Samenvatting M&O en SF P4
Inhoudsopgave
Samenvatting Sustainable Finance P4..................................................2
Werkcollege 1a – De balans................................................................................ 2
Werkcollege 1b - Resultatenrekening..................................................................3
Werkcollege 2a – Liquiditeitsbegroting................................................................5
Werkcollege 2b – Eindbalans & ratio’s................................................................9
Werkcollege 3b – BTW....................................................................................... 13
Werkcollege 4b – IIRC Model & risico’s..............................................................14
Gastcollege – Bedrijfsfinanciering (ABN AMRO).................................................15
Gastcollege 5b – Pizzafinanciering....................................................................16
Werkcollege 6b – Inkomstenbelasting EZ..........................................................17
Werkcollege 7a – Vennootschapsbelasting BV..................................................18
Samenvatting Management & Organisatie P4.....................................19
Werkcollege 1a.................................................................................................. 19
Werkcollege 2a.................................................................................................. 21
Werkcollege 2b.................................................................................................. 23
Werkcollege 3a.................................................................................................. 26
1
Aukje van der Vleuten
, Samenvatting Sustainable Finance P4
Werkcollege 1a – De balans
Het financieel overzicht van een bedrijf kan je in drie documenten beschrijven:
Balans: wat bezit het bedrijf en hoe is het gefinancierd?
Resultatenrekening: hoe goed heeft het bedrijf het gedaan? (Winst)
Liquiditeitsoverzicht: kan het bedrijf de rekeningen betalen? (Kas/bank)
Een bedrijf opstarten:
1. Investeringsbegroting: een schatting van alle bezittingen die het bedrijf nodig heeft
2. Financieringsplan: plan hoe deze bezittingen gefinancierd worden
Balans (1 januari 2024)
Debetzijde (activa) Investeringsbegroting Creditzijde (passiva) Financieringsplan
Vaste activa Eigen vermogen (EV)
Bezittingen die langer dan één jaar Eigen geld van de eigenaren
meegaan
Bijv. gebouwen, machines, inventaris Lang vreemd vermogen (LVV)
Schulden met looptijd > 1 jaar
Vlottende activa (incl. liquide middelen) Bijv. hypothecaire lening, lening op lange
Bezittingen die korter dan één jaar termijn
meegaan of snel in geld om te zetten
Bijv. voorraad, debiteuren, Kort vreemd vermogen (KVV)
vooruitbetaalde bedragen, te vorderen Schulden met looptijd ≤ 1 jaar
btw, bank, kas Bijv. crediteuren, rekening courant krediet,
vooruitontvangen bedragen, te betalen btw
Totale activa Totale passiva
Hetzelfde totaal
De bezittingen (activa) zijn op volgorde van De passiva kant is op volgorde van mate waarin een
mate van liquiditeit (= beschikbaarheid in geld). onderneming kan beschikken over het vermogen. Als
Als eerste de minst liquide bezitting (gebouw) eerste het meest permanent vermogen (eigen vermogen)
en als laatste de meest liquide bezitting (kas). en als laatste het minst permanent vermogen (rekening
courant krediet)
Leverancierskrediet: een leverancier levert goederen of diensten, de klant betaalt later.
Ontvangen leverancierskrediet = crediteuren
Gegeven leverancierskrediet = debiteuren
Afnemerskrediet: goederen of diensten worden eerst betaalt, later volgt de levering.
Ontvangen afnemerskrediet = vooruit ontvangen bedragen
Gegeven afnemerskrediet = vooruitbetaalde bedragen
Een balans blijft altijd in balans…
Totalen van activa en passiva zijn altijd gelijk
Bij elk nieuw financieel feit veranderen er minstens 2 balansposten
Mutatiebalans: geeft veranderingen op de balans weer (met ‘+’ en ‘–‘) op een bepaald moment.
2
Aukje van der Vleuten
, Werkcollege 1b - Resultatenrekening
Resultatenrekening: overzicht van alle kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Resultatenrekening = exploitatierekening = winst- en verliesrekening
Relatie tussen balans en resultatenrekening:
Het resultaat van een resultatenrekening kun je zien als een toe- of afname van het eigen vermogen
op de balans. De netto winst of verlies wordt dus ook opgenomen op de resultatenrekening.
Resultatenrekening (bepaalde periode)
Kosten Opbrengsten
Inkoopwaarde van de omzet 80.000 Omzet (contante verkopen + verkopen op 200.000
rekening)
Loonkosten 30.000 Renteopbrengsten (=interestopbrengsten)
Huurkosten 20.000
Energiekosten 6.000
Afschrijvingskosten 5.500
Rentekosten (=interestkosten) 200
Etc.
Nettowinst 58.300
Totaal 200.000 Totaal 200.000
Brutoloon: loon dat de werknemer verdient
Nettoloon: bedrag dat de werknemer op zijn bankrekening ontvangt. Oftewel nettoloon = brutoloon
– werknemersbelastingen en werknemerspremies
Omzet = afzet x verkoopprijs (excl. omzetbelasting)
Inkoopwaarde van de verkopen/omzet = afzet x inkoopprijs
Bruto winst per product = verkoopprijs – inkoopprijs
Totale bruto winst = omzet – inkoopwaarde van de omzet
Omzetpercentage = IWO percentage + brutowinstpercentage
IWO percentage = Omzetpercentage – brutowinstpercentage
Brutowinstpercentage = Omzetpercentage – IWO percentage
Brutowinstpercentage voorbeeld:
Omzet €1.000
Inkoopwaarde van de omzet ?
Bruto winst 150% van de inkoopwaarde van de omzet ?
Stap 1: alle variabelen uitdrukken in percentage.
Stap 2: op basis van de 3 percentages en de waarde van de omzet (€1.000) de waarden van de andere
twee variabelen berekenen.
Stap 1 Stap 2
Omzet 250% €1.000
Inkoopwaarde van de omzet 100% (1.000/250)*100 = €400
Bruto winst 150% van de inkoopwaarde van de omzet 150% (1.000/250)*150 = €600
3
Aukje van der Vleuten
Inhoudsopgave
Samenvatting Sustainable Finance P4..................................................2
Werkcollege 1a – De balans................................................................................ 2
Werkcollege 1b - Resultatenrekening..................................................................3
Werkcollege 2a – Liquiditeitsbegroting................................................................5
Werkcollege 2b – Eindbalans & ratio’s................................................................9
Werkcollege 3b – BTW....................................................................................... 13
Werkcollege 4b – IIRC Model & risico’s..............................................................14
Gastcollege – Bedrijfsfinanciering (ABN AMRO).................................................15
Gastcollege 5b – Pizzafinanciering....................................................................16
Werkcollege 6b – Inkomstenbelasting EZ..........................................................17
Werkcollege 7a – Vennootschapsbelasting BV..................................................18
Samenvatting Management & Organisatie P4.....................................19
Werkcollege 1a.................................................................................................. 19
Werkcollege 2a.................................................................................................. 21
Werkcollege 2b.................................................................................................. 23
Werkcollege 3a.................................................................................................. 26
1
Aukje van der Vleuten
, Samenvatting Sustainable Finance P4
Werkcollege 1a – De balans
Het financieel overzicht van een bedrijf kan je in drie documenten beschrijven:
Balans: wat bezit het bedrijf en hoe is het gefinancierd?
Resultatenrekening: hoe goed heeft het bedrijf het gedaan? (Winst)
Liquiditeitsoverzicht: kan het bedrijf de rekeningen betalen? (Kas/bank)
Een bedrijf opstarten:
1. Investeringsbegroting: een schatting van alle bezittingen die het bedrijf nodig heeft
2. Financieringsplan: plan hoe deze bezittingen gefinancierd worden
Balans (1 januari 2024)
Debetzijde (activa) Investeringsbegroting Creditzijde (passiva) Financieringsplan
Vaste activa Eigen vermogen (EV)
Bezittingen die langer dan één jaar Eigen geld van de eigenaren
meegaan
Bijv. gebouwen, machines, inventaris Lang vreemd vermogen (LVV)
Schulden met looptijd > 1 jaar
Vlottende activa (incl. liquide middelen) Bijv. hypothecaire lening, lening op lange
Bezittingen die korter dan één jaar termijn
meegaan of snel in geld om te zetten
Bijv. voorraad, debiteuren, Kort vreemd vermogen (KVV)
vooruitbetaalde bedragen, te vorderen Schulden met looptijd ≤ 1 jaar
btw, bank, kas Bijv. crediteuren, rekening courant krediet,
vooruitontvangen bedragen, te betalen btw
Totale activa Totale passiva
Hetzelfde totaal
De bezittingen (activa) zijn op volgorde van De passiva kant is op volgorde van mate waarin een
mate van liquiditeit (= beschikbaarheid in geld). onderneming kan beschikken over het vermogen. Als
Als eerste de minst liquide bezitting (gebouw) eerste het meest permanent vermogen (eigen vermogen)
en als laatste de meest liquide bezitting (kas). en als laatste het minst permanent vermogen (rekening
courant krediet)
Leverancierskrediet: een leverancier levert goederen of diensten, de klant betaalt later.
Ontvangen leverancierskrediet = crediteuren
Gegeven leverancierskrediet = debiteuren
Afnemerskrediet: goederen of diensten worden eerst betaalt, later volgt de levering.
Ontvangen afnemerskrediet = vooruit ontvangen bedragen
Gegeven afnemerskrediet = vooruitbetaalde bedragen
Een balans blijft altijd in balans…
Totalen van activa en passiva zijn altijd gelijk
Bij elk nieuw financieel feit veranderen er minstens 2 balansposten
Mutatiebalans: geeft veranderingen op de balans weer (met ‘+’ en ‘–‘) op een bepaald moment.
2
Aukje van der Vleuten
, Werkcollege 1b - Resultatenrekening
Resultatenrekening: overzicht van alle kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Resultatenrekening = exploitatierekening = winst- en verliesrekening
Relatie tussen balans en resultatenrekening:
Het resultaat van een resultatenrekening kun je zien als een toe- of afname van het eigen vermogen
op de balans. De netto winst of verlies wordt dus ook opgenomen op de resultatenrekening.
Resultatenrekening (bepaalde periode)
Kosten Opbrengsten
Inkoopwaarde van de omzet 80.000 Omzet (contante verkopen + verkopen op 200.000
rekening)
Loonkosten 30.000 Renteopbrengsten (=interestopbrengsten)
Huurkosten 20.000
Energiekosten 6.000
Afschrijvingskosten 5.500
Rentekosten (=interestkosten) 200
Etc.
Nettowinst 58.300
Totaal 200.000 Totaal 200.000
Brutoloon: loon dat de werknemer verdient
Nettoloon: bedrag dat de werknemer op zijn bankrekening ontvangt. Oftewel nettoloon = brutoloon
– werknemersbelastingen en werknemerspremies
Omzet = afzet x verkoopprijs (excl. omzetbelasting)
Inkoopwaarde van de verkopen/omzet = afzet x inkoopprijs
Bruto winst per product = verkoopprijs – inkoopprijs
Totale bruto winst = omzet – inkoopwaarde van de omzet
Omzetpercentage = IWO percentage + brutowinstpercentage
IWO percentage = Omzetpercentage – brutowinstpercentage
Brutowinstpercentage = Omzetpercentage – IWO percentage
Brutowinstpercentage voorbeeld:
Omzet €1.000
Inkoopwaarde van de omzet ?
Bruto winst 150% van de inkoopwaarde van de omzet ?
Stap 1: alle variabelen uitdrukken in percentage.
Stap 2: op basis van de 3 percentages en de waarde van de omzet (€1.000) de waarden van de andere
twee variabelen berekenen.
Stap 1 Stap 2
Omzet 250% €1.000
Inkoopwaarde van de omzet 100% (1.000/250)*100 = €400
Bruto winst 150% van de inkoopwaarde van de omzet 150% (1.000/250)*150 = €600
3
Aukje van der Vleuten