Week 2 – Management Theories
Klassieke benaderingen:
o Scientific Management (Frederick Taylor): Efficiëntie verhogen door
werkwijzen te standaardiseren.
o Bureaucratische organisaties (Max Weber): Structuur, regels,
objectieve besluitvorming.
o Administratieve principes (Henri Fayol): Plannen, organiseren,
leidinggeven, coördineren, controleren.
Humanistische benadering:
o Hawthorne Studies: Aandacht voor mensen verhoogt prestaties.
o Maslow's behoeftehiërarchie & McGregor's Theorie X en Y.
Moderne stromingen:
o Systems thinking, Contingency view, TQM, Supply Chain
Management, CRM, e-Business.
Week 3 – Organisatie en Bedrijfscultuur
Externe omgeving:
o Algemene omgeving: politiek, economisch, sociaal, technologisch,
ecologisch.
o Taakomgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, arbeidsmarkt.
Interne omgeving – Bedrijfscultuur:
o Waarden, overtuigingen, normen gedeeld binnen de organisatie.
o Elementen: symbolen, verhalen, helden, slogans, ceremonies.
o Voorbeeld: McDonald's wisselt logo voor groener imago.
Typen bedrijfscultuur:
o Aanpasbaar, Prestatiegericht, Betrokkenheid, Consistentie.
Week 4 – Global Environment
Globalisering: Wereldwijde handelsstromen, investeringen, culturele
uitwisseling.
Multinationals (MNC’s): Bedrijven met >25% omzet uit buitenland.
Born Globals: Bedrijven die direct internationaal opereren.
Culturele contexten:
o High-context: indirecte communicatie (bv. Japan).
, o Low-context: directe communicatie (bv. Nederland).
Bottom of the Pyramid: Zakendoen met armere bevolkingsgroepen met
als doel winst én maatschappelijke impact.
Week 5 – Ethiek, CSR & Corporate Governance
Ethiek: Morele principes voor goed/fout gedrag.
Ethisch dilemma: Keuzes met mogelijk negatieve uitkomsten.
CSR (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen):
o Klassieke visie: Alleen winst maken.
o Sociaal-economische visie: Verantwoordelijkheid tegenover de
samenleving.
Corporate Governance:
o Transparant, eerlijk bestuur.
o Angelsaksisch model vs Rijnlands model.
Whistleblowing: Onethisch gedrag melden door medewerkers.
Week 6 – Strategie
Strategisch management:
o Doelen stellen, omgevingsanalyse, strategie formuleren & uitvoeren.
SWOT-analyse: Sterktes, Zwaktes, Kansen, Bedreigingen.
BCG-matrix: Portfoliomodel op basis van marktaandeel & groei (Stars,
Cash Cows, Dogs, Question Marks).
Strategieën:
o Corporate level: Groei, stabiliteit, inkrimping.
o Business level: Differentiatie, kostleiderschap (Porter).
o Internationaal: Multidomestic, Global, Transnational.
Week 7 – Verandering en Innovatie
Organisatieverandering: Nieuw gedrag of ideeën implementeren.
Lewin's model: Unfreeze → Change → Refreeze.
Innovatiestrategieën:
o Exploratie, Samenwerking, Innovatierollen (champions, sponsors).
Force-field analyse: Drijvende vs remmende krachten bij verandering.
, Skunkworks & Idea Incubators: Creatieve innovatiegroepen.
Week 8 – Diversiteit en Inclusie
Diversiteit: Verschillen tussen medewerkers (geslacht, leeftijd,
achtergrond).
Inclusie: Waardering van uniciteit binnen het team.
Etnocentrisme: Denken dat je eigen cultuur superieur is.
Stereotype threat: Verminderde prestatie door bewustzijn van een
stereotype.
Glass Ceiling: Onzichtbare barrière voor vrouwen.
Affinity groups: Interne groepen rond gedeelde identiteit voor
ondersteuning.
Week 9 – Leiderschap
Definitie: Mensen beïnvloeden richting organisatiedoelen.
Stijlen:
o Transformationeel: Inspirerend, toekomstgericht.
o Authentiek: Leidt met hoofd én hart.
o Dienend leiderschap: Anderen dienen, ontwikkelen.
o Interactief leiderschap: Vooral door vrouwen, relationeel.
Contingentiebenadering: Leiderschapsstijl aanpassen aan situatie.
Mintzberg’s rollen: 10 managementrollen (bv. leider, woordvoerder,
onderhandelaar).
Week 10 – Teams
Definitie: Twee of meer mensen met een gezamenlijk doel.
Teamtypen:
o Functioneel, crossfunctioneel, virtueel, zelfsturend.
Vijf fasen teamontwikkeling: Forming, Storming, Norming, Performing,
Adjourning.
Teamcohesie: Mate van verbondenheid en motivatie.
Groepsdenken: Gebrek aan kritisch denken bij teveel consensus.
Voorbeeld: Marshmallow Challenge → kleuters presteren vaak beter door
minder aannames.
Klassieke benaderingen:
o Scientific Management (Frederick Taylor): Efficiëntie verhogen door
werkwijzen te standaardiseren.
o Bureaucratische organisaties (Max Weber): Structuur, regels,
objectieve besluitvorming.
o Administratieve principes (Henri Fayol): Plannen, organiseren,
leidinggeven, coördineren, controleren.
Humanistische benadering:
o Hawthorne Studies: Aandacht voor mensen verhoogt prestaties.
o Maslow's behoeftehiërarchie & McGregor's Theorie X en Y.
Moderne stromingen:
o Systems thinking, Contingency view, TQM, Supply Chain
Management, CRM, e-Business.
Week 3 – Organisatie en Bedrijfscultuur
Externe omgeving:
o Algemene omgeving: politiek, economisch, sociaal, technologisch,
ecologisch.
o Taakomgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, arbeidsmarkt.
Interne omgeving – Bedrijfscultuur:
o Waarden, overtuigingen, normen gedeeld binnen de organisatie.
o Elementen: symbolen, verhalen, helden, slogans, ceremonies.
o Voorbeeld: McDonald's wisselt logo voor groener imago.
Typen bedrijfscultuur:
o Aanpasbaar, Prestatiegericht, Betrokkenheid, Consistentie.
Week 4 – Global Environment
Globalisering: Wereldwijde handelsstromen, investeringen, culturele
uitwisseling.
Multinationals (MNC’s): Bedrijven met >25% omzet uit buitenland.
Born Globals: Bedrijven die direct internationaal opereren.
Culturele contexten:
o High-context: indirecte communicatie (bv. Japan).
, o Low-context: directe communicatie (bv. Nederland).
Bottom of the Pyramid: Zakendoen met armere bevolkingsgroepen met
als doel winst én maatschappelijke impact.
Week 5 – Ethiek, CSR & Corporate Governance
Ethiek: Morele principes voor goed/fout gedrag.
Ethisch dilemma: Keuzes met mogelijk negatieve uitkomsten.
CSR (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen):
o Klassieke visie: Alleen winst maken.
o Sociaal-economische visie: Verantwoordelijkheid tegenover de
samenleving.
Corporate Governance:
o Transparant, eerlijk bestuur.
o Angelsaksisch model vs Rijnlands model.
Whistleblowing: Onethisch gedrag melden door medewerkers.
Week 6 – Strategie
Strategisch management:
o Doelen stellen, omgevingsanalyse, strategie formuleren & uitvoeren.
SWOT-analyse: Sterktes, Zwaktes, Kansen, Bedreigingen.
BCG-matrix: Portfoliomodel op basis van marktaandeel & groei (Stars,
Cash Cows, Dogs, Question Marks).
Strategieën:
o Corporate level: Groei, stabiliteit, inkrimping.
o Business level: Differentiatie, kostleiderschap (Porter).
o Internationaal: Multidomestic, Global, Transnational.
Week 7 – Verandering en Innovatie
Organisatieverandering: Nieuw gedrag of ideeën implementeren.
Lewin's model: Unfreeze → Change → Refreeze.
Innovatiestrategieën:
o Exploratie, Samenwerking, Innovatierollen (champions, sponsors).
Force-field analyse: Drijvende vs remmende krachten bij verandering.
, Skunkworks & Idea Incubators: Creatieve innovatiegroepen.
Week 8 – Diversiteit en Inclusie
Diversiteit: Verschillen tussen medewerkers (geslacht, leeftijd,
achtergrond).
Inclusie: Waardering van uniciteit binnen het team.
Etnocentrisme: Denken dat je eigen cultuur superieur is.
Stereotype threat: Verminderde prestatie door bewustzijn van een
stereotype.
Glass Ceiling: Onzichtbare barrière voor vrouwen.
Affinity groups: Interne groepen rond gedeelde identiteit voor
ondersteuning.
Week 9 – Leiderschap
Definitie: Mensen beïnvloeden richting organisatiedoelen.
Stijlen:
o Transformationeel: Inspirerend, toekomstgericht.
o Authentiek: Leidt met hoofd én hart.
o Dienend leiderschap: Anderen dienen, ontwikkelen.
o Interactief leiderschap: Vooral door vrouwen, relationeel.
Contingentiebenadering: Leiderschapsstijl aanpassen aan situatie.
Mintzberg’s rollen: 10 managementrollen (bv. leider, woordvoerder,
onderhandelaar).
Week 10 – Teams
Definitie: Twee of meer mensen met een gezamenlijk doel.
Teamtypen:
o Functioneel, crossfunctioneel, virtueel, zelfsturend.
Vijf fasen teamontwikkeling: Forming, Storming, Norming, Performing,
Adjourning.
Teamcohesie: Mate van verbondenheid en motivatie.
Groepsdenken: Gebrek aan kritisch denken bij teveel consensus.
Voorbeeld: Marshmallow Challenge → kleuters presteren vaak beter door
minder aannames.