Samenvatting examenmatrijscodes arbeidsrecht

1.1 H4
1.2 H1
1.3 H4
1.4 H4
1.5 H10
1.6 H10
2.1 H5
2.2 H5
2.3 H7
2.4 H7
3.1 H6
3.2 H6
4.1 H9
4.2 H9
4.3 H9
4.4 H9
5.1 ?
5.2 ?
6.1 ?
6.2 ?
6.3 ?
7.1 H11
8.1 H11
9.1 H7
9.2 H7
10.1 H7
10.2 H7
10.3 H7
11.1 H2
11.2 ?
11.3 ?



1.1 (h4) De kandidaat somt op over welke gegevens de werkgever de werknemer
schriftelijk of digitaal moet informeren.

Kijk Art.7:655 BW.  Hierin staan de verplichtingen waaraan een werkgever moet houden bij
het verstrekken van een schriftelijke of elektronische opgave aan een werknemer.
 Naam en woonplaats van de werkgever en werknemer
 Plaats waar het werk wordt verricht
 Functieomschrijving
 Tijdstip van indiensttreding
 Duur van de overeenkomst
 Aanspraak op vakantie
 Opzegtermijn
 Loon en termijn van uitbetaling
 Gebruikelijke arbeidsduur per dag of per week
 Deelname aan pensioenfonds
 Eventuele CAO
 Uitzendovereenkomst?


1.2 (h1) De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast of en zo ja van welk soort
overeenkomst er sprake is (arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of onbepaalde

, tijd, detacheringsovereenkomst, uitzendovereenkomst, oproepovereenkomst,
payrollovereenkomst, of andersoortige overeenkomst).

- Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd:

Bepaalde tijd: Art.7:668 lid 1 BW  Overeenkomst met een duidelijke einddatum. Maximaal
3 contracten.

Onbepaalde tijd: Art.7:667 lid 1 BW  Overeenkomst zonder einddatum.

Arbeidsovereenkomst (Art. 7:610 BW) 3 kenmerken:

 Arbeid
 Loon
 Gezag

Een eenvoudig arbeidscontract moet in ieder geval deze informatie bevatten:

 De naam en woonplaats van de werkgever en werknemer
 Functienaam en functieomschrijving
 Loon, inschaling en termijn van uitbetaling
 Datum van indiensttreding
 Duur van de dienstverband
 Aantal uren dat per week gewerkt zal worden
 Welke CAO van toepassing is
 Deelname aan pensioenfonds
 Opzegtermijn



 Detacheringovereenkomst:  Art.7:690 BW (uitlening van personeel). De
werknemer is in dienst bij een bedrijf (detacheringsbureau) en wordt tijdelijk
uitgeleend aan een ander bedrijf.
 Uitzendovereenkomst  Art.7:690 BW. De werknemer is in dienst bij een
uitzendbureau en wordt op tijdelijke basis bij andere bedrijven geplaatst.
 Oproepovereenkomst  Art.7:628a BW. De werknemer wordt opgeroepen om te
werken wanneer nodig, zoals bij een nul-urencontract.
 Payrollovereenkomst  De payrollovereenkomst is beschreven in Art. 7:692 BW.
De werknemer is officieel in dienst bij een payrollbedrijf, maar werkt feitelijk bij een
ander bedrijf dat verantwoordelijk is voor het toezicht en de dagelijkse
werkzaamheden
 Andersoortige overeenkomst  Arbeidsovereenkomst (art.7:610 BW), Aannemen
van werk (Art.7:750 BW) en Overeenkomst tot opdracht (Art.7:400 BW)

Overeenkomst tot het aannemen van werk (Art. 7:750 BW):

 Zelfstandigheid van aannemer.
 Overeenkomst gaat over tastbaar product.
 Aannemer garandeert resultaat.

Overeenkomst tot opdracht (Art. 7:400):

 Dienst

,  Uurtarief
 Geen sprake van gezag

(Tandarts, advocatuur)

Ambtenaar  Iemand die voor de overheid werkt.

 Arbeid door de ambtenaar te verrichten.
 Gezag
 Loon door de overheid te betalen.



Juridische constructie zzp’er  Opdrachtovereenkomst/ aannemingsovereenkomst

(Aannemingsovereenkomst Art. 7:750 BW)

Hoger uurtarief, maar:

 Kwetsbaar bij ziekte of ontbreken van voldoende opdrachten.
 Geen pensioenopbouw.



1.3 (h4) De kandidaat beargumenteert in een eenvoudige situatie of een proeftijd
voldoet aan de wettelijke eisen.

Art. 7:652 lid 1 sub a en b BW. Een proeftijd moet schriftelijk worden afgesproken en moet
voor werkgever en werknemer even lang duren. Bij een vast contract en bij een tijdelijk
contract voor twee jaar of meer mag de proeftijd maximaal twee maanden duren.



Proeftijd  Periode waarin werkgever en werknemer elkaar beter leren kennen.

 Art. 7:652 BW lid 4 sub A en B.
 Moet schriftelijk worden afgesproken.
 Bij een vast contract en tijdelijk contract voor 2 jaar of meer  maximaal 2 maanden
proeftijd.
 Bij tijdelijke contracten langer dan een half jaar, maar korter dan 24 maanden 
Maximaal 1 maand proeftijd.
 Bij een contract korter dan een half jaar  Verboden.



1.4 (h4) De kandidaat stelt in een eenvoudige situatie vast van welk soort beding er
sprake is (proeftijd-, concurrentie-, relatie-, geheimhoudings-, boetebeding).

 Proeftijdbeding  Een proeftijd kun je aanmerken als een periode waarin werkgever
en werknemer elkaar beter leren kennen. Werkgever en werknemer mogen een
proeftijd afspreken in hun contract. (Art.7:652 lid 4 sub a en b BW)
 Concurrentiebeding  (art. 7:653 BW) Verbod voor de werknemer om meteen na
het einde van zijn dienstverband concurrente werkzaamheden te verrichten.