HC 4; Internationaal privaatrecht; voorrangsregels en Rome I
Sommige partijen worden geacht structureel zwakkere partijen te zijn. Er zijn vaak
dwingende bepalingen die deze partijen beschermen. Dit zie je met name in het
consumentenrecht, het arbeidsrecht en het huurrecht. Ook in het ipr zien we deze
beschermende bepalingen terug.
Algemene opmerkingen over art. 6 en 8 Rome I
- De structureel zwakkere partij wordt in beide bepalingen beschermd, op de eerste
plaats doordat een rechtskeuze slechts beperkte gevolgen heeft. De vrijheid van
rechtskeuze blijft voorop staan, alleen waar normaal gesproken de gevolgen van een
rechtskeuze zijn dat niet alleen het regelend recht opzij wordt gezet maar ook het
dwingend recht, is dat hier anders. Als we te maken hebben met een
consumentenovereenkomst of een arbeidsovereenkomst dan blijft ondanks een
rechtskeuze voor een ander rechtsstelsel een belangrijk aantal bepalingen van het
objectief toepasselijke recht gelden (in het bijzonder de dwingende bepalingen die de
consument of de werknemer beschermen).
- Er is een bijzondere objectieve verwijzingsregel. Voor de meeste contracten staat
deze verwijzingsregel in art. 4 maar voor consumentenovereenkomsten en
arbeidsovereenkomsten vinden we bijzondere verwijzingsregels in art. 6 en 8. Als het
gaat om consumentenovereenkomsten met een professionele verkoper en een koper
dan geldt het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft
(en dus niet het recht van het land van degene die de kenmerkende prestatie verricht
zoals uit art. 4 volgt).
- Binnen de categorie van dwingende regels moeten we een kleine subcategorie
aanbrengen wat betreft voorrangsregels (art. 9 Rome I). Deze regels worden zo
belangrijk geacht dat ze immuun zijn voor het normale verwijzingsprocedé (bijv.
militair strategische bepalingen of sociaal-economische). Ze zijn immuun voor een
rechtskeuze. De dwingende regels waarover art. 6 en 8 gaan, zijn niet de
voorrangsregels. De artikelen 6 en 8 zijn dus geen bijzondere toepassing van art. 9.
- Art. 6 en 8 zijn bepalingen die een werknemer of consument begunstigen in die zin
dat ze een consument of werknemer toestaan zich te beroepen op het meest
vertrouwde recht. Wat houdt deze begunstiging in? Docent: voor zover het objectief
toepasselijke recht gunstiger is dan het gekozen recht, het objectief toepasselijke
recht moet worden toegepast. Als het gekozen recht juist gunstiger is dan het recht
aangewezen door art. 6 of 8 dan mag de consument of werknemer vertrouwen op
dat gekozen recht. Strikwerda: het door art. 6 en 8 aangewezen recht beheerst bij
uitsluiting de bescherming van de consument of werknemer, ook al zou het gekozen
recht gunstiger zijn. Zij vinden dat je van een rechter niet kan verwachten dat hij
steeds twee rechtsstelsels gaat vergelijken om te bekijken wel stelsel gunstiger is.
Sommige partijen worden geacht structureel zwakkere partijen te zijn. Er zijn vaak
dwingende bepalingen die deze partijen beschermen. Dit zie je met name in het
consumentenrecht, het arbeidsrecht en het huurrecht. Ook in het ipr zien we deze
beschermende bepalingen terug.
Algemene opmerkingen over art. 6 en 8 Rome I
- De structureel zwakkere partij wordt in beide bepalingen beschermd, op de eerste
plaats doordat een rechtskeuze slechts beperkte gevolgen heeft. De vrijheid van
rechtskeuze blijft voorop staan, alleen waar normaal gesproken de gevolgen van een
rechtskeuze zijn dat niet alleen het regelend recht opzij wordt gezet maar ook het
dwingend recht, is dat hier anders. Als we te maken hebben met een
consumentenovereenkomst of een arbeidsovereenkomst dan blijft ondanks een
rechtskeuze voor een ander rechtsstelsel een belangrijk aantal bepalingen van het
objectief toepasselijke recht gelden (in het bijzonder de dwingende bepalingen die de
consument of de werknemer beschermen).
- Er is een bijzondere objectieve verwijzingsregel. Voor de meeste contracten staat
deze verwijzingsregel in art. 4 maar voor consumentenovereenkomsten en
arbeidsovereenkomsten vinden we bijzondere verwijzingsregels in art. 6 en 8. Als het
gaat om consumentenovereenkomsten met een professionele verkoper en een koper
dan geldt het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft
(en dus niet het recht van het land van degene die de kenmerkende prestatie verricht
zoals uit art. 4 volgt).
- Binnen de categorie van dwingende regels moeten we een kleine subcategorie
aanbrengen wat betreft voorrangsregels (art. 9 Rome I). Deze regels worden zo
belangrijk geacht dat ze immuun zijn voor het normale verwijzingsprocedé (bijv.
militair strategische bepalingen of sociaal-economische). Ze zijn immuun voor een
rechtskeuze. De dwingende regels waarover art. 6 en 8 gaan, zijn niet de
voorrangsregels. De artikelen 6 en 8 zijn dus geen bijzondere toepassing van art. 9.
- Art. 6 en 8 zijn bepalingen die een werknemer of consument begunstigen in die zin
dat ze een consument of werknemer toestaan zich te beroepen op het meest
vertrouwde recht. Wat houdt deze begunstiging in? Docent: voor zover het objectief
toepasselijke recht gunstiger is dan het gekozen recht, het objectief toepasselijke
recht moet worden toegepast. Als het gekozen recht juist gunstiger is dan het recht
aangewezen door art. 6 of 8 dan mag de consument of werknemer vertrouwen op
dat gekozen recht. Strikwerda: het door art. 6 en 8 aangewezen recht beheerst bij
uitsluiting de bescherming van de consument of werknemer, ook al zou het gekozen
recht gunstiger zijn. Zij vinden dat je van een rechter niet kan verwachten dat hij
steeds twee rechtsstelsels gaat vergelijken om te bekijken wel stelsel gunstiger is.