Blok 3 taak 11
Ouderen
samenvatting quiz
Inhoud
Vraag 1: Gegeven: risicofactoren volgens de multidisciplinaire richtlijn preventie van
valincidenten bij ouderen Stelling: Verkeerd schoeisel is een externe risicofactor
voor vallen.................................................................................................................. 4
Intrinsieke risicofactoren (patiëntgebonden)............................................................4
Extrinsieke risicofactoren (omgevingsgebonden).....................................................6
Overwegingen.......................................................................................................... 9
Vraag 2: Gegeven: Sacropenie is een van de risicofactoren voor valindicenten bij
ouderen Stelling: Sacropenie is een ander woord voor hart- en vaatziekten...........10
Tabel met synoniemen........................................................................................... 10
Vraag 3: Gegeven: Een verhoogd valrisico kan getest worden met de BBS (berg
balance scale). Een patiënt scoort 50 punten Gevraagd: Bij deze patiënt is er geen
sprake van een verminderde balans die bijdraagt aan een verhoogd valrisico ........12
Meetinstrumenten die gebruikt worden met normwaarden...................................12
Mobiliteit en gewrichten (PABO)..........................................................................12
Gezondheidsparameters..................................................................................... 12
Balans en stabiliteit............................................................................................ 13
Spierkracht.......................................................................................................... 13
Uithoudingsvermogen......................................................................................... 13
Functionele vaardigheid en dubbeltaken............................................................14
Vraag 4: Gegeven: Training volgens de principes van de beweeginterventie
kwetsbare ouderen Gevraagd: Oefeningen ter verbetering van kracht worden op 30-
40% van 1RM uitgevoerd.......................................................................................... 15
Trainingsparameters bij kwetsbare ouderen met verhoogd valrisico.....................15
Aandachtspunten tijdens het trainen.....................................................................16
Heart Rate Reserve (HRR)...................................................................................... 17
Vraag 5: Gegeven: de IMRAD structuur Gevraagd: De ‘R’ in IMRAD staat voor raw
data? ........................................................................................................................ 20
IMRAD.................................................................................................................... 20
Vraag 6: Stelling: Kwetsbaarheid wordt gezien als ziekte of aandoening..................21
Wat is kwetsbaarheid?........................................................................................... 21
Multidimensionaliteit van kwetsbaarheid...............................................................22
, Onderscheid met andere begrippen.......................................................................23
Complexiteit en individualiteit............................................................................... 23
Dynamiek van kwetsbaarheid................................................................................ 23
Klinische relevantie kwetsbaarheid........................................................................24
Verschillende factoren waardoor kwetsbaarheid wordt bepaald............................25
Vraag 7: Gegeven: Je probeert in je onderzoek de hypothese “verhoogde valrisico
o.b.v. verminderde spierkracht” te bevestigen. Stelling: Een onderzoek dat je
hiervoor kunt gebruiken is de MicroFET meting. .....................................................26
Hypotheses............................................................................................................ 26
Vraag 8: Gegeven: De multidisciplinaire richtlijn “valpreventie bij ouderen” wordt
gebruikt om te kijken naar de juiste type, frequentie en duur van het
revalidatieprogramma. Stelling: De meest effectieve frequentie is 2 tot 3x per week
trainen....................................................................................................................... 28
Trainingsprincipes volgens richtlijn........................................................................28
Vraag 9: Gegeven: Kwetsbare ouderen gebruiken door hun comorbiditeiten vaak
medicatie, hierdoor moet je als fysiotherapeut tijdens een trainingsprogramma op
een aantal dingen alert zijn. Patiënt X gebruikt bloeddrukverlagers. Stelling: Hierbij
moet je erop alert zijn dat je de hartfrequentie niet meer als parameter kan
gebruiken in je trainingsprogramma. .......................................................................30
Vraag 10: Gegeven: Je gebruikt het VRI-protocol om te kijken of een patiënt op de
loopband mag tijdens een groepstraining, patiënt X scoort 12 seconden op de TUG
Stelling: Deze uitslag bepaald dat de patiënt tijdens de groepstraining niet op de
loopband mag........................................................................................................... 31
Verklarende woordenlijst........................................................................................... 31
,
, Vraag 1:
Gegeven: risicofactoren volgens de multidisciplinaire richtlijn preventie
van valincidenten bij ouderen
Stelling: Verkeerd schoeisel is een externe risicofactor voor vallen
Intrinsieke risicofactoren (patiëntgebonden)
Leeftijd en geslacht
o Hoger valrisico bij toenemende leeftijd
o Vrouwen vallen vaker dan mannen
Valgeschiedenis
o Eerdere val is een van de sterkste voorspellers van nieuwe
valincidenten
o Meer eerdere vallen = hoger toekomstig valrisico
o Geldt in alle settings (thuis, ziekenhuis, verzorgingshuis)
o Vooral val in afgelopen 6 maanden is sterke voorspeller
Mobiliteitsproblemen
o Verminderde balans, spierzwakte, langzaam looppatroon
o Moeite met draaien of opstaan, instabiele gang
o Aandoeningen zoals Parkinson beïnvloeden mobiliteit negatief
o Verminderde handknijpkracht is indicator van verlaagde spierkracht →
verhoogd valrisico
o Alle aspecten van mobiliteit zijn geassocieerd met vallen
o Balansstoornissen sterkst gerelateerd aan vallen
o Gelijk in alle settings (thuis, ziekenhuis, verzorgingshuis)
Duizeligheid
o Vaak bij houdingsveranderingen (orthostatische hypotensie)
o Kan ook andere oorzaken hebben
o Vertigo sterk geassocieerd met vallen (vooral thuiswonenden)
Voetproblemen en schoeisel
o Eelt, teenafwijkingen, blaren, ingegroeide nagels
o Slecht passende of onveilige schoenen
Gewrichtsproblemen
Ouderen
samenvatting quiz
Inhoud
Vraag 1: Gegeven: risicofactoren volgens de multidisciplinaire richtlijn preventie van
valincidenten bij ouderen Stelling: Verkeerd schoeisel is een externe risicofactor
voor vallen.................................................................................................................. 4
Intrinsieke risicofactoren (patiëntgebonden)............................................................4
Extrinsieke risicofactoren (omgevingsgebonden).....................................................6
Overwegingen.......................................................................................................... 9
Vraag 2: Gegeven: Sacropenie is een van de risicofactoren voor valindicenten bij
ouderen Stelling: Sacropenie is een ander woord voor hart- en vaatziekten...........10
Tabel met synoniemen........................................................................................... 10
Vraag 3: Gegeven: Een verhoogd valrisico kan getest worden met de BBS (berg
balance scale). Een patiënt scoort 50 punten Gevraagd: Bij deze patiënt is er geen
sprake van een verminderde balans die bijdraagt aan een verhoogd valrisico ........12
Meetinstrumenten die gebruikt worden met normwaarden...................................12
Mobiliteit en gewrichten (PABO)..........................................................................12
Gezondheidsparameters..................................................................................... 12
Balans en stabiliteit............................................................................................ 13
Spierkracht.......................................................................................................... 13
Uithoudingsvermogen......................................................................................... 13
Functionele vaardigheid en dubbeltaken............................................................14
Vraag 4: Gegeven: Training volgens de principes van de beweeginterventie
kwetsbare ouderen Gevraagd: Oefeningen ter verbetering van kracht worden op 30-
40% van 1RM uitgevoerd.......................................................................................... 15
Trainingsparameters bij kwetsbare ouderen met verhoogd valrisico.....................15
Aandachtspunten tijdens het trainen.....................................................................16
Heart Rate Reserve (HRR)...................................................................................... 17
Vraag 5: Gegeven: de IMRAD structuur Gevraagd: De ‘R’ in IMRAD staat voor raw
data? ........................................................................................................................ 20
IMRAD.................................................................................................................... 20
Vraag 6: Stelling: Kwetsbaarheid wordt gezien als ziekte of aandoening..................21
Wat is kwetsbaarheid?........................................................................................... 21
Multidimensionaliteit van kwetsbaarheid...............................................................22
, Onderscheid met andere begrippen.......................................................................23
Complexiteit en individualiteit............................................................................... 23
Dynamiek van kwetsbaarheid................................................................................ 23
Klinische relevantie kwetsbaarheid........................................................................24
Verschillende factoren waardoor kwetsbaarheid wordt bepaald............................25
Vraag 7: Gegeven: Je probeert in je onderzoek de hypothese “verhoogde valrisico
o.b.v. verminderde spierkracht” te bevestigen. Stelling: Een onderzoek dat je
hiervoor kunt gebruiken is de MicroFET meting. .....................................................26
Hypotheses............................................................................................................ 26
Vraag 8: Gegeven: De multidisciplinaire richtlijn “valpreventie bij ouderen” wordt
gebruikt om te kijken naar de juiste type, frequentie en duur van het
revalidatieprogramma. Stelling: De meest effectieve frequentie is 2 tot 3x per week
trainen....................................................................................................................... 28
Trainingsprincipes volgens richtlijn........................................................................28
Vraag 9: Gegeven: Kwetsbare ouderen gebruiken door hun comorbiditeiten vaak
medicatie, hierdoor moet je als fysiotherapeut tijdens een trainingsprogramma op
een aantal dingen alert zijn. Patiënt X gebruikt bloeddrukverlagers. Stelling: Hierbij
moet je erop alert zijn dat je de hartfrequentie niet meer als parameter kan
gebruiken in je trainingsprogramma. .......................................................................30
Vraag 10: Gegeven: Je gebruikt het VRI-protocol om te kijken of een patiënt op de
loopband mag tijdens een groepstraining, patiënt X scoort 12 seconden op de TUG
Stelling: Deze uitslag bepaald dat de patiënt tijdens de groepstraining niet op de
loopband mag........................................................................................................... 31
Verklarende woordenlijst........................................................................................... 31
,
, Vraag 1:
Gegeven: risicofactoren volgens de multidisciplinaire richtlijn preventie
van valincidenten bij ouderen
Stelling: Verkeerd schoeisel is een externe risicofactor voor vallen
Intrinsieke risicofactoren (patiëntgebonden)
Leeftijd en geslacht
o Hoger valrisico bij toenemende leeftijd
o Vrouwen vallen vaker dan mannen
Valgeschiedenis
o Eerdere val is een van de sterkste voorspellers van nieuwe
valincidenten
o Meer eerdere vallen = hoger toekomstig valrisico
o Geldt in alle settings (thuis, ziekenhuis, verzorgingshuis)
o Vooral val in afgelopen 6 maanden is sterke voorspeller
Mobiliteitsproblemen
o Verminderde balans, spierzwakte, langzaam looppatroon
o Moeite met draaien of opstaan, instabiele gang
o Aandoeningen zoals Parkinson beïnvloeden mobiliteit negatief
o Verminderde handknijpkracht is indicator van verlaagde spierkracht →
verhoogd valrisico
o Alle aspecten van mobiliteit zijn geassocieerd met vallen
o Balansstoornissen sterkst gerelateerd aan vallen
o Gelijk in alle settings (thuis, ziekenhuis, verzorgingshuis)
Duizeligheid
o Vaak bij houdingsveranderingen (orthostatische hypotensie)
o Kan ook andere oorzaken hebben
o Vertigo sterk geassocieerd met vallen (vooral thuiswonenden)
Voetproblemen en schoeisel
o Eelt, teenafwijkingen, blaren, ingegroeide nagels
o Slecht passende of onveilige schoenen
Gewrichtsproblemen