HOOFDSTUK 1 – INLEIDING
1: DE MENS IS EEN SOCIAAL DIER
• Mensen zijn amateur sociaal psychologen → We zijn verzot op nadenken over onszelf en anderen en over hoe
te reageren in sociale situaties. Andere observeren, analyseren hun gedrag analyseren, is een fulltime activiteit.
o We analyseren constant mensen: Hoe zal iemand reageren? Wat denk je over iemand?
o Je hebt altijd automatisch een idee over situaties en mensen
o Wat mensen zeggen en denken is niet altijd wetenschappelijk juist
• Zie eveneens de belangstelling voor sociaalpsychologische thema’s in de media
o Media staat vol met sociaal psychologische thema’s
2: SOCIALE PSYCHOLOGIE – DEFINITIE EN VERWANTE DISCIPLINES
2.1 Definitie van sociale psychologie
Definitie sociale psychologie: Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten,
gevoelens, motivaties en gedragingen van mensen beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen en hoe wij
zelf een invloed uitoefenen op hoe andere personen denken, voelen en zich gedragen (Allport, 1985).
Wetenschappelijke studie
• Wetenschappelijk = systematisch, analyseren, registreren, gestructureerde artikels, vakjargon, standaardisatie
• Wetenschappelijke studie = experimenten en gevalideerde vragenlijsten
o Toetsen a.d.h.v. systematische observatie, beschrijving en meting
• Kennis wordt overdraagbaar naar anderen zodat zij dezelfde resultaten bekomen
o Repliceerbaarheid
Gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen
• Gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen: integrale visie op de mens
o Niet elke psychologie is omvattend maar sociale psychologie wel → sociale psychologie is gericht op
algemene principes en theorieën
o Sociale psychologie richt zich op de manier waarop het individu de sociale wereld waarneemt, begrijpt
en interpreteert
o Sociale psychologie heeft niet enkel oog voor het cognitieve aspect (denkproces), maar ook voor het
affectieve (emoties) en motivatiecomponent (drijfveren)
o Onderzoek naar vooroordelen (racisme en seksisme)
Aanwezigheid van anderen
• Wat maakt sociale psychologie sociaal?
o Aanwezigheid van anderen: sociale context → anderen beïnvloeden + beïnvloed worden
o Sociale psychologie benadrukt de sociale aard van het individu
Definitie experiment: Een vorm van onderzoek waarbij de onderzoeker controle heeft over de gebeurtenissen en
deelnemers volkomen toevallig aan condities worden toegewezen.
Definitie vooroordelen: Negatieve gevoelens tegenover andere personen gebaseerd op hun lidmaatschap van
bepaalde sociale groepen.
,2.2 De kracht van de sociale situatie
Beïnvloeding door anderen
• Wij laten ons op continue wijze beïnvloeden door onze sociale omgeving
• Reagan-Mondale debat 1984 (the age issue)
o Leeftijd van Reagan was een probleem voor het presidentschap
• Experimentele condities gecreëerd door sociale psychologen
o Conditie 1 = controle conditie (tape zoals op de video ->
met oneliners en reactie publiek)
▪ Beoordeling vragen bij proefpersonen: Wat vindt
je van Reagan?
▪ Resultaat: goede beoordeling
o Conditie 2 (zonder oneliners en reactie publiek)
▪ De reactie van het volk was volgens sommigen de oorzaak van zijn overwinning DUS de reactie
en zijn oneliner werd weggewerkt van de tape
▪ Resultaat: Reagan wordt gelijk beoordeeld
o Conditie 3 (met oneliners zonder reactie publiek)
▪ De reactie van het volk was volgens sommigen de oorzaak van zijn overwinning DUS de reactie
werd weggewerkt van de tape
▪ Resultaat: mindere beoordeling
▪ De reactie in de tv studie hebben de mensen thuis overtuigd dat hij goed is → niet Reagan zijn
zin zorgde voor overtuiging MAAR wel de publiekreactie
▪ = manipulatie
• Het kwam aan het licht dat de publiekreactie de oorzaak was voor de overwinning
• Uiteindelijk: regel opgesteld om publieksreactie te dimmen
De kracht van de reactie van anderen
• Obama VS Romney 22 oktober 2012
o “Horses and Bayonets”
• Op bepaald moment meer dan 100 000 keer per minuut getweet.
• Debat 22 oktober:
SCHIEFFER: Good evening from the campus of Lynn University here in Boca Raton, Florida. This is the fourth
and last debate of the 2012 campaign, brought to you by the Commission on Presidential Debates.
This one's on foreign policy. I'm Bob Schieffer of CBS News. The questions are mine, and I have not shared them
with the candidates or their aides.
The audience has taken a vow of silence -- no applause, no reaction of any kind, except right now when we
welcome President Barack Obama and Governor Mitt Romney.
Ook voor andere debatten (17 oktober)
Rule: Article 9, Section A, Subsection 7: "All members of the debate audience will be instructed by the
moderator before the debate goes on the air and by the moderator after the debate goes on the air not to
applaud, speak, or otherwise participate in the debate by any means other than by silent observation, except
as provided by the agreed upon rules of the October 16 town hall debate."
• Publiek moest zich aan bepaalde regels houden
o Geen applaus, geen reactie behalve als de president en de gouverneur binnenkomen
,Bennington college (Newcomb)
• Uitgangspunt: hoger onderwijs
o Onderzoekers gingen na of de participatie aan hoger onderwijs onder studenten politiek progressieve
houdingen bevordert
• Sociaalpsycholoog Theodor Newcomb ging elk jaar de ideologische houdingen van studenten na
• Resultaat: hoe langer de meisjes op school verbleven, hoe linkser ze werden
o Hogeschooljaren worden de beïnvloedbare jaren genoemd = periode waarin adolescenten pen
jongvolwassenen vatbaar zijn voor veranderingen in hun ideologische houding
• Na 25 jaar of zelfs na 50 jaar, bleef dit effect aanwezig
o Onderzoek: “Political attitudes over the life span – The Bennington women after fifty years”
o Na 50 jaar was de experimentele groep nog linkser dan de controlegroep en anderen van hun leeftijd
2.3 Sociale psychologie en verwante disciplines
Sociale psychologie is nauw verwant aan twee andere disciplines, namelijk sociologie en persoonlijkheidspsychologie.
• Sociale psychologie
o Richt zich op het individuele niveau
o Maakt veel meer gebruik van experimenten
• Sociologie
o Studie van groepsfactoren (bv. SES, nationaliteit, etnische achtergrond …)
▪ Classificatie van personen
o Multilevel designs / analyses
▪ = analysetechniek om de disciplines (sociologie en sociale psychologie) te combineren
▪ Effecten van variabelen op groepsniveau en op het individuele niveau in één enkele analyse
Definitie multilevel analyse: Analyse die effecten bepaalt van de verschillende
hiërarchische niveaus op een uitkomst variabele, waarbij het ondergeschikte niveau vormt
en de groep, organisatie of maatschappij het bovengeschikte niveau uitmaakt.
• Persoonlijkheidspsychologie
Definitie persoonlijkheidspsychologie: De studie van de structuur en de effecten van stabiele en cross-
situationele eigenschappen van individuen.
o Studie van cross-situationele stabiliteit tussen individuen
▪ Gericht op individuele verschillen
o Bekendste persoonlijkheidstheorie: the big five
▪ Neuroticisme / emotionele stabiliteit
▪ Extraversie
▪ Aangenaamheid / vriendelijkheid
▪ Consencieusheid / ordelijkheid
▪ Openheid
o Niet per conditie kijken, wel per persoon
o Wisselwerking tussen individuele verschillen (persoonlijkheidspsychologie en de situatie (sociale
psychologie) = interactionisme
Definitie interactionisme: Er is een dynamische wisselwerking tussen dispositie en situatie, waarbij
uitingen van disposities afhankelijk zijn van de situatie.
, Relatie tot ander disciplines
• De drie disciplines in 1 schema
o Groepen = sociologie
o Condities = sociale psychologie
o Personen = persoonlijkheidspsychologie
• Onderzoeksvariabele = hinder / lawaai
Effect van groep (sociologie)
• Geen verschil tussen de situaties / condities
• Mannen: 3 VS vrouwen: 9
o Mannen maken weinig lawaai
o Vrouwen maken veel lawaai
o Is niet afhankelijk van individu, ook niet van conditie
• DUS sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie zijn geen
uitleg voor de verschillen
Effect van conditie (sociale psychologie)
• Hinder / lawaai is compleet afhankelijk van de situatie / conditie
Effect van persoonlijkheid (persoonlijkheidspsychologie)
• De scores zijn afhankelijk per persoon (individu)
De ‘realiteit’
• Realiteit = complex
• Hangt af van verschillende factoren
• Zowel conditie, groepen en personen hebben een effect
o Om een mens te begrijpen moet je rekening houden met
al deze factoren
2.4 Andere psychologische domeinen
Sociologie Vb. onderzoeksvraag: Stellen jongens meer pestgedrag dan meisjes? Welke
maatschappelijke groepen zijn het meest agressief
Persoonlijkheidspsychologie Constructie van een vragenlijst om mannen met sterke vooroordelen te identificeren
Vb. onderzoeksvraag: Wat zijn de kenmerken van personen die pesten?
Klinische psychologie Het effect van verschillende therapieën voor reductie van vooroordelen bij antisociale
personen → therapie, menselijk lijden
Vb. onderzoeksvraag: Welke therapie helpt om pestgedrag te reduceren?
Cognitieve psychologie Manipuleer blootstelling aan een lid van een sociale categorie en registreer
automatische gedachten → denken, categorisatie, informatieverwerking
Vb. onderzoeksvraag: Worden stimuli met betrekking tot lijden geassocieerd met
woorden gerelateerd aan pesten?
Arbeids- en Vb. onderzoeksvraag: Welke maatregelen kunnen organisaties treffen tegen
organisatiepsychologie pestgedrag?
Sociale psychologie Manipuleer diverse soorten contact tussen allochtonen en autochtonen en registreer
Vb. onderzoeksvraag: Welke situaties faciliteren en reduceren pestgedrag?
,2.5 Sociale psychologie en mensenkennis
• Mensenkennis = intuïties die door vele anderen worden gedeeld
o MAAR mensenkennis berust niet op empirische toetsing
• Tegengestelde wijsheden
o Vb. Soort zoekt soort VS tegenpolen trekken aan
▪ De soort zoekt soort verklaring staat het dichtst bij de waarheid
▪ Dit had je toch kunnen weten? → intellectueel oneerlijk
▪ = terugblikvertekening / hindsight bias
• = De neiging om de voorspelbaarheid van een bepaalde uitkomst te overdrijven, nadat
deze uitkomst optrad.
• Voorbeelden
o Als je kinderen beloont voor iets wat ze graag doen, dan zullen ze die activiteit naderhand …. uitvoeren
▪ A) meer
▪ B) evenveel
▪ C) minder → juist antwoord
o Het herhaaldelijk zien van een persoon, een schilderij, een gebouw zal waardering ervoor:
▪ A) verhogen → juist antwoord
▪ B) niet wijzigen
▪ C) verminderen
3: De geschiedenis van de sociale psychologie → ZELFSTUDIE
3.1 De beginjaren (1880-1935)
• Gustave Le Bon (1895) - ‘Psychologie des Foules’
o Bestudeerde massageweld in de late 19e eeuw
o Kan met recht de eerste sociaalpsychologische bijdrage genoemd worden WANT massageweld wordt
gerelateerd aan psychologische principes
▪ De massa bezorgt het individu een gevoel van anonimiteit waardoor dit individu elk gevoel van
verantwoordelijkheid verliest
• Nog kandidaten voor de titel van grondlegger van de sociale psychologie
o Norman Triplett: stelde vast dat fietsers de neiging hadden om sneller te fietsen in het bijzijn van
anderen
▪ Vergelijking van groepsprestaties met individuele prestaties (touwtrekken)
▪ Ontwierp hiervoor een ‘competentiemachine’ → soort vismolen waarbij deelnemers aan een
wieltje dienden te draaien, waardoor een touw opgewonden werd
▪ => kinderen draaiden sneller aan wieltje indien ze in het gezelschap waren van ander kind
▪ = eerste sociaalpsychologische experiment? → Stroebe toonde aan dat Féré al eerder deze
vragen onderzocht had
o Max Ringelmann (1880)
▪ Stelde het omgekeerde vast: deelnemers presteren slechter samen met anderen dan alleen
• Eerste handboeken
o Edward McDougall (1908)
o Edward Ross (1908)
o Floyd Allport (1924)
▪ Vooral zijn opvattingen worden nu nog algemeen aanvaard
3.2 De jaren van bevestiging (1936-1960)
• WOII + Jodenvervolging zorgde voor een verhoogde belangstelling voor de sociale psychologie (VS)
• Society for the Psychological Study of Social Issues (1936)
o Groep gevormd door jonge psychologen die moeite hadden om werk te vinden → werden
aangetrokken door links partijen en beoogden progressieve sociale actie
o Aandacht voor maatschappelijke problemen
o Invloed van Adolf Hitler
▪ De betekenis van de Jodenvervolging voor de ontwikkeling van sociale psychologie in de USA
, • Kurt Lewing (1935): grondbeginselen
o ‘Vader van de sociale psychologie’
o Deed visionaire uitspraken → 3 beginselen
▪ 1) Gedrag wordt bepaald door hoe we de wereld om ons heen waarnemen en interpreteren
▪ 2) Gedrag is afhankelijk van de persoon en de omgeving (interactie)
▪ 3) Sociaalpsychologische theorieën kunnen worden toegepast voor de oplossing van
maatschappelijke (praktische sociale) problemen
• → “Geen onderzoek zonder actie, geen actie zonder onderzoek”
• Fundamenteel onderzoek probeert het inzicht in het menselijke gedrag te verruimen
en wordt vaak opgezet om een specifieke hypothese, afgeleid uit een theorie, te
toetsen.
• Toegepast onderzoek hanteert sociaalpsychologische theorieën of methoden om
dagelijkse (natuurlijke) gebeurtenissen beter te begrijpen en een bijdrage te leveren
tot het oplossen van maatschappelijke (praktische) problemen.
o 1944: Massachusetts Institute of Technology
▪ Onderzoekscentrum – Research Center for Group Dynamics
3.3 Groei en debat
• Vertrouwen en uitbreiding
o Sociale psychologie wordt op steeds meer domeinen toegepast en bestudeerd (vb. apathie van
omstanders, agressie, stress)
o Sociaalwetenschappers en sociaalpsychologen in het bijzonder werden betrokken bij de oplossing van
maatschappelijke problemen, maar deze problemen werden niet opgelost, of er kwamen nieuwe in de
plaats.
• Deze relatieve bloeiperiode werd ironisch genoeg ook gekenmerkt door crisis, vertwijfeling en debat. Het
centrale punt van dit debat was de onenigheid over de waarde van laboratoriumexperimenten.
o Tegenstanders:
▪ Bepaalde onderzoekspraktijken zijn onetisch
▪ De verwachtingen van de experimentatoren beïnvloeden het gedrag van de deelnemers
o Voorstanders
▪ De werkwijze is wel ethisch
▪ De resultaten zijn geldig
▪ De theoretische principes hebben een breed toepassingsgebied
• De sociale psychologie werd wel nog steeds gedomineerd door mannelijke onderzoekers. De sociale
psychologie werd ervan beschuldigd een door mannen gedomineerd wereldbeeld te presenteren, een beeld
dat niet volledig zou stroken met de realiteit.
• Crisis
o Ethische kritiek op het experiment (Kelman)
o Methodologische artefacten (Orne, Rosenthal)
o Cultuur en filosofisch relativisme (Gergen)
Belangrijke bijdragen – 1950 → tabel P16
AUTEUR BIJDRAGE
T. Adorno et al. The Authoritarian Personality
G. Allport The nature of prejudice
S. Asch Conformiteit en persoonsperceptie
L. Festinger Sociale vergelijkingstheorie en cognitieve dissonantietheorie
F. Heider Balanstheorie en attributietheorie
C. Hovland et al. Attitudes en persuasieve communicatie
H. K elley Attributietheorie
,3.4 Methodologisch en inhoudelijk pluralisme
• Laboratoriumexperimenten bleven belangrijk, maar andere methoden kwamen erbij.
• In de jaren ’70 groeide de focus op cognitie, wat leidde tot de opkomst van sociale cognitie.
o Sociale cognitie = de studie van het waarnemen, onthouden en interpreteren van informatie over
onszelf en anderen
• Twee benaderingen ontstonden:
o ‘Koel’: cognitie beïnvloedt gevoel en gedrag.
o ‘Heet’: emotie en motivatie beïnvloeden cognitie en gedrag
• Er was steeds aandacht voor beide, met een pluralistische aanpak als gevolg
• Internationalisering: sociale psychologie werd minder Amerikaans en groeide in Europa
o Begin: All American enterprise
o European Association of Experimental Social Psychology lanceerde het European Journal of Social
Psychology → stimuleerde ontwikkeling in Europa
• Meer culturele diversiteit en besef dat cultuur sociaal gedrag beïnvloedt
• Pluralisme
o Methodologisch: multimethodisch
o Inhoudelijk:
▪ ‘Hete’ versus ‘koele’ perspectieven
• Heet = emotie en motivatie
• Koel = cognitie (cf. sociale cognitie)
o Internationale en culturele perspectieven
▪ Opkomst sociale psychologie in Europa en Azië
▪ Internationaal en multicultureel onderzoek
4: Sociale psychologie in de 21ste eeuw → ZELFSTUDIE
In het begin van de nieuwe eeuw bleef de sociale psychologie groeien door het grote aantal en de verscheidenheid
aan wetenschappers en onderzoeksonderwerpen. Technologische innovaties bieden heel wat mogelijkheden voor het
onderzoek.
• Hersenonderzoek
o Nieuwe beeldvormingstechnieken
o Als gevolg van een technologische vooruitgang ontstond de sociale neurowetenschap
▪ = de studie van de relatie tussen neurologische en sociale processen
▪ Bestudeert hoe de sociale wereld hersenactiviteit en biologische processen beïnvloedt
▪ MAAR veel geld geïnvesteerd in nieuwe onderzoeksdomeinen → dreiging dat het ‘traditionele’
sociaalpsychologische onderzoek minder aandacht en middelen krijgt
• Het internet
o Evolutie in de manier waarop informatie wordt verworven en hoe we communiceren
o Onze digitale voetafdruk wordt steeds groter, dus zijn er steeds meer gegevens beschikbaar
o Biedt mogelijkheid om onderzoek op te zetten dat onder normale omstandigheden moeilijk
realiseerbaar is
o Onlinewereld → meer het voorwerp van sociaalpsychologische vraagstukken
o Online VS offline sociaalpsychologische processen → verschillen nagaan
• Sociaal-culturele perspectieven
o Cross cultureel onderzoek = studie van gelijkenissen en verschillen tussen culturen
o Multicultureel onderzoek = studie van de gelijkenissen verschillen binnen een cultuur
• Open wetenschap
o Registratie en replicatie
,HOOFDSTUK 4 – SOCIALE PERCEPTIE
Sociale perceptie: Een algemene term voor de processen die de basis vormen van hoe we tot oordelen over anderen
komen.
1: Het ruwe materiaal van de eerste indruk
Diegene die jou observeert, heeft snel een eerste indruk die zijn of haar verdere ideeën over jou zal sturen. Deze
indrukken worden gevormd in slechts enkele seconden tijd, of zelfs in een tiende van een seconde.
➔ Onderzoek Willis en Todorov (2016) : Foto’s tonen van menselijke gezichten gedurende een tiende van een
seconde, een halve seconde of een hele seconde. De deelnemers moesten die gezichten beoordelen op een
aantal eigenschappen, zoals agressie en betrouwbaarheid. Uit de resultaten bleek dat de gezichten soortgelijke
oordelen opwekten in de drie condities, en dat de oordelen eveneens sterk samenhingen met de
beoordelingen van de deelnemers aan wie geen tijdslimiet werd opgelegd.
• 90% eerste indruk → gebaseerd op kledij en lichaamstaal
1.1 De waarnemer
• Sociale perceptie werkt niet zoals een fototoestel. Iedereen ziet zijn of haar eigen realiteit.
o Begin van hoofdstuk: een foto gemaakt door fototoestel MAAR in realiteit ziet iedereen zijn eigen
wereld
o we zijn een vat vol met levenservaringen / gebeurtenissen
• Eerdere ervaringen hebben een grote impact op hoe men informatie selecteert en verwerkt. Hieraan refereert
het begrip ‘schema’.
o Schema = netwerken van betekenis / georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus of over
een categorie van stimuli
▪ Bij iedereen anders WANT niet iedereen heeft dezelfde ervaringen
▪ Richtten het informatieverwerkingsproces + worden gehanteerd om informatie te selecteren,
te ordenen, aan te vullen en in het geheugen op te slaan
▪ Sociale perceptie wordt door de waarnemer zelf bestuurd
• Er wordt uitgebreid ingegaan op schema’s in het hoofdstuk sociale cognitie
• We zien niet met onze ogen, maar met onze hersenen
o De daadwerkelijke gebeurd cerebraal
1.2 Het uiterlijk
• Eerste indrukken hebben een effect
o Mensen zijn geneigd om van uiterlijkheden de innerlijkheid af te leiden
o Afkomstig van Pyhythagoras: ogen
▪ Hij keek in je ogen en besliste of je toegelaten was of niet
▪ Vreemde manier? Nee eigenlijk niet want van iets uiterlijks kan het innerlijk
afgeleid worden
• Ook in Middeleeuwen: J.B. da Porta → mensen vergelijking met dieren
o Varken = gulzig
o Rat = achterbaks
o Oude Grieken: uiterlijke kenmerken verbinden met karaktertrekken obv dieren
▪ Smal gezicht met gekromde neus = adelaar
• Ook van deze tijd → we besteden veel tijd aan uiterlijkheden
• Automatische perceptie van 'primaire kenmerken' zoals geslacht, huidskleur, leeftijd (sociale categorieën)
o Codes die in ongeveer 100 milliseconden voorbijkomen
o Je kan niemand zien zonder die te categoriseren
• Andere uiterlijke kenmerken zoals lengte, gewicht, haarkleur, bril etc.
o Vb. brildrager komt intelligent over
o Vb. lange mensen → presidentverkiezingen: de langste wint meestal volgens onderzoek
• Sommige van die kenmerken activeren stereotypische opvattingen
o Bv., 'wat mooi is, is goed':
o Bij attractieve mensen kunnen we het ons niet voorstellen dat die slechte dingen doen
• ! Gelaat is wellicht de belangrijkste informatiebron !
,Gelaat: Hiëronymus Bosch – kruisdraging
• Kunstenaars tonen hoe we uiterlijke kenmerken gebruiken om het innerlijke af te
leiden
• De mens rechtsonder lijkt niet zo lief → is een crimineel
Verkiezingen: kinderspel?
• Bij verkiezen speelt uiterlijk ook een rol
• Naast ideologie bepaald het uiterlijk ook vaak de winnaar
• Louter o.b.v. het uiterlijke verschijning van het gelaat zijn wij in staat om 10% accurater te oordelen dan base
level (kans niveau) 2
• Onderzoek is ook gebeurd bij kinderen → kinderen zijn nog beter
• => uiterlijkheden spelen ook een rol waar je het niet zou verwachten
• Onderzoek Todorov, Manidosodza & Goldstein 1991:
o Onderzoekers toonden aan onderzoekdeelnemers foto’s van het gelaat van politici die deelnamen aan
de verkiezingen voor het Amerikaanse congres. De deelnemers kenden de kandidaten niet en ze
moesten gewoonweg op basis van het gelaat schatten hoe bekwaam de kandidaten waren. Uit de
resultaten bleek dat de geschatte competentie gerelateerd was aan de echte verkiezingsuitslag. In niet
minder dan 68% van de gevallen werd tussen de twee foto’s de juiste keuze gemaakt wanneer werd
gevraagd de winnaar aan te duiden.
• Onderzoek Antonakis & Dalgas 2009:
o Zwitserse kinderen moeten kiezen tussen foto’s van kandidaten
uit de Franse parlementsverkiezingen. Uit 57 verschillende
paren dienden ze aan te duiden welke kandidaat ze op hun
boot tot kapitein zouden verkiezen. In 64% van de gevallen
werd de feitelijke winnaar gekozen. Deze resultaten bewijzen
dat politici ten dele worden gekozen om hoe ze overkomen en
dat rekening wordt gehouden met ‘meer’ dan enkel het
partijprogramma.
• Ook in andere domeinen speelt gelaat een rol → uitstraling van macht
o Onderzoekers toonden aan dat de uitstraling van macht (competentie, volwassenheid, dominantie)
o.b.v. foto’s van het gelaat van bedrijfsleiders gerelateerd was aan de winst die hun bedrijf maakte.
Gelaatskenmerken
• Babyfaces
o Grote ronde ogen, ronde kin, bolle wangen, hoge wenkbrauwen, hoog voorhoofd, gladde huid
o Hartelijk, vriendelijk, naïef, zwak, eerlijk, onderdanig
o Impact op sociale oordelen
▪ Gerechtszaken: men oordeelt minder streng wanneer een beklaagde met een babyface
schuldig is aan misdaden met voorbedachten rade, maar ze oordelen strenger indien er
nalatigheid in het spel is (met het idee dat de persoon opgevoed moet worden
▪ Verzorgende beroepen: iemand met een babyface sneller aangenomen dan een testosteron
uiterlijk
• Filmpje: Wie vertrouw je onmiddellijk?
o Afhankelijk van gezichtstrekken
, 1.3 Situaties
• Script
o = structuur
o = ongeschreven verwachtingen die we in bepaalde situaties hebben
▪ Wij verwachten dat in bepaalde situaties, bepaalde dingen gebeuren in een bepaalde volgorde
o Een vooropgezette opvatting over hoe een reeks gebeurtenissen zich zal voordoen in een specifieke
situatie
▪ Vb. Eten in een restaurant: we doen de deur open – vragen naar een plaats – gaan naar
aangewezen tafel – kijken naar de menu - …
• Scripts beïnvloeden persoonsperceptie op 2 manieren
o 1. We zien wat we verwachten te zien (als een magneet)
▪ Zodra het script geactiveerd is, wordt het ruwe materiaal in een voorbestemd kader
geassimileerd en wordt er vanuit dit kader betekenis verleent
▪ Onderzoek Trope 1986:
• Foto’s tonen aan proefpersonen van ambigue gelaatsuitdrukkingen
• Als achtergrond informatie verschillende situatie (lotto gewonnen of belaagd door
hond) geven → interpretatie vragen van de proefpersoenen
o Bij hond: gezicht interpreteren als angstig
o Bij lotto: gezicht interpreteren als blij
o 2. Kennis van de situatie (script) stuurt persoonsbeoordeling
▪ Stel dat iemand zich gedraagt zoals iedereen, dan denken we dat het gedrag door de situatie
veroorzaakt werd. Wanneer iemand zich anders gedraagt dan wat we in een situatie zouden
verwachten, dan denken we dat de oorzaak van dit gedrag aan de persoon zelf ligt.
▪ Gedrag conform met het script (weinig informatief)
• Roept geen vragen op, valt nauwelijks op
• Lage diagnostische waarde
▪ Gedrag niet conform met het script
• Valt wel op → we beginnen na te denken over het gedrag van de persoon
• Hoge diagnostische waarde
1.4 Gedrag
• Eerste indruk wordt slechts in beperkte mate beïnvloed door verbaal gedrag
o Beïnvloed door wat mensen doen (wijze van communicatie) WANT het verbale gedrag heeft nauwelijks
effect bij seconde beoordeling
• Zeker wanneer we innerlijke gevoelstoestanden proberen af leiden
• Mehrabian bestudeerde de evaluatie van doelpersonen die gevoelens of houdingen communiceerden (bv., "ik
ben tegen de doodstraf"):
o Verbaal gedrag: 7%
o Non-verbaal gedrag: 55% (lichaamstaal)
o Paraverbaal gedrag: 38% (toon en ritme waarop iemand iets zegt)
• Paraverbaal gedrag = niet-linguïstische kenmerken van communicatie zoals de toon, het volume, de intonatie,
de articulatie, het timbre en het ritme waarop iets gezegd wordt