Werkgroep 1: Eigendom, zakelijke rechten, originaire wijzen van
eigendomsverkrijging
Tekst I: Instituten van Justinianus 4,6,1
Alle acties waarmee tussen partijen ten overstaan van een rechter of
scheidsrechter over enigerlei zaak een geschil wordt opgeworpen, laten
zich in een hoofdindeling tot twee typen herleiden: zij zijn namelijk
zakelijk of persoonlijk. Iemand procedeert immers steeds met de
persoon die jegens hem uit contract of uit delict verbonden is; in dit
geval zijn de acties die ingevoerd zijn persoonlijk, en de eiser stelt daarin
dat de wederpartij hem behoort te geven, of behoort te geven en te
doen of een andere rechtsbewering. Of hij procedeert tegen degene die
jegens hem uit geen enkele rechtsbetrekking verbonden is, wanneer hij
desondanks tegen iemand over enigerlei zaak een geschil wil
aanspannen; in dit geval zijn de acties die gevoerd zijn zakelijk. Een
voorbeeld: als iemand een lichamelijke zaak bezit waarvan Titius
beweert dat deze hem toebehoort, maar de bezitter stelt dat hij zelf
eigenaar is: als Titius dan in rechte beweert dat deze hem toebehoort, is
er een zakelijke actie.
1. Wat is het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke acties?
Persoonlijke acties hebben betrekking op een bepaald persoon, zakelijke
acties hebben betrekking op een zaak en kunnen tegen ieder worden
ingeroepen (onafhankelijk van een persoon). Bij persoonlijke actie gaat
het om een wederpartij waarmee je een rechtsverhouding hebt (bijv.
overeenkomst/(on)rechtmatige daad). Zakelijke acties kunnen tegen
iedereen worden ingezet en is daarom ook een absoluut recht (bijv.
eigendom). Er is dan sprake van een zaaksgevolg.
2. Met welke tweedeling in het huidige recht komt dat overeen?
Persoonlijke acties komen overeen met het verbintenissenrecht. Dit is
relatief en kan slechts worden ingeroepen tegen partijen van een
overeenkomst. Het goederenrecht komt overeen met zakelijke acties.
Het kan worden ingeroepen tot eenieder. (Zie aantekeningen kennisclip
absoluut/relatief recht)
3. Wat is het verschil tussen de Romeinse indeling en de huidige
Nederlandse indeling?
Romeinen denken in acties, waardoor het lastiger is om naar de rechter
te gaan, het is een gesloten stelsel. Volgens het Nederlandse recht kun
je gemakkelijk naar de rechter gaan, in het verbintenissenrecht kun je
oneindig procederen. Voor de romeinen was er in goederenrecht en
verbintenissenrecht een gesloten stelsel. In het romeinse recht gaat het
onderscheid in het procesrecht, terwijl in het Nederlands recht het
onderscheid ziet op het materiele recht.
4. Stel dat ene Claudius eigenaar is van een landgoed. Hij verkoopt en
levert dit landgoed aan Tulia. Bij de verkoop spreken Claudius en Tulia af
dat Claudius een voorkeursrecht heeft als Tulia landgoed wil
vervreemden. Dit houdt in dat Tulia verplicht is om het landgoed aan
Claudius aan te bieden tegen de prijs waarvoor zij het landgoed aan een
ander wil verkopen en leveren. Als Claudius dit bedrag aan Tulia betaalt,
moet Tulia de grond aan Claudius in eigendom overdragen. Enige tijd
,later vindt Tulia een nieuwe koper voor het landgoed: Xenos. Xenos wil
10.000 sestertiën betalen voor het landgoed. Claudius hoort dit, en
betaalt gelijk 10.000 sestertiën aan Tulia. Tulia negeert deze betaling
echter, en levert het landgoed aan Xenos. Tegen wie kan Claudius een
actie instellen?
Claudius kan tegen Tulia procederen. Er is tussen hem immers een
overeenkomst en dus kan Claudius op grond van een persoonlijke actie
procederen. Claudius kan niet tegen Xenos procederen, aangezien het
niet gaat om een absoluut recht. Xenos is nu immers eigenaar van het
grond, en een voorkeursrecht is geen absoluut recht.
Tentamentip: in het boek staat een lijst met afkortingen en
adagiums, daarachter de vertaling schrijven!
Tekst II: D. 41,1,7,10 (Gaius 2 rerum cottidianarum sive
aurerorum)
Wanneer iemand op zijn eigen grond met andermans materiaal heeft
gebouwd, wordt hij geacht zelf eigenaar te zijn van het gebouw,
aangezien alles wat op de grond gebouwd wordt de grond volgt.
Niettemin houdt degene die eigenaar van het materiaal was daardoor
nog niet op eigenaar ervan te zijn. Vooralsnog is hij echter niet in staat
het materiaal met de eigendomsactie op te eisen (…). Als een gebouw
om enigerlei reden is neergehaald, zal de eigenaar van het materiaal dit
derhalve direct daarna met de eigendomsactie kunnen opeisen (…).
1. Wie is eigenaar van het gebouw? Op welke wijze heeft diegene de
eigendom van het gebouw gekregen?
De eigenaar van de grond, want alles wat op de grond gebouwd wordt
volgt de grond. Door natrekking
2. Welk adagium is van toepassing op deze tekst?
Superficies solo cedit: eigendom volgt alleen de grond/grond trekt na
wat erop staat. De eigendom van het de met de grond verbondene komt
toe aan de eigenaar van de grond.
3. Wie is eigenaar van de materialen?
Als het gebouw nog niet gebouwd is dan is de eigenaar van de
materialen de eigenaar, op het moment dat het gebouw gebouwd is dan
is de eigenaar van het gebouw ook de eigenaar van de materialen.
4. Kan deze eigenaar de materialen met een zakenrechtelijke actie
opeisen zolang de materialen met de grond verbonden zijn? Zo ja,
welke?
Zolang ze verbonden zijn niet, want de materialen zijn nagetrokken door
de grond en dus is de eigenaar van de grond ook de eigenaar van de
materialen.
Revindicatie = actie van de eigenaar, niet-bezitter, tegen de bezitter,
niet-eigenaar. Is niet mogelijk, want ander is niet de eigenaar, maar
iemand is de eigenaar
5. Welke actie kan hij instellen als de materialen zijn losgemaakt?
Revindicatie = absoluut terugvorderingsrecht van een eigenaar, de
eigenaar mag zijn zaak terugvorderen van degene die het zonder recht
onder zich houdt. Als de materialen zijn losgemaakt, dan is ander
eigenaar van de materialen en kan hij wel revindicatie instellen.
,6. Wie is naar Nederlands recht eigenaar van het gebouw? Noem het
relevante wetsartikel.
Art. 5:20 lid 1 sub e: eigenaar van de grond is de eigenaar van het
gebouw
7. Wie is naar Nederlands recht eigenaar van de materialen, voordat ze
zijn losgemaakt uit het gebouw?
Art. 3:5: natrekking (bestanddeel op hoofdzaak) grond trekt dus de
materialen na; eigenaar van grond is de eigenaar van het materiaal
8. Wie is naar Nederlands recht eigenaar van de materialen, nadat ze
zijn losgemaakt uit het gebouw?
Art. 5:1 lid 3: door natrekking is eigendomsrecht van ander
tenietgedaan. Door analogie toe te passen. Materialen zijn de vruchten
en die blijven dan het eigendom van iemand. Als het gebouw uit elkaar
wordt gehaald, verandert dat de zaak niet en blijft iemand alsnog
eigenaar.
Tekst III: D. 6,1,67 (Scaevola 1 responsorum)
Iemand die van de voogd een huis van diens pupil heeft gekocht, heeft
er een timmerman binnengelaten om het te herstellen. Deze heeft er
geld gevonden. De vraag wordt opgeworpen aan wie dit toebehoort. Ik
heb geantwoord: als de munten geen schat vormen, maar geld dat
toevallig is verloren of per vergissing door hem aan wie het toebehoorde
niet was meegenomen, is het nog steeds van degene van wie het is
geweest.
1. Waarom zouden de munten in deze tekst geen schat vormen?
Een schat is een zaak van waarde die zolang verborgen is geweest dat
daardoor de eigenaar niet meer kan worden opgespoord. In dit geval kan
de eigenaar nog worden opgespoord en is er dus geen sprake van een
schat. Art. 5:13. Het is duidelijk van wie het geld is, het os weggelegd
geld. Van belang is of de eigenaar nog kan worden opgespoord en of er
nog herinnering aan is
2. Wie zal er volgens Scaevola eigenaar van de munten zijn?
Degene van wie de munten oorspronkelijk zijn (waarschijnlijk de pupil).
3. In welke situatie zouden de munten wel een schat kunnen vormen?
Als niet duidelijk is van wie de munten zijn en als er geen herinnering
meer aan is
4. Wie is in dat geval eigenaar van de munten? Beantwoord deze vraag
naar Romeins recht en naar Nederlands recht! Verwijs naar de wet!
Romeins recht: timmerman maar ook de eigenaar van de grond, dus
iemand (50/50 verdelen)
Nederlands recht: timmerman maar ook de eigenaar van de grond, dus
iemand (50/50 verdelen) art. 5:13 BW
Tentamentip: maak lijstje in boek met de orginaire
eigendomsverkrijging + vereisten Nederlands- en romeins recht
Tekst IV: D. 6,1,5,1 (Ulpianus 16 ad edictum)
Evenzo schrijft hij (Pomponius) dat, als uit mijn honing en uw wijn mede
is gemaakt, sommige juristen de opvatting waren toegedaan dat deze
ook gemeenschappelijke eigendom is geworden. Ik acht het evenwel
, juister, zoals ook Pomponius zelf aangeeft, dat de mede eerder van
degene is die haar heeft gemaakt, aangezien zij haar oorspronkelijke
gedaante niet meer heeft. (…)
Ga ervan uit dat de mede zonder toestemming door een derde is
gemaakt.
1. Stel dat u adviseur bent van de derde. Zet uiteen waarom de derde
eigenaar wordt van de mede.
De derde wordt eigenaar van de mede door zaakvorming. Hij verwerkt
de stof tot een nieuwe zaak. De honing en wijn worden samengevoegd,
en kunnen niet meer van elkaar worden gescheiden, waardoor de mede
een nieuwe identiteit heeft gekregen. Het behoort dus toe aan degene
die het heeft gemaakt.
2. Stel dat u adviseur bent van de u-figuur. Zet uiteen waarom de u-
figuur eigenaar wordt van de mede.
Als wijn de hoofdzaak is wordt de honing nagetrokken en wordt de u-
figuur ook de eigenaar van de honing.
3. Welke actie of welke acties heeft de u-figuur jegens degene die de
mede heeft gemaakt volgens Ulpianus?
Condictio since cause: er is geen toestemming gegeven (er is
ongerechtvaardigde verrijking), u-figuur is zijn eigendom kwijt en derde
is eigendom van de zaak geworden. Schadevergoeding vragen. Zakelijke
actie kan niet, wnat u-figuur is eigendom kwijtgeraakt.
4. Stel dat u adviseur bent van de ik-figuur. U wil dat de ik-figuur een
goederenrechtelijke aanspraak heeft op de mede; daarvoor is het van
belang dat de mede niet volledig eigendom wordt van de derde of de u-
figuur. Hoe zou u dit feitencomplex uitleggen?
Zaakvorming zorgt ervoor dat derde of u-figuur eigenaar wordt, dus dat
kan niet. Daardoor vermenging want dan wel even veel waard en geen
hoofddeel.
Derde zaaksvorming
Ik-figuur natrekking of vermenging
U-figuur natrekking of vermenging
Tekst V: D. 41,1,58 (Iavolenus 11 ex Cassio)
Een zaak die uit zee geborgen is, wordt niet eerder eigendom van
degene die haar geborgen heeft dan dat de eigenaar haar als een
prijsgegeven zaak gaat beschouwen. Stel dat de geborgen zaak de
lievelingspop van Eugenia is, die bij een storm op zee uit haar handen
overboord viel. Claudius loopt op het strand en neemt de pop mee naar
huis in de gerechtvaardigde (maar onjuiste) veronderstelling dat de zaak
is prijsgegeven.
1. Leg uit wie eigenaar is van de pop. Maak hierbij onderscheid tussen
de situatie waarin Eugenia de pop per ongeluk verloor en de situatie
waarin zij de pop opzettelijk overboord heeft gegooid.
Claudius is geen eigenaar geworden van de pop. De pop is namelijk geen
res nullius want het is eigendom van Eugenia, daarnaast heeft Eugenia de
eigendom niet prijsgegeven dus het is ook geen res derelicta. Eugenia
eigendomsverkrijging
Tekst I: Instituten van Justinianus 4,6,1
Alle acties waarmee tussen partijen ten overstaan van een rechter of
scheidsrechter over enigerlei zaak een geschil wordt opgeworpen, laten
zich in een hoofdindeling tot twee typen herleiden: zij zijn namelijk
zakelijk of persoonlijk. Iemand procedeert immers steeds met de
persoon die jegens hem uit contract of uit delict verbonden is; in dit
geval zijn de acties die ingevoerd zijn persoonlijk, en de eiser stelt daarin
dat de wederpartij hem behoort te geven, of behoort te geven en te
doen of een andere rechtsbewering. Of hij procedeert tegen degene die
jegens hem uit geen enkele rechtsbetrekking verbonden is, wanneer hij
desondanks tegen iemand over enigerlei zaak een geschil wil
aanspannen; in dit geval zijn de acties die gevoerd zijn zakelijk. Een
voorbeeld: als iemand een lichamelijke zaak bezit waarvan Titius
beweert dat deze hem toebehoort, maar de bezitter stelt dat hij zelf
eigenaar is: als Titius dan in rechte beweert dat deze hem toebehoort, is
er een zakelijke actie.
1. Wat is het onderscheid tussen persoonlijke en zakelijke acties?
Persoonlijke acties hebben betrekking op een bepaald persoon, zakelijke
acties hebben betrekking op een zaak en kunnen tegen ieder worden
ingeroepen (onafhankelijk van een persoon). Bij persoonlijke actie gaat
het om een wederpartij waarmee je een rechtsverhouding hebt (bijv.
overeenkomst/(on)rechtmatige daad). Zakelijke acties kunnen tegen
iedereen worden ingezet en is daarom ook een absoluut recht (bijv.
eigendom). Er is dan sprake van een zaaksgevolg.
2. Met welke tweedeling in het huidige recht komt dat overeen?
Persoonlijke acties komen overeen met het verbintenissenrecht. Dit is
relatief en kan slechts worden ingeroepen tegen partijen van een
overeenkomst. Het goederenrecht komt overeen met zakelijke acties.
Het kan worden ingeroepen tot eenieder. (Zie aantekeningen kennisclip
absoluut/relatief recht)
3. Wat is het verschil tussen de Romeinse indeling en de huidige
Nederlandse indeling?
Romeinen denken in acties, waardoor het lastiger is om naar de rechter
te gaan, het is een gesloten stelsel. Volgens het Nederlandse recht kun
je gemakkelijk naar de rechter gaan, in het verbintenissenrecht kun je
oneindig procederen. Voor de romeinen was er in goederenrecht en
verbintenissenrecht een gesloten stelsel. In het romeinse recht gaat het
onderscheid in het procesrecht, terwijl in het Nederlands recht het
onderscheid ziet op het materiele recht.
4. Stel dat ene Claudius eigenaar is van een landgoed. Hij verkoopt en
levert dit landgoed aan Tulia. Bij de verkoop spreken Claudius en Tulia af
dat Claudius een voorkeursrecht heeft als Tulia landgoed wil
vervreemden. Dit houdt in dat Tulia verplicht is om het landgoed aan
Claudius aan te bieden tegen de prijs waarvoor zij het landgoed aan een
ander wil verkopen en leveren. Als Claudius dit bedrag aan Tulia betaalt,
moet Tulia de grond aan Claudius in eigendom overdragen. Enige tijd
,later vindt Tulia een nieuwe koper voor het landgoed: Xenos. Xenos wil
10.000 sestertiën betalen voor het landgoed. Claudius hoort dit, en
betaalt gelijk 10.000 sestertiën aan Tulia. Tulia negeert deze betaling
echter, en levert het landgoed aan Xenos. Tegen wie kan Claudius een
actie instellen?
Claudius kan tegen Tulia procederen. Er is tussen hem immers een
overeenkomst en dus kan Claudius op grond van een persoonlijke actie
procederen. Claudius kan niet tegen Xenos procederen, aangezien het
niet gaat om een absoluut recht. Xenos is nu immers eigenaar van het
grond, en een voorkeursrecht is geen absoluut recht.
Tentamentip: in het boek staat een lijst met afkortingen en
adagiums, daarachter de vertaling schrijven!
Tekst II: D. 41,1,7,10 (Gaius 2 rerum cottidianarum sive
aurerorum)
Wanneer iemand op zijn eigen grond met andermans materiaal heeft
gebouwd, wordt hij geacht zelf eigenaar te zijn van het gebouw,
aangezien alles wat op de grond gebouwd wordt de grond volgt.
Niettemin houdt degene die eigenaar van het materiaal was daardoor
nog niet op eigenaar ervan te zijn. Vooralsnog is hij echter niet in staat
het materiaal met de eigendomsactie op te eisen (…). Als een gebouw
om enigerlei reden is neergehaald, zal de eigenaar van het materiaal dit
derhalve direct daarna met de eigendomsactie kunnen opeisen (…).
1. Wie is eigenaar van het gebouw? Op welke wijze heeft diegene de
eigendom van het gebouw gekregen?
De eigenaar van de grond, want alles wat op de grond gebouwd wordt
volgt de grond. Door natrekking
2. Welk adagium is van toepassing op deze tekst?
Superficies solo cedit: eigendom volgt alleen de grond/grond trekt na
wat erop staat. De eigendom van het de met de grond verbondene komt
toe aan de eigenaar van de grond.
3. Wie is eigenaar van de materialen?
Als het gebouw nog niet gebouwd is dan is de eigenaar van de
materialen de eigenaar, op het moment dat het gebouw gebouwd is dan
is de eigenaar van het gebouw ook de eigenaar van de materialen.
4. Kan deze eigenaar de materialen met een zakenrechtelijke actie
opeisen zolang de materialen met de grond verbonden zijn? Zo ja,
welke?
Zolang ze verbonden zijn niet, want de materialen zijn nagetrokken door
de grond en dus is de eigenaar van de grond ook de eigenaar van de
materialen.
Revindicatie = actie van de eigenaar, niet-bezitter, tegen de bezitter,
niet-eigenaar. Is niet mogelijk, want ander is niet de eigenaar, maar
iemand is de eigenaar
5. Welke actie kan hij instellen als de materialen zijn losgemaakt?
Revindicatie = absoluut terugvorderingsrecht van een eigenaar, de
eigenaar mag zijn zaak terugvorderen van degene die het zonder recht
onder zich houdt. Als de materialen zijn losgemaakt, dan is ander
eigenaar van de materialen en kan hij wel revindicatie instellen.
,6. Wie is naar Nederlands recht eigenaar van het gebouw? Noem het
relevante wetsartikel.
Art. 5:20 lid 1 sub e: eigenaar van de grond is de eigenaar van het
gebouw
7. Wie is naar Nederlands recht eigenaar van de materialen, voordat ze
zijn losgemaakt uit het gebouw?
Art. 3:5: natrekking (bestanddeel op hoofdzaak) grond trekt dus de
materialen na; eigenaar van grond is de eigenaar van het materiaal
8. Wie is naar Nederlands recht eigenaar van de materialen, nadat ze
zijn losgemaakt uit het gebouw?
Art. 5:1 lid 3: door natrekking is eigendomsrecht van ander
tenietgedaan. Door analogie toe te passen. Materialen zijn de vruchten
en die blijven dan het eigendom van iemand. Als het gebouw uit elkaar
wordt gehaald, verandert dat de zaak niet en blijft iemand alsnog
eigenaar.
Tekst III: D. 6,1,67 (Scaevola 1 responsorum)
Iemand die van de voogd een huis van diens pupil heeft gekocht, heeft
er een timmerman binnengelaten om het te herstellen. Deze heeft er
geld gevonden. De vraag wordt opgeworpen aan wie dit toebehoort. Ik
heb geantwoord: als de munten geen schat vormen, maar geld dat
toevallig is verloren of per vergissing door hem aan wie het toebehoorde
niet was meegenomen, is het nog steeds van degene van wie het is
geweest.
1. Waarom zouden de munten in deze tekst geen schat vormen?
Een schat is een zaak van waarde die zolang verborgen is geweest dat
daardoor de eigenaar niet meer kan worden opgespoord. In dit geval kan
de eigenaar nog worden opgespoord en is er dus geen sprake van een
schat. Art. 5:13. Het is duidelijk van wie het geld is, het os weggelegd
geld. Van belang is of de eigenaar nog kan worden opgespoord en of er
nog herinnering aan is
2. Wie zal er volgens Scaevola eigenaar van de munten zijn?
Degene van wie de munten oorspronkelijk zijn (waarschijnlijk de pupil).
3. In welke situatie zouden de munten wel een schat kunnen vormen?
Als niet duidelijk is van wie de munten zijn en als er geen herinnering
meer aan is
4. Wie is in dat geval eigenaar van de munten? Beantwoord deze vraag
naar Romeins recht en naar Nederlands recht! Verwijs naar de wet!
Romeins recht: timmerman maar ook de eigenaar van de grond, dus
iemand (50/50 verdelen)
Nederlands recht: timmerman maar ook de eigenaar van de grond, dus
iemand (50/50 verdelen) art. 5:13 BW
Tentamentip: maak lijstje in boek met de orginaire
eigendomsverkrijging + vereisten Nederlands- en romeins recht
Tekst IV: D. 6,1,5,1 (Ulpianus 16 ad edictum)
Evenzo schrijft hij (Pomponius) dat, als uit mijn honing en uw wijn mede
is gemaakt, sommige juristen de opvatting waren toegedaan dat deze
ook gemeenschappelijke eigendom is geworden. Ik acht het evenwel
, juister, zoals ook Pomponius zelf aangeeft, dat de mede eerder van
degene is die haar heeft gemaakt, aangezien zij haar oorspronkelijke
gedaante niet meer heeft. (…)
Ga ervan uit dat de mede zonder toestemming door een derde is
gemaakt.
1. Stel dat u adviseur bent van de derde. Zet uiteen waarom de derde
eigenaar wordt van de mede.
De derde wordt eigenaar van de mede door zaakvorming. Hij verwerkt
de stof tot een nieuwe zaak. De honing en wijn worden samengevoegd,
en kunnen niet meer van elkaar worden gescheiden, waardoor de mede
een nieuwe identiteit heeft gekregen. Het behoort dus toe aan degene
die het heeft gemaakt.
2. Stel dat u adviseur bent van de u-figuur. Zet uiteen waarom de u-
figuur eigenaar wordt van de mede.
Als wijn de hoofdzaak is wordt de honing nagetrokken en wordt de u-
figuur ook de eigenaar van de honing.
3. Welke actie of welke acties heeft de u-figuur jegens degene die de
mede heeft gemaakt volgens Ulpianus?
Condictio since cause: er is geen toestemming gegeven (er is
ongerechtvaardigde verrijking), u-figuur is zijn eigendom kwijt en derde
is eigendom van de zaak geworden. Schadevergoeding vragen. Zakelijke
actie kan niet, wnat u-figuur is eigendom kwijtgeraakt.
4. Stel dat u adviseur bent van de ik-figuur. U wil dat de ik-figuur een
goederenrechtelijke aanspraak heeft op de mede; daarvoor is het van
belang dat de mede niet volledig eigendom wordt van de derde of de u-
figuur. Hoe zou u dit feitencomplex uitleggen?
Zaakvorming zorgt ervoor dat derde of u-figuur eigenaar wordt, dus dat
kan niet. Daardoor vermenging want dan wel even veel waard en geen
hoofddeel.
Derde zaaksvorming
Ik-figuur natrekking of vermenging
U-figuur natrekking of vermenging
Tekst V: D. 41,1,58 (Iavolenus 11 ex Cassio)
Een zaak die uit zee geborgen is, wordt niet eerder eigendom van
degene die haar geborgen heeft dan dat de eigenaar haar als een
prijsgegeven zaak gaat beschouwen. Stel dat de geborgen zaak de
lievelingspop van Eugenia is, die bij een storm op zee uit haar handen
overboord viel. Claudius loopt op het strand en neemt de pop mee naar
huis in de gerechtvaardigde (maar onjuiste) veronderstelling dat de zaak
is prijsgegeven.
1. Leg uit wie eigenaar is van de pop. Maak hierbij onderscheid tussen
de situatie waarin Eugenia de pop per ongeluk verloor en de situatie
waarin zij de pop opzettelijk overboord heeft gegooid.
Claudius is geen eigenaar geworden van de pop. De pop is namelijk geen
res nullius want het is eigendom van Eugenia, daarnaast heeft Eugenia de
eigendom niet prijsgegeven dus het is ook geen res derelicta. Eugenia