100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Burgerlijk procesrecht, een complete samenvatting

Beoordeling
-
Verkocht
3
Pagina's
112
Geüpload op
18-04-2025
Geschreven in
2024/2025

Dit is een uitgebreide samenvatting van het vak Burgerlijk procesrecht. De samenvatting is compleet. Dit betekent dat alle relevante stof uit het boek wordt besproken, de aantekeningen van de colleges in het document zijn opgenomen en er voorbeelden uit de praktijk worden gegeven. Daarnaast wordt bij enkele onderwerpen een oefenvraag met antwoord weergeven, zodat direct duidelijk is hoe een bepaalde casus dient te worden uitgewerkt. Bovendien bevat dit document samenvattingen van alle verplichte en relevante jurisprudentie. De namen van de verplichte arresten heb ik een grijze kleur gegeven. De namen van de overige (relevante) arresten zijn zwart. Verder zijn de nummeringen met 1, 2, 3, enz. cumulatief. De nummeringen met a, b, c, enz. zijn alternatief. Voor dit tentamen heb ik een 9.1 behaald.

Meer zien Lees minder











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Nee
Wat is er van het boek samengevat?
Onbekend
Geüpload op
18 april 2025
Aantal pagina's
112
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Burgerlijk procesrecht – Samenvatting uitgebreid

1. Hoofdbeginselen van burgerlijk procesrecht
1.1 Aard en functie van het burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk proces is het voortgaan van een onzekere of betwiste tot een zekere en onbetwistbare
rechtstoestand door een aan regels onderworpen rechtsstrijd of geding, gevoerd voor een orgaan dat tot
beslissing in dit geding bevoegd is. De feitelijke en rechtstoestand tussen partijen in een geschil is
onzeker en betwist. Het burgerlijk procesrecht heeft ten doel aan deze onzekerheid en strijd een einde
te maken door een vonnis van de rechter, dat partijen bindt. Het is een proces van feitenvinding en
rechtsvinding. Door het vonnis wordt nieuw recht gevormd, ook al is de gelding van dat recht in
beginsel beperkt tot partijen; niettemin gaat van (gepubliceerde) rechterlijke uitspraken een zekere
precedentwerking uit.
Dat de rechter nieuw recht vormt is vooral te zien bij constitutieve uitspraken, die een nieuwe rechtstoestand doen intreden,
zoals beschikkingen waarbij echtscheiding of adoptie wordt uitgesproken en vonnissen tot ontbinding van een overeenkomst
of tot faillietverklaring.

Het burgerlijk procesrecht maakt deel uit van het privaatrecht, omdat het de regels bevat voor de
gedingvoering tussen partijen voor de burgerlijke rechter ter beslechting van onder diens bevoegdheid
vallende geschillen.

Materieel en formeel privaatrecht
Het burgerlijk recht wordt aangeduid als materieel privaatrecht en het burgerlijk procesrecht als
formeel privaatrecht. De onderscheidingen lopen echter niet helemaal parallel: het burgerlijk
procesrecht bestaat weliswaar voor een groot deel uit procedureregels en vormvoorschriften, maar
bevat ook bepalingen van materiële aard (zoals die waarin bevoegdheden aan rechters, procespartijen,
advocaten en deurwaarders worden toegekend), terwijl men in het burgerlijk recht ook
vormvoorschriften aantreft.

Het bewijsrecht, dat zowel materiële als formele regels kent, wordt gerekend tot het burgerlijk
procesrecht. Het burgerlijk procesrecht biedt ook middelen tot verwezenlijking van de in een vonnis of
in een andere executoriale titel vastgestelde rechten.

Rechtspleging in burgerlijke zaken is een publiekrechtelijke taak van de Staat. Civiele rechtspleging is
ook een zaak van algemeen belang. In verband hiermee wordt uitgegaan van de ongeschreven regel
dat eigenrichting ongeoorloofd en onrechtmatig is, tenzij daarvoor een rechtvaardigingsgrond
aanwezig is.

Tot het burgerlijk procesrecht behoren de regels betreffende:
 De bevoegdheid van de rechterlijke macht in burgerlijke zaken;
 De bevoegdheden van procespartijen, advocaten, deurwaarders, arbiters en getuigen in burgerlijke
zaken;
 De wijze van procederen in burgerlijke zaken;
 Het bewijs in burgerlijke zaken;
 Vonnissen en beschikkingen en de rechtsmiddelen, die tegen rechterlijke beslissingen kunnen
worden aangewend;
 De tenuitvoerlegging van vonnissen en andere executoriale titels;
 Arbitrage (geschillenbeslechting door andere dan rechters).

Wetgeving, verdragen en EU-verordeningen
De wet regelt het burgerlijk procesrecht, art. 107 Gw, in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(Rv). De organisatie van de rechterlijke macht, het bestuur en de bevoegdheid van de gerechten zijn
geregeld in de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO). Daarnaast zijn van belang de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Advocatenwet, de Gerechtsdeurwaarderswet, de Wet op de
rechterlijke indeling, de Wet griffierechten burgerlijke zaken, de Wet op de rechtsbijstand en de
Algemene termijnenwet.

,Ook de Wet houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk (Wet AB), het BW, de Faillissementswet, de
Onteigeningswet, de Rijksoctrooiwet, de Handelsnaamwet en de Handelsregister wet bevatten regels van procesrechtelijke
aard.

Internationale verdragen op het gebied van de burgerlijke rechtsvordering:
 EEG Executieverdrag (over de rechterlijke bevoegdheid);
 Verdrag van Lugano (over de rechterlijke bevoegdheid);
 Betekeningsverdrag 1965;
 Bewijsverdrag 1970;
 Rechtsvorderingsverdrag 1954;
 Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen 1980;
 Verdrag van New York (voor arbitrage).

Van de EU-verordeningen die van toepassing zijn in de betrekkingen tussen de lidstaten van de EU en
die voorrang hebben op de bestaande verdragen, kunnen hier de volgende worden genoemd:
 Verordening (EU) 2020/1784 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van
gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken;
 Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I-bis);
 Verordening (EU) 2020/1783 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten
op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken;
 Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging
van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II-ter);
 Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-
betwiste schuldvorderingen;
 Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure;
 Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe
vorderingen;
 Verordening (EU) nr. 655/2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel
tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van
schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken.

1.2 Hoofdbeginselen
Enkele beginselen zijn in de Gw erkend. Van grote betekenis is ook art. 6 EVRM, waarin is neergelegd
aan welke voorwaarden een eerlijk proces moet voldoen, zie ook art. 17, lid 1 Gw. Ook ligt in dit
artikel het recht op toegang tot de rechter besloten. Dit recht is van invloed op verschillende aspecten
van de civiele procedure, zoals rechtsbijstand, griffierechten en termijnen. Het recht op toegang tot de
rechter is niet absoluut en kan aan beperkingen worden onderworpen, mits deze een legitiem doel
dienen, proportioneel zijn en het recht op toegang niet in de kern aantasten. Verder kunnen partijen
(vrijwillig en ondubbelzinnig) afstand doen van het recht, bv. door arbitrage of bindend advies overeen
te komen.
Art. 6 EVRM heeft rechtstreekse werking, zodat niet alleen de lidstaten daardoor zijn gebonden, maar iedere burger zich
hierop in de nationale rechtsorde kan beroepen, art. 93 Gw. Nationale wetten kunnen op onverenigbaarheid met art. 6 EVRM
worden getoetst, art. 94 Gw.

Als hoofdbeginselen van zo fundamentele aard, dat bij het ontbreken daarvan een behoorlijk civiel
proces niet kan worden gevoerd of in gevaar wordt gebracht en de procedure niet ten volle aan zijn
doel kan beantwoorden, kunnen de volgende worden aangemerkt:
 Hoor en wederhoor (audi et alteram partem), art. 6 EVRM, 17 Gw en 19 Rv;
Dit is een van de meest elementaire hoofdbeginselen. Uit dit beginsel vloeit het recht van partijen
voort om kennis te nemen van, en zich te kunnen uitlaten over, alle gegevens en bescheiden die in
het geding zijn gebracht en waarop de rechter zich baseert bij het doen van zijn uitspraak. Dit
brengt mee dat aan beide partijen in gelijke mate het recht toekomt om door de rechter te worden
gehoord (mondeling of schriftelijk), zich op feiten en rechten te beroepen en bewijs te leveren. In
de art. 82-92 en 121-135 Rv komt het beginsel ook tot uiting. In deze artikelen is aangegeven hoe

, een procedure verloopt voor wat betreft de te nemen conclusies en de verschijning van partijen.
Procespartijen nemen een gelijkwaardige positie in het proces in en worden gelijk behandeld.
De rechter mag wel een gedaagde bij verstek veroordelen, maar niet zonder dat deze in de gelegenheid is gesteld zich te
verdedigen. Dit is ook de reden dat aan de oproeping van partijen bepaalde eisen worden gesteld. Het is de rechter
verboden kennis te nemen van inlichtingen van één der partijen zonder dat de wederpartij gelegenheid krijgt zich
daarover uit te laten. De rechter mag slechts beslissen a.d.h.v. stukken/inlichtingen waarvan partijen in het geding
hebben kunnen kennisnemen en waarover zij zich hebben kunnen uitlaten.
 Behandeling binnen redelijke termijn, art. 6, lid 1 EVRM;
Partijen hebben recht op behandeling van een zaak binnen een redelijke termijn. Hoe belangrijk
het is dat procedures zich niet eindeloos voortslepen, komt tot uitdrukking in de Engelse uitspraak
‘justice delayed is justice denied’. Als uitspraken te lang op zich laten wachten, verliezen ze vaak
aan waarde. In het wetboek staan daarom diverse bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het
proces snel en efficiënt verloopt. Het antwoord op de vraag of een bepaalde termijn als redelijk
kan worden beoordeeld, is volgens het EHRM afhankelijk van een aantal criteria, zoals het gedrag
van partijen, het gedrag van de justitiële autoriteiten en de complexiteit van de zaak.
 Onpartijdigheid van de rechter, art. 6 EVRM en 17 Gw;
De rechter staat onbevooroordeeld tegenover de partijen en hun geschil. Hij dient zonder
vooringenomenheid en niet beïnvloed door druk van welke zijde ook de behandeling van de zaak
te leiden en een beslissing te geven. Ook de schijn van partijdigheid moet worden vermeden.
Zodra er omstandigheden bestaan waardoor de onpartijdigheid van een rechter in gevaar zou
kunnen komen, kan die rechter door een partij worden gewraakt en kan de rechter zelf verzoeken
zich te mogen verschonen, art. 36-41 Rv. Een voorwaarde voor rechterlijke onpartijdigheid is
rechterlijke onafhankelijkheid; de rechter dient onafhankelijk te staan ten opzichte van degene die
hem heeft benoemd, ten opzichte van partijen en ten opzichte van derden.
 EHRM 10 januari 2017, Appl. No. 56134/08 Korzeniak/Poland: betreft een Poolse verzoeker in een
zaak tegen een Pools bedrijf in Duitsland (ex-werkgever van verzoeker). Na negen jaar werd er een
definitief oordeel gegeven in het geschil door het Hooggerechtshof. In het hooggerechtshof zat de
rechter die ook bij de lagere instantie de zaak al had behandeld. De rechter had namelijk promotie
gemaakt. Volgens het EHRM was sprake van schending van 6 EVRM.
 Openbaarheid van behandeling en uitspraak, art. 6 EVRM, 121 Gw, 4 en 5 Wet RO, 27 en 29 Rv;
Openbaarheid bedoelt een waarborg voor een onpartijdige behandeling te zijn en heeft daarmee
een preventieve werking. M.u.v. de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het
openbaar plaats en geschiedt de uitspraak van vonnissen in het openbaar. Dit geldt ook voor
verzoekschriftprocedures en beschikkingen. Als kanttekening kan worden vermeld dat in de
praktijk de vonnissen niet in hun geheel worden uitgesproken. Met de mededeling dat het vonnis
in een bepaalde zaak is uitgesproken, wordt volstaan. Dat neemt echter niet weg dat het vonnis
altijd kan worden ingezien.
De rechter kan behandeling met gesloten deuren bevelen o.g.v. de uitzonderingen uit art. 27 Rv. In zaken betreffende
personen- en familierecht en in scheidingszaken geschiedt de behandeling in beginsel met gesloten deuren, art. 803 en
818, lid 6 Rv. In andere zaken kan de rechter sluiting van de deuren om gewichtige redenen bevelen, art. 4 RO .
Een belangrijk element van de openbare behandeling is het recht van partijen om hun standpunten
mondeling ten overstaan van de rechter uiteen te zetten, art. 87, lid 8 Rv. Een verzoek om een
mondelinge behandeling mag dan ook in slechts zeer uitzonderlijke gevallen worden afgewezen.
 Motivering van de beslissing, art. 121 Gw, 5, 79 en 80 RO en 30 en 230 Rv.
Deze eis volgt uit rechtspraak en schending van de motiveringsplicht kan ‘in the ligt of the
circumstances of the case’ schending opleveren van het beginsel van fair trial, een eerlijk proces.
Dit beginsel heeft verschillende functies:
- De motivering geeft partijen inzicht in de door de rechter gevolgde gedachtegang, in de
aanvaarding of verwerping van gronden van eis en verweer, in de vaststelling c.q.
bewezenverklaring van feiten en in de toepassing van rechtsgronden.
- Zij stelt partijen in staat te beslissen zich bij het vonnis neer te leggen dan wel een
rechtsmiddel daartegen in te stellen en daartegen concrete bezwaren bij een hogere rechter aan
te voeren.
- De motivering stelt de hogere rechter in staat de juistheid daarvan en de daarop berustende
beslissing te beoordelen.

, - Zij dient als een waarborg voor deugdelijke rechtspraak (kwaliteit). Door te motiveren geeft
de rechter zich rekenschap van de gronden voor zijn beslissing en is hij verplicht oordelen te
geven over tussen partijen gerezen twistvragen.
- Zij dient het algemeen belang: zij dient de rechtsvorming en de rechtsontwikkeling en maakt
deze zichtbaar door beslissingen over rechtsvragen.
Op de motiveringsplicht bestaan enkele uitzonderingen:
- Een verstekvonnis behoeft niet te worden gemotiveerd, art. 230, lid 2 Rv;
- Verlof tot het leggen van een conservatoir beslag behoeft, indien het verlof wordt verleend,
niet te worden gemotiveerd;
- De HR kan sommige cassatieberoepen verwerpen met een verkorte motivering. De HR maakt
gebruik van de standaardformule ‘De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot
cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet
nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de
rechtsontwikkeling’.

Als hoofdbeginselen in de zin van hoofdkenmerken van ons burgerlijk procesrecht, die niet volstrekt
onmisbaar zijn, maar wel van invloed zijn op de aard en de kwaliteit van de burgerlijke rechtspleging,
zijn de volgende te noemen:
 Partijautonomie, art. 24 Rv;
- Partijen bepalen óf er zal worden geprocedeerd en of er wordt doorgeprocedeerd. Partijen
kunnen namelijk met wederzijds goedvinden het proces beëindigen;
- Partijen bepalen waarover zal worden geprocedeerd.
Het initiatief tot het voeren van een proces gaat van de eisende partij uit; zij bepaalt welke vordering zij aan het
oordeel van de rechter onderwerpt en jegens wie zij haar aanspraak in rechte geldend maakt. De verschenen
gedaagde kan zijnerzijds feiten stellen, verweren voeren en eventueel een eis in reconventie instellen, en aldus
mede inhoud geven aan het geschil. Partijen mogen echter niet relevante feiten verzwijgen, art. 21 Rv.
Deze partijautonomie stelt zekere grenzen aan het rechterlijk handelen:
- Zo mag de rechter geen uitspraak doen over zaken die niet zijn geëist of méér toewijzen dan is
gevorderd, noch mag de rechter verzuimen op enig deel van de eis uitspraak te doen, art. 23
Rv.
- Feiten die zijn gesteld en niet zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen. Hij
mag daarvan in het algemeen geen bewijs verlangen, art. 149 Rv, zie ook art. 22, 121 en 139
Rv.
- De rechter mag geen feiten aanvullen (a contrario art. 25 Rv: wel ambtshalve aanvullen van de
rechtsgronden);
- Bepaalde rechtsregels mag de rechter niet ambtshalve toepassen, bv. beroep of verjaring en
retentierecht.
De hoofdtaak van de rechter is rechtspreken tussen partijen. Daarbij moet hij de feiten vaststellen, ambtshalve de
rechtsgronden aanvullen die niet door de partijen zijn aangevoerd, art. 25 Rv, en beslissen.
 HR 15 mei 1998, NJ 1998, 625 (Van Rooij/Erven Van der Sluijs): Het cassatiemiddel beklaagt zich
erover dat het hof ervan is uitgegaan dat tussen partijen een huurovereenkomst bestond terwijl eiser in
eerste aanleg betoogde dat sprake was van een bruikleenovereenkomst. De opvatting dat, indien de
rechter tot de slotsom komt dat de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding een andere is
dan door de eiser gesteld, de door de eiser ingestelde vordering niet op grondslag van die andere
rechtsverhouding kan worden toegewezen, is in haar algemeenheid onjuist. Zij miskent dat het enkele
feit dat een eisende partij de aan haar vordering ten grondslag gelegde rechtsverhouding onjuist heeft
gekwalificeerd, de rechter niet ontslaat van zijn verplichting om ambtshalve en onafhankelijk van enige
door die partij aangehangen rechtsbeschouwing te onderzoeken of de door deze tijdens het geding aan
haar vorderingen ten grondslag gelegde feiten die vordering kunnen dragen. Dat is slechts anders,
indien moet worden aangenomen dat de eisende partij haar vordering uitsluitend beoordeeld wenst te
zien op basis van een rechtsverhouding die aan die kwalificatie beantwoordt.
 Onderzoek en beslissing in twee feitelijke instanties;
Partijen hebben de mogelijkheid om de zaak na het proces in eerste instantie voor een hogere
rechter die over feiten oordeelt, te brengen om deze opnieuw in volle omvang te laten
onderzoeken en berechten. In de meeste zaken staat het rechtsmiddel hoger beroep open.
Let op: dit beginsel maakt geen deel uit van art. 6 EVRM; uit deze bepaling kan geen recht op toegang tot een hogere
rechter worden afgeleid.

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
shaniquecorn01 Open Universiteit
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
230
Lid sinds
5 jaar
Aantal volgers
44
Documenten
37
Laatst verkocht
2 dagen geleden

4,4

19 beoordelingen

5
11
4
5
3
3
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen