Historische context: Het Britse Rijk (1585 - 1900)
Samenvatting 1.1 syllabus
(A1) Eind 16e eeuw verkenden de Engelsen Noord-Amerika als mogelijke uitvalsbasis in
de strijd met het katholieke Spanje en als eventuele kolonie. In 1620 stichtten de
protestantse Pilgrim Fathers er een Engelse nederzetting, met als doel er een geheel
nieuwe samenleving te beginnen. In de 17e eeuw groeiden de groepen kolonisten in
Amerika gestaag (langzaam toenemen). Aanvankelijk bestonden er handelscontacten met
de inheemse bevolking. Bloedige oorlogen en geïmporteerde ziekten zorgden er daarna
snel voor dat die inheemse bevolking werd gedecimeerd (snelle afname).
(A2) De noordelijke koloniën aan de oostkust waren vestigingskoloniën, gericht op
landbouw, handel en nijverheid. De koloniën in het zuiden ontwikkelden zich steeds meer
tot plantage-economieën, waar producten als tabak en katoen voor de export werden
verbouwd. De dertien koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika vormden slechts een
deel van het Britse rijk in Amerika. Andere Engelse plantagekoloniën in het Caribische
gebied, zoals Barbados en Jamaica, waren winstgevender. Alle Engelse koloniën maakten
gebruik van de arbeid van slaafgemaakten, maar in de zuidelijke plantagekoloniën
vormden zij een groter deel van de bevolking. De driehoekshandel, waarvoor de Engelsen
de Royal African Company oprichtten, was lucratief.
Lucratief = iets waar je veel geld mee verdient.
(A3) Europese kolonisten kwamen in aanraking met verlichte ideeën zoals de trias
politica, het idee van volkssoevereiniteit en van natuurlijke rechten. Zij hadden
geen politieke vertegenwoordiging in het parlement in Groot-Brittannië maar betaalden
wel belastingen aan dat land. Dat frustreerde de kolonisten. Zij kwamen in 1776 in
opstand en vormden een onafhankelijke federale staat, de Verenigde Staten van Amerika.
Trias politica = de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht, die door
de filosoof Montesquieu is bedacht.
Volkssoevereiniteit = het principe dat het volk (als geheel) het hoogste gezag, de
soevereiniteit, van de staat vormt.
Natuurlijke rechten = rechten zoals recht op vrijheid, eigendom en zelfbescherming.
(A4) Vanaf het einde van de 18e eeuw kwam in verlichte en in religieuze kringen het
abolitionisme op. Een verbod op de slavenhandel in het Britse Rijk in 1807 betekende de
economische neergang van Barbados en Jamaica. In 1833 verbood Groot-Brittannië
slavernij daarna in grote delen van het rijk.
1.1 Nieuwe samenlevingen
- KA 18: Het begin van de Europese overzeese expansie.
- KA 21: De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa
tot gevolg had.
- KA 25: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
- KA 27: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen
van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
- KA 29: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de
opkomst van het abolitionisme.
,- KA 30: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
Leidende vraag 1: Op welke manieren ontwikkelde zich de Engelse koloniën in de
Amerika’s (1585-1833)?
(A1) Motieven voor kolonisatie
(motieven voor de start van de overzeese expansie 1 t/m 5)
Spanje en Portugal verdienden veel geld aan hun koloniën in
Midden- en Zuid-Amerika. De Engelsen wilden dat ook (motief 1,
geld gaan verdienen met koloniën), zeker sinds er tussen
Engeland en Spanje een oorlog was uitgebroken. Mocht een
gebied tegenvallen in hun rijkdommen, dan kon het gebied
altijd nog een handige uitvalsbasis vormen (motief 2, als de
handel niet goed lukte, was het gebied gebruiken als uitvalbasis
ook handig) in de oorlog tegen Spanje. Vanuit Noord-Amerika
konden de Spaanse zilver- en goudvloten immers makkelijker
worden onderschept dan vanuit Europa.
Een andere reden om de kust van Noord-Amerika te verkennen, was de hoop op een
nieuwe, onbekende route naar Azië (motief 3). Daar werden veel kostbare producten
verhandeld. De al bekende route naar Azië was in handen van de Portugezen.
Uitvalbasis = een soort steunpunt waarvan uit aangevallen kan worden op de vijand
!! Motieven voor de Britse kolonisatie van de oostkust in Noord-
Amerika (aantekening):
Nummer 1: politiek bestuurlijk in 1585 begon de Spaans-Engelseoorlog. Het gevolg
hiervan is dat de Engelse de Noord-Amerikaanse kust gaan verkennen als eventuele
uitvalsbasis om Spaanse boten te kapen.
Nummer 2: sociaaleconomisch winst maken met wereldwijde
handelscontacten/kolonisatie
Nummer 3: de culturele oorzaak de Engelse koning verbood het puriteinse protestantse
geloof. Het gevolg daarvan is dat de Pilgrim Fathers vanaf 1620 de kolonie New England
stichtten, om daar hun protestante samenleving op te gaan bouwen.
(A2) Plantages in Virginia
Europa had na de reizen van Columbus kennisgemaakt met tabak. De vraag naar tabak
groeide snel, maar misoogsten en oorlogen zorgden ervoor dat er niet genoeg aanbod
was. John Rolfe legde daarom de basis voor de plantage-economie in het zuiden van
Noord- Amerika. In 1616 vervoerde Rolfe de eerste lading tabak uit Virginia naar het
Engelse moederland. Twintig jaar later was de tabaksexport gegroeid naar 250.000 kilo
en was Virginia de belangrijkste producent van tabak voor Europa geworden.
Het succes van Virginia werd overschaduwd door oorlogen tussen kolonisten en indianen.
Hoewel beide groepen aanvankelijk redelijk goed met elkaar overweg konden, nam de
wederzijdse irritatie toe. Er kwamen steeds meer kolonisten en die gebruikten steeds
meer grondgebied, zowel om te wonen als om te gebruiken als landbouwgrond. Dat
leidde tot conflicten en uiteindelijk zelfs tot oorlogen.
John Rolfe = legde de basis voor de Engelse koloniën in Azië, hij verbouwde als eerst
tabak in Virginia
, Plantage-economie = economie die afhankelijk is van de opbrengsten van grote
landbouwgebieden (plantages), de producten (die in hun eigen land schaars zijn)
worden verbouwd in een kolonie en geëxporteerd naar het moederland, de bevolking
werd tot slaaf gemaakt door de relatief kleine groep Europese kolonisten
o In 1616 vervoerde John Rolfe zijn eerste lading tabak uit Virginia naar Engeland
, (A1) Pilgrim Fathers in New England
(motieven voor de start van de overzeese expansie 1 t/m 5)
In november 1620 kwam een groep mensen die zich de Pilgrim Fathers noemden,
aan op de oostkust van Noord-Amerika. De ongeveer honderdvijftig Pilgrim Fathers waren
strenggelovige protestanten. De Engelse koning had hen verboden hun geloof in
Engeland op hun eigen manier te belijden (motief 4). Omdat zij hun geloof niet wilden
opgeven, besloten zij naar Noord-Amerika te gaan en er een kolonie te stichten in wat zij
later New England noemden. Hier hoopten ze onafhankelijk van anderen hun eigen
sobere samenleving te kunnen opbouwen en hun strenge geloofsvoorschriften te kunnen
volgen.
Met hulp van de inheemse bevolking kwamen de Pilgrim Fathers de winter door (Pilgrim
Fathers waren te laat aangekomen om voedselvoorraden te verbouwen). De jaren daarna
bleven deze groep kolonisten en de plaatselijke indianen samenwerken. De contacten
waren gericht op handel. De meeste kolonisten waren gelovigen die zich (zoals Pilgrim
Fathers) niet thuis voelden bij de Kerk in Engeland. Een andere reden om naar Amerika te
vertrekken, was de bevolkingsgroei in het moederland (motief 5).
o In november 1620 kwam een groep mensen die zich de Pilgrim Fathers noemden, aan
op de oostkust van Noord-Amerika
Pilgrim Fathers = ze worden gezien als de eerste permanente Engelse kolonisten in
Amerika, een groep protestantse Engelse vluchtelingen die in 1620 hun land verlaten
onder de druk van de Engelse koning, zij zochten naar een plek waar ze wel hun
geloof mochten belijden en geld konden verdienen.
Ze werkten samen met de inheemse bevolking (dingen inwisselen), later ontstonden
er conflicten.
Inheemse bevolking = oorspronkelijke bewoners van een gebied
Moederland = een staat die macht uitoefent in een ander land of gebied door
koloniale overheersing.
(A1) Oorlog en ziekte
Net als in Virginia vestigden zich in de andere koloniën steeds vaker kolonisten op het
grondgebied van de indianen. Zo groeiden de koloniën, maar ook het aantal conflicten en
oorlogen, massamoorden.
In de oorlogen gaven de betere wapens en de gevechtstactieken van de Engelsen
uiteindelijk de doorslag. Bovendien vormden de verschillende indianenvolken geen
eenheid, waardoor ze niet effectief samenwerkten in de strijd tegen hun gezamenlijke
vijand. De indianen verdwenen uit het grootste deel van de Engelse koloniën. Het
grondgebied van de indianen werd direct ingenomen door nieuwe kolonisten.
Dat kolonisten en indianen dicht bij elkaar woonden, leidde tot handel en oorlogen, maar
ook tot verspreiding van Europese ziekten onder de indianen. De indianen hadden nog
geen natuurlijke afweerstoffen tegen ziekten, zoals waterpokken en de mazelen,
aangemaakt en waren daardoor gemakkelijke slachtoffers voor de ziektekiemen. De
oorlogen en de Europese ziekten zorgden ervoor dat een groot deel van de
oorspronkelijke bevolking van Noord-Amerika van de aardbodem verdween.
(A2) Plantages en Slavernij
Het verbouwen en verwerken van tabak was arbeidsintensief. In 1619 bracht een
Hollands schip Afrikaanse slaven naar Virginia, die moesten werken op de plantages.
Omdat de Afrikanen niet het vrije wil de reis naar Amerika maakte, zette de kolonisten
hen onder dwang aan het werk. De Afrikanen bleven dus in slavernij werken op de
Samenvatting 1.1 syllabus
(A1) Eind 16e eeuw verkenden de Engelsen Noord-Amerika als mogelijke uitvalsbasis in
de strijd met het katholieke Spanje en als eventuele kolonie. In 1620 stichtten de
protestantse Pilgrim Fathers er een Engelse nederzetting, met als doel er een geheel
nieuwe samenleving te beginnen. In de 17e eeuw groeiden de groepen kolonisten in
Amerika gestaag (langzaam toenemen). Aanvankelijk bestonden er handelscontacten met
de inheemse bevolking. Bloedige oorlogen en geïmporteerde ziekten zorgden er daarna
snel voor dat die inheemse bevolking werd gedecimeerd (snelle afname).
(A2) De noordelijke koloniën aan de oostkust waren vestigingskoloniën, gericht op
landbouw, handel en nijverheid. De koloniën in het zuiden ontwikkelden zich steeds meer
tot plantage-economieën, waar producten als tabak en katoen voor de export werden
verbouwd. De dertien koloniën aan de oostkust van Noord-Amerika vormden slechts een
deel van het Britse rijk in Amerika. Andere Engelse plantagekoloniën in het Caribische
gebied, zoals Barbados en Jamaica, waren winstgevender. Alle Engelse koloniën maakten
gebruik van de arbeid van slaafgemaakten, maar in de zuidelijke plantagekoloniën
vormden zij een groter deel van de bevolking. De driehoekshandel, waarvoor de Engelsen
de Royal African Company oprichtten, was lucratief.
Lucratief = iets waar je veel geld mee verdient.
(A3) Europese kolonisten kwamen in aanraking met verlichte ideeën zoals de trias
politica, het idee van volkssoevereiniteit en van natuurlijke rechten. Zij hadden
geen politieke vertegenwoordiging in het parlement in Groot-Brittannië maar betaalden
wel belastingen aan dat land. Dat frustreerde de kolonisten. Zij kwamen in 1776 in
opstand en vormden een onafhankelijke federale staat, de Verenigde Staten van Amerika.
Trias politica = de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht, die door
de filosoof Montesquieu is bedacht.
Volkssoevereiniteit = het principe dat het volk (als geheel) het hoogste gezag, de
soevereiniteit, van de staat vormt.
Natuurlijke rechten = rechten zoals recht op vrijheid, eigendom en zelfbescherming.
(A4) Vanaf het einde van de 18e eeuw kwam in verlichte en in religieuze kringen het
abolitionisme op. Een verbod op de slavenhandel in het Britse Rijk in 1807 betekende de
economische neergang van Barbados en Jamaica. In 1833 verbood Groot-Brittannië
slavernij daarna in grote delen van het rijk.
1.1 Nieuwe samenlevingen
- KA 18: Het begin van de Europese overzeese expansie.
- KA 21: De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa
tot gevolg had.
- KA 25: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
- KA 27: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen
van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.
- KA 29: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van
plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de
opkomst van het abolitionisme.
,- KA 30: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap.
Leidende vraag 1: Op welke manieren ontwikkelde zich de Engelse koloniën in de
Amerika’s (1585-1833)?
(A1) Motieven voor kolonisatie
(motieven voor de start van de overzeese expansie 1 t/m 5)
Spanje en Portugal verdienden veel geld aan hun koloniën in
Midden- en Zuid-Amerika. De Engelsen wilden dat ook (motief 1,
geld gaan verdienen met koloniën), zeker sinds er tussen
Engeland en Spanje een oorlog was uitgebroken. Mocht een
gebied tegenvallen in hun rijkdommen, dan kon het gebied
altijd nog een handige uitvalsbasis vormen (motief 2, als de
handel niet goed lukte, was het gebied gebruiken als uitvalbasis
ook handig) in de oorlog tegen Spanje. Vanuit Noord-Amerika
konden de Spaanse zilver- en goudvloten immers makkelijker
worden onderschept dan vanuit Europa.
Een andere reden om de kust van Noord-Amerika te verkennen, was de hoop op een
nieuwe, onbekende route naar Azië (motief 3). Daar werden veel kostbare producten
verhandeld. De al bekende route naar Azië was in handen van de Portugezen.
Uitvalbasis = een soort steunpunt waarvan uit aangevallen kan worden op de vijand
!! Motieven voor de Britse kolonisatie van de oostkust in Noord-
Amerika (aantekening):
Nummer 1: politiek bestuurlijk in 1585 begon de Spaans-Engelseoorlog. Het gevolg
hiervan is dat de Engelse de Noord-Amerikaanse kust gaan verkennen als eventuele
uitvalsbasis om Spaanse boten te kapen.
Nummer 2: sociaaleconomisch winst maken met wereldwijde
handelscontacten/kolonisatie
Nummer 3: de culturele oorzaak de Engelse koning verbood het puriteinse protestantse
geloof. Het gevolg daarvan is dat de Pilgrim Fathers vanaf 1620 de kolonie New England
stichtten, om daar hun protestante samenleving op te gaan bouwen.
(A2) Plantages in Virginia
Europa had na de reizen van Columbus kennisgemaakt met tabak. De vraag naar tabak
groeide snel, maar misoogsten en oorlogen zorgden ervoor dat er niet genoeg aanbod
was. John Rolfe legde daarom de basis voor de plantage-economie in het zuiden van
Noord- Amerika. In 1616 vervoerde Rolfe de eerste lading tabak uit Virginia naar het
Engelse moederland. Twintig jaar later was de tabaksexport gegroeid naar 250.000 kilo
en was Virginia de belangrijkste producent van tabak voor Europa geworden.
Het succes van Virginia werd overschaduwd door oorlogen tussen kolonisten en indianen.
Hoewel beide groepen aanvankelijk redelijk goed met elkaar overweg konden, nam de
wederzijdse irritatie toe. Er kwamen steeds meer kolonisten en die gebruikten steeds
meer grondgebied, zowel om te wonen als om te gebruiken als landbouwgrond. Dat
leidde tot conflicten en uiteindelijk zelfs tot oorlogen.
John Rolfe = legde de basis voor de Engelse koloniën in Azië, hij verbouwde als eerst
tabak in Virginia
, Plantage-economie = economie die afhankelijk is van de opbrengsten van grote
landbouwgebieden (plantages), de producten (die in hun eigen land schaars zijn)
worden verbouwd in een kolonie en geëxporteerd naar het moederland, de bevolking
werd tot slaaf gemaakt door de relatief kleine groep Europese kolonisten
o In 1616 vervoerde John Rolfe zijn eerste lading tabak uit Virginia naar Engeland
, (A1) Pilgrim Fathers in New England
(motieven voor de start van de overzeese expansie 1 t/m 5)
In november 1620 kwam een groep mensen die zich de Pilgrim Fathers noemden,
aan op de oostkust van Noord-Amerika. De ongeveer honderdvijftig Pilgrim Fathers waren
strenggelovige protestanten. De Engelse koning had hen verboden hun geloof in
Engeland op hun eigen manier te belijden (motief 4). Omdat zij hun geloof niet wilden
opgeven, besloten zij naar Noord-Amerika te gaan en er een kolonie te stichten in wat zij
later New England noemden. Hier hoopten ze onafhankelijk van anderen hun eigen
sobere samenleving te kunnen opbouwen en hun strenge geloofsvoorschriften te kunnen
volgen.
Met hulp van de inheemse bevolking kwamen de Pilgrim Fathers de winter door (Pilgrim
Fathers waren te laat aangekomen om voedselvoorraden te verbouwen). De jaren daarna
bleven deze groep kolonisten en de plaatselijke indianen samenwerken. De contacten
waren gericht op handel. De meeste kolonisten waren gelovigen die zich (zoals Pilgrim
Fathers) niet thuis voelden bij de Kerk in Engeland. Een andere reden om naar Amerika te
vertrekken, was de bevolkingsgroei in het moederland (motief 5).
o In november 1620 kwam een groep mensen die zich de Pilgrim Fathers noemden, aan
op de oostkust van Noord-Amerika
Pilgrim Fathers = ze worden gezien als de eerste permanente Engelse kolonisten in
Amerika, een groep protestantse Engelse vluchtelingen die in 1620 hun land verlaten
onder de druk van de Engelse koning, zij zochten naar een plek waar ze wel hun
geloof mochten belijden en geld konden verdienen.
Ze werkten samen met de inheemse bevolking (dingen inwisselen), later ontstonden
er conflicten.
Inheemse bevolking = oorspronkelijke bewoners van een gebied
Moederland = een staat die macht uitoefent in een ander land of gebied door
koloniale overheersing.
(A1) Oorlog en ziekte
Net als in Virginia vestigden zich in de andere koloniën steeds vaker kolonisten op het
grondgebied van de indianen. Zo groeiden de koloniën, maar ook het aantal conflicten en
oorlogen, massamoorden.
In de oorlogen gaven de betere wapens en de gevechtstactieken van de Engelsen
uiteindelijk de doorslag. Bovendien vormden de verschillende indianenvolken geen
eenheid, waardoor ze niet effectief samenwerkten in de strijd tegen hun gezamenlijke
vijand. De indianen verdwenen uit het grootste deel van de Engelse koloniën. Het
grondgebied van de indianen werd direct ingenomen door nieuwe kolonisten.
Dat kolonisten en indianen dicht bij elkaar woonden, leidde tot handel en oorlogen, maar
ook tot verspreiding van Europese ziekten onder de indianen. De indianen hadden nog
geen natuurlijke afweerstoffen tegen ziekten, zoals waterpokken en de mazelen,
aangemaakt en waren daardoor gemakkelijke slachtoffers voor de ziektekiemen. De
oorlogen en de Europese ziekten zorgden ervoor dat een groot deel van de
oorspronkelijke bevolking van Noord-Amerika van de aardbodem verdween.
(A2) Plantages en Slavernij
Het verbouwen en verwerken van tabak was arbeidsintensief. In 1619 bracht een
Hollands schip Afrikaanse slaven naar Virginia, die moesten werken op de plantages.
Omdat de Afrikanen niet het vrije wil de reis naar Amerika maakte, zette de kolonisten
hen onder dwang aan het werk. De Afrikanen bleven dus in slavernij werken op de