THEORIE(Witvrouw, Van de Steene, Wezenbeek, De Ridder) 3
1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichts-, spier-, ligamentaire letsels en peesaandoeningen 3
1.1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichtsletsels (artrose, botproblemen, kraakbeenletsels,
meniscusletsels en synovitis) 3
1.2. Algemene revalidatie aanpak bij spierletsels 4
1.3. Algemene revalidatie aanpak bij ligamentletsels 5
1.4. Algemene revalidatie aanpak bij peesletsels 5
2. Biomechanica van het stap- en looppatroon 14
2.1. Evolutieleer 14
2.2. De verschillende fasen van het stappen 14
2.3. De vijf karakteristieken van een normaal gangpatroon 17
2.4. Kinematica van het stappen 18
2.5. Kinetica van het stappen: grondreactiekrachten 19
2.6. Momentwerking 20
2.7. Kinetica van het stappen: spierwerk 21
2.8. Stijgende en dalende ketens bij het stappen en lopen 21
2.9. Timing: de sleutel tot succes 22
2.10. Voetafrol 22
2.11. Biomechanica van het lopen 22
Regiospecifiek - Heup 23
3.1. Inleiding 23
3.2. Belasting van het heupgewricht 23
3.3. Osteokinematica 24
3.4. Artrokinematica 24
4. Mechanica en pathomechanica van de spieractiviteit 24
4.1. Sagittale vlak 25
4.2. Horizontale vlak 26
4.3. Frontale vlak 26
4.4. Spierwerking tijdens (functionele) oefeningen 26
4.5. Meetinstrumenten 28
5. Algemene postoperatieve aanpak bij heupletsels 28
6. Revalidatie bij veelvoorkomende heupaandoeningen 29
6.1. Fracturen 29
6.2. Coxartrose 30
6.3. Intra-articulaire pathologie (labrum, kraakbeen en ligamentum teres) 33
6.4. Tendinose 35
6.5. Spierscheur 36
Regiospecifiek - knie 37
7. Algemene revalidatie aanpak bij knieletsels 37
7.1. Krachttraining bij kniepatiënten 37
8. Revalidatie aanpak bij patellofemorale aandoeningen 37
8.1. Anatomie en biomechanica van het PF-gewricht 37
8.2. Etiologie - pijnmechanisme PFP 38
9. Revalidatie aanpak bij voorstekruisbandletsels 41
9.1. Inleiding 41
9.2. Revalidatiedoelen VKB-behandeling 41
10. Revalidatie aanpak bij meniscusletsels 43
10.1. Revalidatie na partiële meniscectomie 44
10.2. Revalidatie na meniscushechting 44
, 10.3. Revalidatie na degeneratieve meniscusscheur 44
Regiospecifiek - voet en enkel 46
12. Algemene biomechanische begrippen van het voet- en enkelcomplex 46
12.1. Functionele anatomie 46
12.2. Koppeling van bewegingen 48
12.3. Een triade als basis voor stabiliteit 48
12.4. Foot core 49
13. Revalidatie bij veel voorkomende voet- en enkelaandoeningen 50
13.1. Revalidatie bij een inversietrauma - chronische enkelinstabiliteit 50
13.2. Revalidatie bij plantaire hielpijn 64
Pathologie (Vandenbossche en Muynck) 65
14. Pathologie thv heup en dij 65
14.1. Femoroacetabulair impingement 65
14.2. Adductorenstrain 68
14.3. Snapping of clicking hip (coxa saltans) 68
14.4. Bursitis in de heupregio 69
14.5. Osteitis pubis (traumatische aseptische osteitis pubis) 70
14.6. Gerefereerde pijnen in de heupregio 71
14.7. Veelvoorkomende avulsiefracturen in de sport 72
14.8. Wekedelenletsels ter hoogte van de dij 72
15. Pathologie van de knie 72
15.1. Enkele biomechanische beschouwingen ter hoogte van de knie 72
15.2. Uitlokkende factoren voor malalignatie 73
15.3. Patella-instabiliteit met subluxatie en luxatie 74
15.4. Chondromalacie (chondromalacia patellae) 74
15.5. Tendinopathieën ter hoogte van de knie 76
16. Pathologie van onderbeen, enkel en voet 79
16.1. Shin splints 79
16.2. Chronisch compartimentsyndroom - logesyndroom 79
16.3. Achillespeesletsels 82
16.4. Differentiaaldiagnose 84
16.5. Tendinopathieën ter hoogte van de enkelregio (differentiaaldiagnose: achillespeesprobleem) 86
16.6. Problemen in de hielregio onderaan 87
17. wZenuwletsels: algemeen 87
17.1. Classificatie zenuwletsels 87
17.2. Een zenuwletsel veroorzaakt 87
17.3. Behandeling van zenuwletsels 87
18. Zenuwletsels: onderste ledematen 87
18.1. Plexus lumbosacralis 87
18.2. N. Cutaneus femoralis lateralis 87
18.3. N. femoralis 87
18.4. N. saphenus 87
18.5. N. obturatorius 87
18.6. N. ischiadicus 87
18.7. N. suralis 87
18.8. N. tibialis 87
18.9. N. fibularis 87
Medische Beeldvorming (Verstraete, Hoenacker) 87
Orthopedie en traumatologie (Burssens) 87
,THEORIE(Witvrouw, Van de Steene, Wezenbeek, De Ridder)
1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichts-, spier-, ligamentaire letsels en peesaandoeningen
1.1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichtsletsels (artrose, botproblemen,
kraakbeenletsels, meniscusletsels en synovitis)
- revalidatiedoel = belastbaarheid structuren terug opbouwen dmv progressief belasten
- controleren van drukken in gewricht + opbouwen krachten/momenten (P = F/A)
- overbelasting -> zwelling/ pijn -> artrogene reflexinhibitie -> inhibitie spieren -> atrofie
- artrogene reflexinhibitie:
- ≠ een te bestrijden actie
- = bescherming van het gekwetste gewricht
- gekwetste structuren kunnen slechts een verminderde druk weerstaan
- druk afhankelijk van krachten en gewrichtsoppervlak (P = F/A)
- krachten minderen door vermindering van spierkracht
- = tijdelijk verlaagde gewrichtsdruk door inhibitie op omliggende spieren
- grootte reflexinhibitie hangt af van ligging spieren: hoe dichter bij gewricht, hoe groter
- bv. anterieure kniepijn: quadriceps (VM(O)) > hamstrings -> onevenwicht
- gewrichtsrevalidatie:
- bewegingen waarbij belasting laag gehouden wordt + veel herhalingen + over volledige ROM
- neuromusculaire coördinatietraining: intra- + intermusculair; met nadruk op correcte
bewegingsuitvoering
- geen krachttraining want te grote gewrichtsdrukken
- bouw van kraakbeen:
- ideaal om compressiekrachten op te vangen
- niet goed om schuifkrachten op te vangen
- => nood aan stabilisatietraining
- noch doorbloeding, noch stamcellen -> beperkt
genezingsproces
- voedingsstoffen via diffusie vanuit gewrichtsvocht
- nood aan compressie en decompressie
- immobilisatie is nefast, risico op degeneratie
- => kraakbeenletsels ontstaan zowel door over- als onderbelasting
- over volledige bewegingsbaan belasten zodat gehele gewrichtskraakbeen belast wordt
- gecombineerd gebruik van OKK en GKK bewegingen om lage tot matige drukken te verzekeren
- inwerkende kracht op kraakbeen verspreiden over groter oppervlak op subchondrale bot
- beschadiging kraakbeen -> gereduceerde verspreiding -> grotere (punt)belasting bot ->
verhoogt kans op osteoartrose
- kraakbeen is slechts in beperkte mate vervormbaar
- reversibele deformatie groter bij statische belastingen (in vgl met dynamische)
- reversibele deformatie groter bij kraakbeenletsels (in vgl met gezond kraakbeen)
- + langere tijd nodig om terug op normaal volume te komen
- reversibele deformatie groter bij trage snelheden
, - => belaste oefeningen afwisselen met onbelaste oefeningen
- => gebruik maken van snelle bewegingsuitvoeringen zolang beweging correct kan worden
uitgevoerd en nodige spierkracht aanwezig is om verhoogde belasting uit te voeren
1.2. Algemene revalidatie aanpak bij spierletsels
- meestal scheur thv overgang tussen spier en peesweefsel (musculotendinogene overgang)
- behandeling:
- vroeger: ICE, RICE, PRICE
- nu: evenwicht tussen belasten en ontlasten: weefselherstel => optimal loading
- geen rust maar gedoseerde, progressieve belasting
- POLICE: protection, optimal loading, ice, compression, elevation
- spierherstel:
- spierregeneratie (vorming nieuw spierweefsel)
- bewegen leidt tot activatie van de satellietcellen -> vorming nieuwe myoblasten
- inflammatie (eerste 24u) stimuleert regeneratie (geen NSAID’s bij spierscheur)
- vorming van littekenweefsel
- volledige immobilisatie faciliteert vorming van littekenweefsel en voorkomt
regeneratie
- Cave: overbelasting zou een nieuwe bloeding kunnen uitlokken (dus mobiliseren rekening
houdend met de pijn)
- nood aan dynamische rekoefeningen zodat littekenweefsel voldoende lengte en elasticiteit heeft
om functioneel te worden
- classificatie spierletsels:
- Graad 1: schade van een beperkt aantal vezels, gelokaliseerde pijn zonder verlies van functie
- 1 dag rust
- Graad 2: duidelijk verlies aan kracht gekoppeld aan pijn bij weerstand
- 2 dagen rust
- Graad 3: volledige ruptuur, verlies van kracht en functie
- 1 week rust, immobilisatie in pijnvrije ruststand (niet op lengte!); operatief?
- tijdens immobilisatiefase lidmaat in een zo verlengd mogelijke positie houden zonder optreden
verhoogde pijnreactie
- behandeling graad 1 & 2: 3-21d:
- progressieve en pijnvrije mobilisatie, statische rekoefeningen, zachte krachttraining
- dynamische stretching na 2 weken
- leidt tot regeneratie, angiogenese en correcte oriëntatie van de spiervezels
- behandeling graad 1 & 2: >21d: sportspecifiek trainen
- na +/- 46 dagen normaal geregenereerde structuur -> RTS na 4 weken
- Pijnmanagement:
- eerste week -> geen pijn!
- na 1 week: betere krachtresultaten als men behandelt bij lichte pijn (max 3-4/10)
1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichts-, spier-, ligamentaire letsels en peesaandoeningen 3
1.1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichtsletsels (artrose, botproblemen, kraakbeenletsels,
meniscusletsels en synovitis) 3
1.2. Algemene revalidatie aanpak bij spierletsels 4
1.3. Algemene revalidatie aanpak bij ligamentletsels 5
1.4. Algemene revalidatie aanpak bij peesletsels 5
2. Biomechanica van het stap- en looppatroon 14
2.1. Evolutieleer 14
2.2. De verschillende fasen van het stappen 14
2.3. De vijf karakteristieken van een normaal gangpatroon 17
2.4. Kinematica van het stappen 18
2.5. Kinetica van het stappen: grondreactiekrachten 19
2.6. Momentwerking 20
2.7. Kinetica van het stappen: spierwerk 21
2.8. Stijgende en dalende ketens bij het stappen en lopen 21
2.9. Timing: de sleutel tot succes 22
2.10. Voetafrol 22
2.11. Biomechanica van het lopen 22
Regiospecifiek - Heup 23
3.1. Inleiding 23
3.2. Belasting van het heupgewricht 23
3.3. Osteokinematica 24
3.4. Artrokinematica 24
4. Mechanica en pathomechanica van de spieractiviteit 24
4.1. Sagittale vlak 25
4.2. Horizontale vlak 26
4.3. Frontale vlak 26
4.4. Spierwerking tijdens (functionele) oefeningen 26
4.5. Meetinstrumenten 28
5. Algemene postoperatieve aanpak bij heupletsels 28
6. Revalidatie bij veelvoorkomende heupaandoeningen 29
6.1. Fracturen 29
6.2. Coxartrose 30
6.3. Intra-articulaire pathologie (labrum, kraakbeen en ligamentum teres) 33
6.4. Tendinose 35
6.5. Spierscheur 36
Regiospecifiek - knie 37
7. Algemene revalidatie aanpak bij knieletsels 37
7.1. Krachttraining bij kniepatiënten 37
8. Revalidatie aanpak bij patellofemorale aandoeningen 37
8.1. Anatomie en biomechanica van het PF-gewricht 37
8.2. Etiologie - pijnmechanisme PFP 38
9. Revalidatie aanpak bij voorstekruisbandletsels 41
9.1. Inleiding 41
9.2. Revalidatiedoelen VKB-behandeling 41
10. Revalidatie aanpak bij meniscusletsels 43
10.1. Revalidatie na partiële meniscectomie 44
10.2. Revalidatie na meniscushechting 44
, 10.3. Revalidatie na degeneratieve meniscusscheur 44
Regiospecifiek - voet en enkel 46
12. Algemene biomechanische begrippen van het voet- en enkelcomplex 46
12.1. Functionele anatomie 46
12.2. Koppeling van bewegingen 48
12.3. Een triade als basis voor stabiliteit 48
12.4. Foot core 49
13. Revalidatie bij veel voorkomende voet- en enkelaandoeningen 50
13.1. Revalidatie bij een inversietrauma - chronische enkelinstabiliteit 50
13.2. Revalidatie bij plantaire hielpijn 64
Pathologie (Vandenbossche en Muynck) 65
14. Pathologie thv heup en dij 65
14.1. Femoroacetabulair impingement 65
14.2. Adductorenstrain 68
14.3. Snapping of clicking hip (coxa saltans) 68
14.4. Bursitis in de heupregio 69
14.5. Osteitis pubis (traumatische aseptische osteitis pubis) 70
14.6. Gerefereerde pijnen in de heupregio 71
14.7. Veelvoorkomende avulsiefracturen in de sport 72
14.8. Wekedelenletsels ter hoogte van de dij 72
15. Pathologie van de knie 72
15.1. Enkele biomechanische beschouwingen ter hoogte van de knie 72
15.2. Uitlokkende factoren voor malalignatie 73
15.3. Patella-instabiliteit met subluxatie en luxatie 74
15.4. Chondromalacie (chondromalacia patellae) 74
15.5. Tendinopathieën ter hoogte van de knie 76
16. Pathologie van onderbeen, enkel en voet 79
16.1. Shin splints 79
16.2. Chronisch compartimentsyndroom - logesyndroom 79
16.3. Achillespeesletsels 82
16.4. Differentiaaldiagnose 84
16.5. Tendinopathieën ter hoogte van de enkelregio (differentiaaldiagnose: achillespeesprobleem) 86
16.6. Problemen in de hielregio onderaan 87
17. wZenuwletsels: algemeen 87
17.1. Classificatie zenuwletsels 87
17.2. Een zenuwletsel veroorzaakt 87
17.3. Behandeling van zenuwletsels 87
18. Zenuwletsels: onderste ledematen 87
18.1. Plexus lumbosacralis 87
18.2. N. Cutaneus femoralis lateralis 87
18.3. N. femoralis 87
18.4. N. saphenus 87
18.5. N. obturatorius 87
18.6. N. ischiadicus 87
18.7. N. suralis 87
18.8. N. tibialis 87
18.9. N. fibularis 87
Medische Beeldvorming (Verstraete, Hoenacker) 87
Orthopedie en traumatologie (Burssens) 87
,THEORIE(Witvrouw, Van de Steene, Wezenbeek, De Ridder)
1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichts-, spier-, ligamentaire letsels en peesaandoeningen
1.1. Algemene revalidatie aanpak bij gewrichtsletsels (artrose, botproblemen,
kraakbeenletsels, meniscusletsels en synovitis)
- revalidatiedoel = belastbaarheid structuren terug opbouwen dmv progressief belasten
- controleren van drukken in gewricht + opbouwen krachten/momenten (P = F/A)
- overbelasting -> zwelling/ pijn -> artrogene reflexinhibitie -> inhibitie spieren -> atrofie
- artrogene reflexinhibitie:
- ≠ een te bestrijden actie
- = bescherming van het gekwetste gewricht
- gekwetste structuren kunnen slechts een verminderde druk weerstaan
- druk afhankelijk van krachten en gewrichtsoppervlak (P = F/A)
- krachten minderen door vermindering van spierkracht
- = tijdelijk verlaagde gewrichtsdruk door inhibitie op omliggende spieren
- grootte reflexinhibitie hangt af van ligging spieren: hoe dichter bij gewricht, hoe groter
- bv. anterieure kniepijn: quadriceps (VM(O)) > hamstrings -> onevenwicht
- gewrichtsrevalidatie:
- bewegingen waarbij belasting laag gehouden wordt + veel herhalingen + over volledige ROM
- neuromusculaire coördinatietraining: intra- + intermusculair; met nadruk op correcte
bewegingsuitvoering
- geen krachttraining want te grote gewrichtsdrukken
- bouw van kraakbeen:
- ideaal om compressiekrachten op te vangen
- niet goed om schuifkrachten op te vangen
- => nood aan stabilisatietraining
- noch doorbloeding, noch stamcellen -> beperkt
genezingsproces
- voedingsstoffen via diffusie vanuit gewrichtsvocht
- nood aan compressie en decompressie
- immobilisatie is nefast, risico op degeneratie
- => kraakbeenletsels ontstaan zowel door over- als onderbelasting
- over volledige bewegingsbaan belasten zodat gehele gewrichtskraakbeen belast wordt
- gecombineerd gebruik van OKK en GKK bewegingen om lage tot matige drukken te verzekeren
- inwerkende kracht op kraakbeen verspreiden over groter oppervlak op subchondrale bot
- beschadiging kraakbeen -> gereduceerde verspreiding -> grotere (punt)belasting bot ->
verhoogt kans op osteoartrose
- kraakbeen is slechts in beperkte mate vervormbaar
- reversibele deformatie groter bij statische belastingen (in vgl met dynamische)
- reversibele deformatie groter bij kraakbeenletsels (in vgl met gezond kraakbeen)
- + langere tijd nodig om terug op normaal volume te komen
- reversibele deformatie groter bij trage snelheden
, - => belaste oefeningen afwisselen met onbelaste oefeningen
- => gebruik maken van snelle bewegingsuitvoeringen zolang beweging correct kan worden
uitgevoerd en nodige spierkracht aanwezig is om verhoogde belasting uit te voeren
1.2. Algemene revalidatie aanpak bij spierletsels
- meestal scheur thv overgang tussen spier en peesweefsel (musculotendinogene overgang)
- behandeling:
- vroeger: ICE, RICE, PRICE
- nu: evenwicht tussen belasten en ontlasten: weefselherstel => optimal loading
- geen rust maar gedoseerde, progressieve belasting
- POLICE: protection, optimal loading, ice, compression, elevation
- spierherstel:
- spierregeneratie (vorming nieuw spierweefsel)
- bewegen leidt tot activatie van de satellietcellen -> vorming nieuwe myoblasten
- inflammatie (eerste 24u) stimuleert regeneratie (geen NSAID’s bij spierscheur)
- vorming van littekenweefsel
- volledige immobilisatie faciliteert vorming van littekenweefsel en voorkomt
regeneratie
- Cave: overbelasting zou een nieuwe bloeding kunnen uitlokken (dus mobiliseren rekening
houdend met de pijn)
- nood aan dynamische rekoefeningen zodat littekenweefsel voldoende lengte en elasticiteit heeft
om functioneel te worden
- classificatie spierletsels:
- Graad 1: schade van een beperkt aantal vezels, gelokaliseerde pijn zonder verlies van functie
- 1 dag rust
- Graad 2: duidelijk verlies aan kracht gekoppeld aan pijn bij weerstand
- 2 dagen rust
- Graad 3: volledige ruptuur, verlies van kracht en functie
- 1 week rust, immobilisatie in pijnvrije ruststand (niet op lengte!); operatief?
- tijdens immobilisatiefase lidmaat in een zo verlengd mogelijke positie houden zonder optreden
verhoogde pijnreactie
- behandeling graad 1 & 2: 3-21d:
- progressieve en pijnvrije mobilisatie, statische rekoefeningen, zachte krachttraining
- dynamische stretching na 2 weken
- leidt tot regeneratie, angiogenese en correcte oriëntatie van de spiervezels
- behandeling graad 1 & 2: >21d: sportspecifiek trainen
- na +/- 46 dagen normaal geregenereerde structuur -> RTS na 4 weken
- Pijnmanagement:
- eerste week -> geen pijn!
- na 1 week: betere krachtresultaten als men behandelt bij lichte pijn (max 3-4/10)