1. Hoofdbeginselen van het burgerlijk procesrecht
Hoofdbeginselen van fundamentele aard:
- Hoor en wederhoor (kennisnemen van en uitlaten over stukken), 6 EVRM, 17 Gw en 19 Rv;
- Behandeling binnen redelijke termijn, 6 EVRM;
- Onpartijdigheid rechter (onafhankelijkheid t.o.v. partijen, derden en degene die hem heeft
benoemd), 6 EVRM en 17 Gw;
Korzeniak/Poland: betreft een Poolse verzoeker in een zaak tegen een Pools bedrijf in
Duitsland (ex-werkgever van verzoeker). Na negen jaar werd er een definitief oordeel gegeven
in het geschil door het Hooggerechtshof. In het hooggerechtshof zat de rechter die ook bij de
lagere instantie de zaak al had behandeld. De rechter had namelijk promotie gemaakt. Volgens
het EHRM was sprake van schending van 6 EVRM.
- Openbaarheid behandeling en uitspraak (preventieve werking onpartijdigheid), 6 EVRM, 121
Gw, 4 en 5 RO en 27, 29 en 87, lid 8 Rv;
- Motivering beslissing (kan schending ‘fair trial’ opleveren), 121 Gw, 5, 79 en 80 RO en 30 en
230 Rv.
Hoofdbeginselen van invloed op de aard en kwaliteit van de rechtspleging:
- Partijautonomie, 21-25 Rv;
- Onderzoek en beslissing in twee feitelijke instanties;
- Toezicht op de rechtspraak d.m.v. cassatie;
- Verplichte procesvertegenwoordiging.
Strijd met de goede procesorde:
- ‘Geen belang geen actie’, 3:303 BW;
Misbruik van het procesrecht, zie 3:13 en 15 BW:
Het instellen van een vordering had, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, i.v.m. de
betrokken belangen van de wederpartij, achterwege behoren te blijven.
a. Eiser baseert zijn vordering op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende
dan wel behoorde te kennen;
b. Eiser baseert zijn vordering op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze
geen kans van slagen hadden.
Terughoudendheid gelet op het recht op toegang tot de rechter.
,2. De diverse personen in het burgerlijk procesrecht
Rechter:
- Rechterlijke macht: rechtbank, hof en HR, 2 RO.
- Kamers:
a. Meervoudig: 3 rechters, 6 RO;
b. Enkelvoudig: 1 rechter, 47 en 50 RO;
Verwijzing mogelijk, 16, lid 2 en 15 Rv.
- HR: 3 of 5 raadsheren, 17 Rv.
Advocaat (procesvertegenwoordiger):
- Onafhankelijk en partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt;
- Advocatenwet;
- De rechtsbetrekking is een overeenkomst van opdracht. Cliënt kan de door haar gestelde
advocaat niet herroepen zonder tevens een andere advocaat te stellen, art. 79, lid 2 Rv. De
advocaat kan de overeenkomst wegens gewichtige redenen opzeggen, art. 7:408 BW.
Bij herroeping of beëindiging overeenkomst, wordt het geding niet geschorst. Indien de partij
geen nieuwe advocaat stelt, kan zij geen proceshandelingen verrichten.
- Advocaten zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen.
Gerechtsdeurwaarder:
- Benoeming bij Koninklijk besluit;
- Gerechtsdeurwaarderswet;
- Gerechtsdeurwaarders zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen.
Partijen:
- Ieder is bevoegd eisend of verwerend in rechte op te treden, m.u.v. handelingsonbevoegden
(minderjarige en onder curatele gestelden).
- Handelingsonbevoegden worden vertegenwoordigd door ouder/voogd of curator met een
machtiging van de kantonrechter, 1:349, 386, 253k BW en 68 Fw;
- Formele vs. materiële partij:
a. Formele partij: degene op wiens naam als eiser of gedaagde het proces wordt gevoerd (bv.
de handelingsbevoegde, de gevolmachtigde van de handelingsbevoegde en de
vertegenwoordiger van de handelingsonbevoegde);
b. Materiële partij: het subject van de rechtsbetrekking waarover het geschil bestaat (bv. de
handelingsbevoegde en de handelingsonbevoegde).
De advocaat is geen procespartij. Bestuurders van rechtspersonen en advocaten treden
handelend op zonder zelf formele partij te worden.
- Soms zijn derden partij door voeging of tussenkomst;
- Rechtspersonen: het proces wordt gevoerd op naam van de rechtspersoon. Het bestuur
vertegenwoordigt de rechtspersoon, 2:130 en 240 BW;
- De vof, cv en maatschap hebben geen rechtspersoonlijkheid. De vennootschap kan wel eiseres
of gedaagde zijn, 45 en 111 Rv. De gezamenlijke beherende vennoten zijn procespartij;
NJ 2020,123: Als alleen de vof als eiseres optreedt, dan is het niet mogelijk om een
reconventionele vordering tegen één of meer vennoten in te stellen. Een reconventionele
vordering kan slechts worden ingesteld tegen een processuele wederpartij. Gedaagde kan de
rechter wel verzoeken de gelegenheid te geven de vennoten in het geding te betrekken ex 118
Rv. De rechter kan daartoe ook voor het eerst in hoger beroep overgaan, mits de
reconventionele vordering in eerste aanleg reeds was ingesteld (vgl. art. 353 lid 1 Rv).
- Rechtsopvolging tijdens het geding of na vonnis is mogelijk in gevallen van rechtsopvolging
onder algemene en bijzondere titel;
Gronden voor schorsing en hervatting van de procedure:
- Schorsing kan slechts plaatsvinden op initiatief van de partij aan wier zijde de oorzaak der
schorsing zich voordoet of aan haar rechtsopvolgers (dus niet van rechtswege!);
- Schorsing kan niet meer plaatsvinden nadat de dag van de uitspraak van het vonnis is bepaald.
A. Veranderingen aan de zijde van de procespartij, 225 en 227 Rv:
a. Dood van de partij > erfgenamen kunnen het geding overnemen en voortzetten;
b. Verandering van de persoonlijke staat van een partij (minderjarige wordt meerderjarig);
, Ouder blijft vertegenwoordiger indien degene die meerderjarig is geworden de oorzaak van
schorsing niet aan de wederpartij betekent;
Ouder kan echter geen beroep meer instellen, tenzij hij/zij gevolmachtigd is door degene die
meerderjarig is geworden.
c. Het ophouden van de betrekkingen waarin een partij het geding voerde, hetzij ten gevolge van
rechtsopvolging onder algemene titel (bv. fusie), hetzij door een andere oorzaak
O./Euronext: voor rechtsopvolging onder algemene titel, bv. een juridische fusie, geldt dat wanneer de
processuele wederpartij uit de eerste instantie nog bestaat, de appellant vrij is om te kiezen welke partij hij
wenst te dagvaarden: de oorspronkelijke wederpartij, diens rechtsopvolger of beiden. Wanneer de
oorspronkelijke processuele wederpartij is opgehouden te bestaan is het hoger beroep niet-ontvankelijk voor
zover de appeldagvaarding tegen de niet-bestaande, oorspronkelijke wederpartij is gericht. Het instellen van
een rechtsmiddel tegen een niet meer bestaande rechtspersoon behoeft echter niet tot niet-ontvankelijkheid
te leiden indien de partij die het rechtsmiddel instelt, niet weet en redelijkerwijs ook niet kan weten dat een
rechtsovergang aan de zijde van haar wederpartij heeft plaatsgevonden.
Unidek/HDI: aangenomen dient te worden dat in een geval, waarin een procedure tegen een rechtspersoon is
aangevangen voor het tijdstip van haar ontbinding en van de vereffening van haar vermogen, de procedure
tegen de rechtspersoon kan worden voortgezet, mede in volgende instanties, ook indien de vereffening van
haar vermogen inmiddels is geëindigd en daarvan opgaaf is gedaan door de vereffenaar aan de registers
overeenkomstig art. 2:19 lid 6 BW. Dat HDI Holding niet meer bestaat in de door het hof bedoelde zin, staat
dus niet in de weg aan voortzetting van de procedure en derhalve evenmin aan een inhoudelijke beoordeling
van de vordering en een eventuele toewijzing van de in hoger beroep door Unidek alsnog gevorderde
verklaring voor recht.
B. Overlijden/verlies van hoedanigheid van advocaat, 226 en 228 Rv:
- Partij moet opnieuw advocaat stellen. Bij verzuim wordt het geding weer hervat ex 228 Rv;