van omgang)
Socialisatie via verwerving
Verwerving = het eigen maken van de cultuur
Sommige aangeleerde zaken worden zo vanzelfsprekend dat ze automatisch
gebeuren, zoals het aanleren van omgangsvormen
Je maakt je eigen keuzes en door verschillende socialisatoren ‘stel’ je je eigen ik
samen
Internaliseren en verinnerlijken = ook het eigen maken van de cultuur
Een socialisator zorgt ervoor dat een cultuur kan worden overgebracht, zodat ik de
cultuur eigen kan maken. Soorten socialisatoren:
Primaire socialisatie = informele socialisatie binnen het gezin en vriendengroep
Secundaire socialisatie = formele socialisatie op school, op het werk of in
verenigingen (kerk, sport...)
Tertiaire socialisatie = socialisatie door anonieme socialisatoren (media, overheid,
etc)
,Gedurende de hele levensloop verwerven mensen kennis, vaardigheden, waarden,
normen, opvattingen en gedragspatronen in de groepen waartoe men behoort. Door het
overnemen en het zich eigen maken van al deze zaken vindt - vanuit de samenleving of
gemeenschap gezien - de cultuuroverdracht plaats.
Soms gebeurt dit door bewuste en bedoelde processen, zoals via scholing. Vaak gebeurt
dit ook op een vanzelfsprekende, informele manier, via alledaagse interacties waarin
mensen elkaar imiteren of hun gedrag op elkaar aanpassen.
Socialisatie verloopt vaak via identificatie: mensen leren door het perspectief en het
gedrag over te nemen van iemand op wie zij menen te lijken, of op wie zij willen lijken.
Vanuit het individu gezien is socialisatie een proces van cultuurverwerving. Tijdens de
socialisatie ontwikkelt zich ook iemands persoonlijkheid, identiteit en zelfbeeld.
Socialisatie betekent niet dat iedereen een cultuur hetzelfde denkt, voelt, vindt of doet.
Zelfs binnen een homogene gemeenschap heeft niet iedereen dezelfde socialiserende
ervaringen. In een socialisatieproces kunnen ook tegenstrijdige waarden worden
overgedragen, bijvoorbeeld: in de Nederlandse cultuur moeten kinderen zoveel
gehoorzamen als kritisch kunnen nadenken.
Via socialisatie krijgen mensen ook stereotypen en vooroordelen overgedragen:
cultureel aangeleerde beelden, generalisaties en veronderstellingen, bijvoorbeeld over
bepaalde groepen mensen. Dit leidt tot snelle, soms incorrecte oordelen over anderen.
Het verloop van socialisatieprocessen is sterk milieuafhankelijk. De verschillen die
hierdoor ontstaan leiden ook tot sociale ongelijkheid. Sommige mensen in de
samenleving hebben meer economisch, sociaal en cultureel kapitaal dan anderen:
Economisch kapitaal = (financieel) bezit of een hoog inkomen
Sociaal kapitaal = de connecties, netwerken en de mate van respect die mensen
genieten
Cultureel kapitaal = culturele competenties, waaronder kennis, houdingen,
opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities.
Al deze vormen van kapitaal spelen een rol tijdens de socialisatie, bijvoorbeeld van
ouders op kinderen maar ook via formele scholing en opleiding.
Kernconcept acculturatie en enculturatie
Zulke overdraagbare verschillen leiden tot het bestaan van duurzame verschillen tussen
sociale klassen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee specifieke vormen van
socialisatie.
Acculturatie = het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid
Enculturatie = het aanleren en verwerven van de (sub)cultuur van de samenleving
waarin men geboren wordt
Bij acculturatie gaat het om individuen die reeds in een andere cultuur zijn gevormd,
zoals buitenlanders die zich in Nederland vestigen en volwassenen die een geheel nieuwe
levensbeschouwing overnemen.
(functies socialisatie) Socialisatie is van fundamenteel belang voor het voortbestaan van
een samenleving, voor continuering en verandering van een (sub)cultuur en voor de
vorming van elk individu. In de loop van het socialisatieproces verwerven mensen de
, opvattingen, waarden en normen die hen maken tot lid van een maatschappij. In dit
proces ontstaat ook identificatie met anderen, een besef van groepslidmaatschap en
hierdoor identiteitsontwikkeling van het individu gedurende de gehele levensloop.
Socialisatie is ook belangrijk voor de gedragsregulatie: doordat mensen normen en
gedragspatronen internaliseren wordt het gedrag (van anderen) beter voorspelbaar en
het samenleven overzichtelijker.
Functies socialisatie:
1. Continuering van een (sub)cultuur = een cultuur moet van generatie op generatie
overgegeven worden om niet verloren te gaan, dit gebeurt via socialisatie (opvoeding)
2. Verandering van een (sub)cultuur = nieuwe inzichten, nieuwe technologische
ontwikkelingen, maatschappelijke gebeurtenissen zorgen dat er veranderingen
optreden in een cultuur, cultuur is relatief (plaats en tijd gebonden)
3. Bindende functie = je verbonden voelen met een groep en de daarbij horende cultuur
> gevoel van groepslidmaatschap
4. Identiteitsontwikkeling van het individu = gedurende je hele leven kon je
verschillende socialisatoren tegen die invloed uitoefenen en bijdragen aan het vormen
van jouw identiteit
5. Gedragsregulatie van het individu = door deze functie weten we wat we in bepaalde
situaties kunnen verwachten en moeten doen
Nurture-naturedebat
Het nature-nurture debat is de vraag of eigenschappen van mensen meer worden
bepaald door nature of door nature. Er is bewijs voor dat in de vorming van menselijk
gedrag sprake is van complexe interactie tussen erfelijke aanleg, algemeen menselijke
biologie, directe omgevingsfactoren en culturele factoren.
Nature = aangeboren eigenschappen ieder kind dat geboren wordt heeft unieke
eigenschappen, biologische en erfelijke factoren.
Nurture = aangeleerde kenmerken of gedrag. Dit heeft te maken met de omgeving
waarin iemand opgroeit en leeft: opvoeding en omgevingsfactoren.
Veranderingen in het belang van socialisatoren
In de periode na de Tweede Wereldoorlog verandert de functie en het relatieve belang
van verschillende socialisatoren in Nederland. Er vindt een verschuiving plaats van een
grote rol voor kerk en vereniging naar een grote rol voor onderwijs, peergroup en media.
De betekenis van onderwijs als socialisator neemt toe doordat scholing steeds belangrijker wordt en
kinderen steeds vroeger en langer buiten de directe sfeer van het gezin in een regime (levenstijl)
van educatie en socialisatie worden geplaatst. Van scholen wordt in toenemende mate verwacht
dat zij aandacht besteden aan opvoedingstaken zoals de opvoeding in normen en waarden en de
sociale vorming van de leerlingen.
Vanaf de jaren vijftig wordt de invloed van de peergroup (vriendengroep) als socialisator groter en
krijgen jongeren meer en andere mogelijkheden om een eigen identiteit te ontwikkelen. Door de
enorme toename van het gebruik van media winnen deze aan betekenis als socialisator.
Culturele variaties in Nederland worden (door de media) steeds zichtbaarder en door de
toenemende individualisering ook steeds groter. De informatie die gegeven wordt door de media
betreft niet alleen feiten, maar bevat ook een interpretatie van gebeurtenissen en heeft daarmee
een socialiserende werking.