HBO Bachelor Rechten 2025
Datum: 15 februari 2025
Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur
Dit examen bestaat uit 9 pagina’s.
De opbouw van het examen is als volgt:
- 40 meerkeuzevragen (maximaal 40 punten)
Heeft u minimaal 28 vragen correct beantwoord, dan heeft u een voldoende
behaald. De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier.
Schrijf duidelijk leesbaar.
Toegestane hulpmiddelen
- Geen
Wij wensen u veel succes!
De uitslag van uw examen wordt uitsluitend bekendgemaakt via e-Connect.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op welke wijze dan
ook zonder voorafgaande toestemming van NCOI Opleidingsgroep.
, Meerkeuzevragen (40 punten)
De antwoorden dienen ingevuld te worden op bijgevoegd examenpapier.
Vermeld het meest juiste antwoord.
Voor een correct antwoord: 1 punt.
Hoofdstuk 1: Staats- en Bestuursrecht
1. Wat is het voornaamste verschil tussen een algemene maatregel van bestuur (AMvB) en een wet
in formele zin?
A. AMvB’s zijn gemaakt door de Tweede Kamer, wetten in formele zin niet
B. AMvB’s zijn juridisch bindend, wetten in formele zin niet
C. AMvB’s worden vastgesteld door de regering, wetten in formele zin door regering én Staten-
Generaal
D. AMvB’s zijn alleen van toepassing op bestuursorganen
2. Welke bevoegdheid is niet toebedeeld aan de Eerste Kamer?
A. Het recht van amendement
B. Goedkeuren of verwerpen van wetsvoorstellen
C. Initiatiefrecht
D. Beoordelen van wetsvoorstellen op consistentie
3. Wanneer kan de Kroon een besluit tot ontbinding van de Tweede Kamer nemen?
A. Uitsluitend bij kabinetscrisis
B. Alleen na goedkeuring van beide Kamers
C. Te allen tijde, mits nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven
D. Enkel als de Raad van State daarmee instemt
4. Wat betekent het vertrouwensbeginsel in het staatsrecht?
A. De rechter vertrouwt op de juiste toepassing van de wet
B. Ministers moeten vertrouwen op de ambtenaren
C. De regering moet het vertrouwen van het parlement hebben om te regeren
D. De koning moet het parlement vertrouwen bij wetgeving
5. Welke uitspraak over attributie van bestuursbevoegdheden is juist?
A. Attributie kan door elk bestuursorgaan worden toegepast
B. Attributie is overdracht van bevoegdheid van het ene bestuursorgaan naar het andere
C. Attributie geschiedt uitsluitend via wet in formele zin
D. Attributie vindt plaats via delegatie