STRUCTUUR EN FUNCTIE BLOEDVATEN
3 lagen waaruit rand v bloedvaten bestaat kunnen beschrijven en schetsen
- Tunica in+ma
o Binnenste laag, bestaande uit:
§ Endotheelcellen (reguleert bloeddoorstroming en uitwisseling v stoffen)
§ Een basaal membraan
§ Een dunne laag bindweefsel
o In arteriën: vaak elas+sch membraan aanwezig voor extra ondersteuning en
flexibiliteit
- Tunica media
o Middelste laag, bestaat vooral uit:
§ Gladde spiercellen
§ Elas+sche vezels
o Reguleert vaatdiameter (via vasoconstric+e en vasodilata+e door sympathische
vezels in wand vh bloedvat)
àbelangrijk bij het handhaven vd bloeddruk
- Tunica externa
o Buitenste laag, bestaat vooral uit:
§ Collageenvezels
§ elas+sche vezels
§ en in venen soms gladde spiercellen
o biedt stevigheid, bescherming en verankering in het omliggend weefsel
onderscheid kunnen maken tussen elas7sche arteriën, musculaire arteriën en arteriolen (obv
structuur, lokalisa7e en func7e)
- elas+sche arteriën à >10mm en elas+sche terugslag handhaaY druk tss hartslagen
o lokalisa+e: gelegen dichtbij het hart (bv aorta, a caro+s communis, a subclavia)
o func+e: geleidende func+e
o structuur: dikke wand en veel elas+sche vezels
- musculaire arteriën à0,1-10mm
o lokalisa+e: verder vh hart, verdeelt bloed naar specifieke organen/weefsels
o func+e: distribu+efunc+e (nauwkeurige verdeling door vasoconstric+e/-dilata+e)
o structuur: dikke tunica media met veel gladde spiercellen en minder elas+sche vezels
- arteriolen à<30µm
o lokalisa+e: gelegen direct voor capillairen (verbindt arterie met capillair netwerk)
o func+e: weerstandsvaten: reguleren bloedstroom en bloeddruk op lokaal niveau
o structuur: klein lumen, dunnen wand, 1-2 lagen gladde spiercellen in tunica media
,basisstructuur v/e capillair bed kunnen beschrijven, van de aanvoerende (met)arteriolen tot de
venulen waarin deze draineert
Metarteriolen en capillairbedden
- Metarteriole:
o Bloedvat die arteriolen met capillairen linkt
o Structurele kenmerken v een arteriolen en een capillair
o Ontspringt uit terminale arteriole en vertakt om bloed te leveren aan capillairbed
o Iets groter dan typisch capillair
o Gladde spiercellaag tunica media: niet con+nu
§ Vormt ringen v gladde spiercellen bij ingang capillairen
§ àvormt zo precapillaire sfincter
• Regelen bloedstroom v metarteriole naar capillairen
• Zijn gesloten en openen wnr omringende weefsels zuurstof nodig
hebben en een overschot aan afvalstoffen hebben
• Constric+e verhindert bloedtoevoer naar capillairbed
o Bloed vloeit rechtstreeks vanuit metarteriole via
doorgangskanaal in de veneuze circula+e
o àcapillairbed wordt omzeild: vasculaire shunt
§ Kan ook door arterioveneuze anastomose
- Capillairbed: bestaat uit 10-100 capillairen
o Vasomo+e: onregelma+ge pulserende stroom v bloed doorheen capillairbed
§ Gereguleerd door chemische signalen die reageren op veranderingen in
interne omstandigheden (bv zuurstofniveau’s)
§ Bv +jdens slaap zijn bloedvaten in beide gebieden grotendeels gesloten en
openen ze slechts af en toe om zuurstof en voedingsstoffen te laten stromen
Venulen:
- Uiterst kleine vene
- Wanden:
o Endotheel, een dunne middenlaag met wat spiercellen en elas+sche vezels, een
buitenlaag v bindweefselvezels
- Postcapillaire venulen
o Weinig +ght junc+ons à vrij permeabel
o Onderdeel vh capillairbed
- Musculaire venulen
o Convergeren tot venen en nemen progressief toe in diameter
o Kunnen makkelijk uitzeeen en een groot volume bloed bijhouden
àaccomoderen de luminale drukveranderingen
,Structuur en func7e v veneuze kleppen in grote venen kunnen uitleggen
- Valvula venosa: kleppen in de grotere venen
o Gevormd uit extra uitstulping van de lamina in+ma
o Versterkt door collageen en elas+nevezels en bedekt met endotheelcellen
o Halvemaanvormig
§ Convexe kant: gehecht aan veneuze wand
§ Concave kant: gericht met de bloedflow
o Ligt tegen wand zolang bevloeiing rich+ng hart gaat
§ Bloedstroom draait om à kleppen sluiten en worden aan cardiale zijde
gevuld met bloed
o Komen vooral voor in ledematen wnr het bloed tegen de zwaartekracht moet werken
Benadrukte termen
Arterie à voert bloed weg van hart
- Vertakt in kleine arteriolen
è Deze vertakken in microsopische capillairen
o Hier worden nutriënten en afvalstoffen uitgewisseld in periferie
- Komen terug samen tot venulen
o Brengen het bloed terug tot in een vene
Vasa vasorum à vaten van het vat
o Kleine bloedvaten binnen wand van grote arteriën en venen
o Voorzien cellen in vaten v voedingsstoffen en verwijderen afvalstoffen
o In arteriën liggen deze in de buitenste laag omdat de druk daar minder is
§ Hierdoor komen arteriële aandoeningen vaker voor
o In venen is de druk sws lager dus liggen ze dichter bij de lumen
Nervi vasorum à miniscule zenuwen in de wanden van beide soorten
o Laten constric+e en dilata+e van de gladde spiercellen in de wand regelen
, BLOEDSOMLOOP
Het hart beschrijven met zijn atria, ventrikels en kleppen
à2 ventrikels (kamers) en 2 atria (voorkamers)
Atrium dextrum (rechter atrium), vormt rechterboord vh hart
- Bloed stroomt het hart hier binnen via 3 openingen
o Vena cava superior
o Vena cava inferior
o Sinus coronarius
- Septum interatriale: scheidt rechter atrium vh linker atrium
o Duidelijke deuk waarneembaar, net boven uitmonding vena cava inferior
o àfossa ovalis, het gesloten restant vd foramen ovale, laat +jdens de embryonale fase
zuurstofrijk bloed vd placenta rechtstreeks naar het linkeratrium toe
Ventriculus dexter (rechter ventrikel)
- Vormt het grootste deel vd voorwand vh hart + een deel vd facies diafragma+ca
- Ontvangt bloed vanuit rechter atrium, die afgescheiden is door de valva atrioventricularis
dextra
- Conus arteriosus: ouglow tractus vh rechter ventrikel
o Bloed wordt door valva trunci pulmonales naar truncus pulmonalis gestuwd
o Wand:
§ glad (rest vh rechterventrikel is meer geribbeld)
§ enkele afzonderlijke spiertjes (papillairspiertjes) àankerpunt voor fibreuze
koordjes die vanaf de vrije randen vd klepbladen naar deze spiertjes lopen
§ chordae tendinae: fibreuze koortjes, lopen vanaf vrije randen vd klepbladen
naar de spiertjes (ankerpunt chorda tendinae: Mm papillares)
§ spiertjes verhinderen dat klepbladen naar rechteratrium uitpuilen
- valva trunci pulminalis: bestaat uit 3 klepbladen (hebben aspect v zwaluwnestjes)
o als na contrac+e vh rechterventrikel het bloed dreigt terug te lopen vanuit truncus
pulmonalis vullen deze met bloed om de klep te sluiten en terugvloei uit te sluiten
- valva atrioventriculares: bestaat uit 3 bladen
o openen bij vullen vh rechterventrikel en sluiten +jdens contrac+e
Atrium sinistra (linker atrium), vormt grootste deel vd basis vh hart
- inflow deel: hier monden vier venae pulmonales uit
- ouglow deel: hierdoor stroomt het bloed naar het linkerventrikel
ventriculus sinister (linker ventrikel), vormt grootste deel vd facies diafragma+ca
- valva atrioventricularis sinistra (mitralis/mijterklep)
o soms ook bicuspidaalklep genoemd à bestaat uit slechts 2 klepbladen
§ custes anterior en posterior
• verankerd met chordae tendineae en papillairspiertjes vh LV
o septum interventriculare
§ scheidt linker en rechter ventrikel
§ bestaat uit een stevig musculair deel en een klein membraneus deel
o valva aortae (aortaklep), bestaat uit 3 klepbladen (sluit opening v LV naar aorta af)