Samenvatting hoorcolleges hersenen en gedrag
Week 1 – Hoorcollege 1 – 28/01/2025
Hoofdstuk 1
Wat is het brein?
➔ Het brein is een orgaan
➔ Bestaat uit hersenweefsel of terwijl zenuwweefsel
➔ De cellen in dit weefsel noemen we zenuwcellen (2 soorten: neuronen en gliacellen)
Gliacellen: de cellen die alles aan elkaar plakken
Neuronen: doen het harde denkwerk
Wat is gedrag?
Definitie van het boek: “gedrag bestaat uit patronen in de tijd”
➔ Slechte definitie, want andere patronen in de tijd (zoals de klok) zijn geen gedrag
➔ Voor gedrag is een brein/organisme nodig
Voorbeelden:
Beweging, spraak, houding, blozen (kleurverandering) en gedachten
Meer praktische definitie van gedrag voor deze cursus:
“gedrag is elke vorm van observeerbare actie of reactie van een mens of dier in reactie op
externe of interne prikkels (stimuli)”
- Het niet uiten van gedrag is ook een vorm van gedrag
De meeste vormen van gedrag bestaan uit een mix van aangeboren en aangeleerde (re)acties
Voorbeelden:
Zuigreflex in baby’s = aangeboren gedrag
Eten op latere leeftijd = sterk beïnvloed door leerprocessen en cultuur
Deze mix varieert sterk tussen diersoorten:
• Als een organisme/dier simpeler gedrag (meer aangeboren gedrag) vertoont, gaan we er
vanuit dat het zenuwstelsel ook eenvoudiger is
➔ Dus: kleiner gedragsrepertoire, simpelere gedragingen, veelal aangeboren
• Mensen hebben een groot en complex zenuwstelsel
➔ Dus: groter gedragsrepertoire, meer complexe gedragingen, beïnvloed door
leerprocessen (je kunt dingen aanleren en afleren)
,Het brein is een orgaan, een fysiek object, levend weefsel
Gedrag is gelinkt aan actie, niet fysiek, wel observeerbaar en meetbaar
Deze cursus gaat over de relatie tussen hersenen en gedrag o.b.v.:
1. Evolutie van hersenen en gedrag in verschillende diersoorten
2. Relatie tussen hersenen en gedrag in mensen met een gezond brein
3. Relatie tussen hersenen en gedrag in mensen met een structurele of functionele
verandering en/of beschadiging in het brein
Evolutie van hersenvolume
Mensen stammen niet af van de apen → wel dezelfde voorouder (lang geleden)
➔ Wat belangrijk is om te weten voor deze cursus: als je zou vergelijken hoe zwaar het
hersenvolume van onze vroege voorouders met dat van nu, is dat van ons nu significant
groter -> schedel heeft zich dus zo ontwikkelt dat de massa kon groeien en ons dus
steeds complexer kunnen gedragen en slimmer worden dan andere diersoorten
(waardoor we ze kunnen verdrijven)
Encefalisatiequotiënt (EQ)
= verhouding van de massa in je hoofd ten opzichte van de rest van je lichaam
- Dit is flink toegenomen naarmate de jaren
Mensen zijn dus intelligent, omdat wij veel hersenmassa hebben
Hoe kon ons brein zo groot worden?
- Dit weten we niet helemaal precies, maar enkele dingen zullen ermee te maken hebben
gehad:
1. Leefwijze
• Fruit eten is complexer dan bijv. gras eten
• Gebruik van vuur om te koken → meer tijd voor sociale interactie
• Sociale groepsgrootte
2. Efficiënte koeling
• Bloedcirculatie in het brein is erg efficiënt (werkt als een radiator)
• Hierdoor kan het brein hoog metabolisme hebben
• Je brein kan door het bloed heen pompen, de warmte meenemen en het brein afkoelen
• 2% lichaamsgewicht, 25% zuurstof, 70% glucose
3. Neotenie
• Sommige eigenschappen van mensen (uiterlijk, innerlijk en gedrag) lopen achter in
ontwikkeling (ten opzichte van eerdere soorten) -> dit kan voordelig zijn (VB: mensen zijn
op late leeftijd nog bezig met nieuwe dingen leren, andere diersoorten doen dit vaak niet)
, • VB: in bepaalde opzichten lijkt de moderne mens op jonge versies van de grootouders,
zoals groot hoofd in verhouding tot de lichaamsgrootte en weinig gezichtsbeharing
Is een groter brein ook een beter brein binnen de eigen soort?
➔ NEE
➔ Intelligentie draait waarschijnlijk meer om (het aantal) verbindingen tussen de
verschillende hersengebieden
➔ Veel gedrag is niet aangeboren, maar aangeleerd en wordt bepaald door cultuur
➔ Je hersenen kunnen gedrag bepalen, maar je gedrag kunnen ook je hersenstructuren
veranderen → anders zou je ook niks kunnen leren
, Hoofdstuk 2
Dit hoofdstuk beschrijft de structuur en functie van de hersenen
- De hersenen hebben een bepaalde structuur maar zijn geen statisch orgaan -> we
worden niet geboren met een brein dat onveranderd blijft
De hersenen zijn flexibel/kneedbaar
➔ Neurale plasticiteit = hersenweefsel heeft het vermogen om zich aan te passen aan de
omgeving
Anatomische aanduidingen van locaties in het
brein:
1. Brain-body orientation system = vanaf het brein ten
opzichte van het lichaam pijltjes tekent en op basis daarvan
kunt vertellen waar een bepaalde structuur zich bevindt
• Ventraal: venter → buik
• Anterieur: anterior → voor
• Posterieur: posterior →
achter
• Lateraal: lateralis → zijkant
• Mediaal: medialis → midden
• Dorsaal: dorsum → rug (wijst naar boven)
2. Spatial orientation = kijkt naar de hersengebieden ten opzichte van het hele lichaam.
Afhankelijk van het soort organisme ook verschillende benamingen
• Rostral: bek (dus niet bij mensen)
• Caudal: staart
(vaak ook niet bij
mensen, alleen
staartbeen)
Week 1 – Hoorcollege 1 – 28/01/2025
Hoofdstuk 1
Wat is het brein?
➔ Het brein is een orgaan
➔ Bestaat uit hersenweefsel of terwijl zenuwweefsel
➔ De cellen in dit weefsel noemen we zenuwcellen (2 soorten: neuronen en gliacellen)
Gliacellen: de cellen die alles aan elkaar plakken
Neuronen: doen het harde denkwerk
Wat is gedrag?
Definitie van het boek: “gedrag bestaat uit patronen in de tijd”
➔ Slechte definitie, want andere patronen in de tijd (zoals de klok) zijn geen gedrag
➔ Voor gedrag is een brein/organisme nodig
Voorbeelden:
Beweging, spraak, houding, blozen (kleurverandering) en gedachten
Meer praktische definitie van gedrag voor deze cursus:
“gedrag is elke vorm van observeerbare actie of reactie van een mens of dier in reactie op
externe of interne prikkels (stimuli)”
- Het niet uiten van gedrag is ook een vorm van gedrag
De meeste vormen van gedrag bestaan uit een mix van aangeboren en aangeleerde (re)acties
Voorbeelden:
Zuigreflex in baby’s = aangeboren gedrag
Eten op latere leeftijd = sterk beïnvloed door leerprocessen en cultuur
Deze mix varieert sterk tussen diersoorten:
• Als een organisme/dier simpeler gedrag (meer aangeboren gedrag) vertoont, gaan we er
vanuit dat het zenuwstelsel ook eenvoudiger is
➔ Dus: kleiner gedragsrepertoire, simpelere gedragingen, veelal aangeboren
• Mensen hebben een groot en complex zenuwstelsel
➔ Dus: groter gedragsrepertoire, meer complexe gedragingen, beïnvloed door
leerprocessen (je kunt dingen aanleren en afleren)
,Het brein is een orgaan, een fysiek object, levend weefsel
Gedrag is gelinkt aan actie, niet fysiek, wel observeerbaar en meetbaar
Deze cursus gaat over de relatie tussen hersenen en gedrag o.b.v.:
1. Evolutie van hersenen en gedrag in verschillende diersoorten
2. Relatie tussen hersenen en gedrag in mensen met een gezond brein
3. Relatie tussen hersenen en gedrag in mensen met een structurele of functionele
verandering en/of beschadiging in het brein
Evolutie van hersenvolume
Mensen stammen niet af van de apen → wel dezelfde voorouder (lang geleden)
➔ Wat belangrijk is om te weten voor deze cursus: als je zou vergelijken hoe zwaar het
hersenvolume van onze vroege voorouders met dat van nu, is dat van ons nu significant
groter -> schedel heeft zich dus zo ontwikkelt dat de massa kon groeien en ons dus
steeds complexer kunnen gedragen en slimmer worden dan andere diersoorten
(waardoor we ze kunnen verdrijven)
Encefalisatiequotiënt (EQ)
= verhouding van de massa in je hoofd ten opzichte van de rest van je lichaam
- Dit is flink toegenomen naarmate de jaren
Mensen zijn dus intelligent, omdat wij veel hersenmassa hebben
Hoe kon ons brein zo groot worden?
- Dit weten we niet helemaal precies, maar enkele dingen zullen ermee te maken hebben
gehad:
1. Leefwijze
• Fruit eten is complexer dan bijv. gras eten
• Gebruik van vuur om te koken → meer tijd voor sociale interactie
• Sociale groepsgrootte
2. Efficiënte koeling
• Bloedcirculatie in het brein is erg efficiënt (werkt als een radiator)
• Hierdoor kan het brein hoog metabolisme hebben
• Je brein kan door het bloed heen pompen, de warmte meenemen en het brein afkoelen
• 2% lichaamsgewicht, 25% zuurstof, 70% glucose
3. Neotenie
• Sommige eigenschappen van mensen (uiterlijk, innerlijk en gedrag) lopen achter in
ontwikkeling (ten opzichte van eerdere soorten) -> dit kan voordelig zijn (VB: mensen zijn
op late leeftijd nog bezig met nieuwe dingen leren, andere diersoorten doen dit vaak niet)
, • VB: in bepaalde opzichten lijkt de moderne mens op jonge versies van de grootouders,
zoals groot hoofd in verhouding tot de lichaamsgrootte en weinig gezichtsbeharing
Is een groter brein ook een beter brein binnen de eigen soort?
➔ NEE
➔ Intelligentie draait waarschijnlijk meer om (het aantal) verbindingen tussen de
verschillende hersengebieden
➔ Veel gedrag is niet aangeboren, maar aangeleerd en wordt bepaald door cultuur
➔ Je hersenen kunnen gedrag bepalen, maar je gedrag kunnen ook je hersenstructuren
veranderen → anders zou je ook niks kunnen leren
, Hoofdstuk 2
Dit hoofdstuk beschrijft de structuur en functie van de hersenen
- De hersenen hebben een bepaalde structuur maar zijn geen statisch orgaan -> we
worden niet geboren met een brein dat onveranderd blijft
De hersenen zijn flexibel/kneedbaar
➔ Neurale plasticiteit = hersenweefsel heeft het vermogen om zich aan te passen aan de
omgeving
Anatomische aanduidingen van locaties in het
brein:
1. Brain-body orientation system = vanaf het brein ten
opzichte van het lichaam pijltjes tekent en op basis daarvan
kunt vertellen waar een bepaalde structuur zich bevindt
• Ventraal: venter → buik
• Anterieur: anterior → voor
• Posterieur: posterior →
achter
• Lateraal: lateralis → zijkant
• Mediaal: medialis → midden
• Dorsaal: dorsum → rug (wijst naar boven)
2. Spatial orientation = kijkt naar de hersengebieden ten opzichte van het hele lichaam.
Afhankelijk van het soort organisme ook verschillende benamingen
• Rostral: bek (dus niet bij mensen)
• Caudal: staart
(vaak ook niet bij
mensen, alleen
staartbeen)