Term Informatie
Lichaampje van Barr - Geslachtschromatine
- Bij vrouwelijke zoogdieren
- Constructief heterochromatine
Triglyceriden - Vetzuren in het bloed
- Het sarcoplasmatisch reticulum speelt ene rol in het bijeenbrengen van triglyceriden
- In vetweefsel worden overtollige triglyceriden opgeslagen (energiereservoir)
- Eiwit dat de twee zusterchromatiden bij elkaar houdt in de profase van de meiose
Cohesine
Intercallaire schijven - Op de grens tussen twee hartspiercellen (verbindt de spiercellen)
- Trapstructuur: afwisselende transversale (bevat desmosomen voor de trekkracht) en
longitudinale gebieden (bevat gap junctions die zorgen dat actiepotentialen alle
hartspiercellen bereiken)
Gepolariseerde cel - Membraanpotentiaal is hier positief geworden (binnenmembraan negatiever dan
buitenmembraan) waardoor info kan worden doorgegeven
Ependymcel - Steunende cel van het centraal zenuwstelsel
- Endotheelcellen (epitheliale aflijning)
- In hersenkamers en centrale kanaal van ruggenmerg
- Basale uitlopers zorgen voor steun voor de neuronen
Microtubulaire organisatie - Plaats waar microtubuli groeien
- Bijvoorbeeld centriolenpaar in het midden van een centrosoom
centrum
Centrosoom - Dit is een spoellichaampje dat bestaat uit twee centriolen die loodrecht op elkaar staan
(bestaan uit 9 groepen van telkens 3 microtubuli) dit zal bij kerndeling verdubbelen en elk
naar één kant van de kern migreren
- Samenvoegen van twee botstukken doordat kraakbeenkappen op het botweefsel
Symphisis
verbonden worden door vezelig kraakbeen en fibreus bindweefsel
Catalase - Enzym in peroxisomen
- De grote rol in katabolismen en synthesen (energie, vet, glucose, cholesterol)
- Zorgt dat waterstof en zuurstof tot H2O2 kan reageren
- Eiwit producten uit de PEX-genen
Peroxisomen
- Onderhouden het oxidatief metabolisme (blaasje voor afbraak van bijvoorbeeld vetzuren)
- Lijkt op lysosomen
- Rol in lipidenstofwisseling, vorming galzouten, cholesterolbiosynthese etc.
- T-tubulus met maar één cisterne
Diade
- Zorgt dat er calcium vrijkomt vanuit het sarcoplasmatisch reticulum
- In hartspiercellen
T-tubuli / transversale tubuli - Uitstulpingen van het sarcolemma die tot de spiercellen lopen
- Laten contractiestimmuli gelijk verlopen
- Celmembraan van dwars gestreept spierweefsel
Sarcolemma
Golgi-lichaampje / - Meet spanning in collagene vezels
peeslichaampje - Lijkt op een spierspoel, maar is kleiner en heeft geen efferente innervatie
Spierspoel - Sensorische structuren
- Sturen info van skeletspierweefsel terug naar het centraal zenuwstelsel
Perineurium - Zacht vlies rondom zenuwbundel
88
, - Zacht vlies rondom zenuwvezel
Endoneurium
Epineurium - Zacht vlies rondom zenuw
- Eiwit dat zorgt voor de binding van ijzer bij de opslag in de lever in het beenmerg (nodig
Ferritine
voor de aanmaak van haemoglobinen)
Howell-Jolly-lichaampjes - Basofiele kernresten (clusters van DNA) in de erytrocyten (rode bloedcellen)
Myelineschede - Dubbele lipiden laag rond axon gewikkeld door een cel van Schwann (lipiden laag zijn
concentrische windingen van de celmembraan)
Neurilemma - Myelineschede omgeven door laagje cytoplasma van Schwanncel
Schwanncel - Steuncellen van het perifere zenuwstelsel
- Vormt myelineschede rond axon
- Steuncellen van het perifere zenuwstelsel
Satelietcelen
- Beschermen kapselcellen van neurale cellichamen
Numerieke apertuur - Specificatie van het object
- Onder welke uiterste hoek licht wordt opgevangen of uitgestraald
Stof van Nissl - In neuronen (cytoplasma zenuwcel)
- Groepjes van ruw endoplasmatisch reticulum rond de kern (basofiele elementen)
- Komt niet voor ten hoogte van de axonheuvel
- Via de kleuring kresylviolet waar te nemen
Klonale selectie - Delen en prolifereren van lymfocyten die een antigen herkennen
- Antistoffen die antigenen herkennen
Immunoglobines
- IgA: antistof voor speeksel, darm, luchtkanaal en urinewegen
- IgE: antistof met rol bij allergische reacties
- IgG: antistof in bloedplasma
- Genoommutatie die voor een non-disjunctie zorgt
Aneuploïdie
P53 - Tumorsurpressorgen
- Stopt de celcyclus voor mogelijk herstel of apoptose
- Doet zich voor tijdens de meiose
Crossing-over
- Chromosomen nemen elkaars genetisch materiaal over
- Genetische variëteit
Cytochroom C - Klein eiwit dat in de mitochondriën een rol speelt in de oxidatieve fosforylering als
elektronendrager
- Na vrijstelling van dit eiwit wordt het apoptosoom gevormd (= wiel-achtig complex)
Ubiquitine - Klein regulerend proteïne dat proteïnen naar compartimenten in de cel stuurt (het stuurt
proteasomen naar de foutieve eiwitten die hij labelt)
- Komt voor in het cap deel van de proteasoom (deze breekt proteïnen af)
- Het bindt reversibel aan andere eiwitten en verandert ook eigenschappen
Ciliën en microvilli
Mosvezel - Afferente vezelsysteem
- Komen uit ruggenmerg en gaan naar korrelcellen in cortex cerebelli (kleine hersenen)
Klimvezel - Afferente vezelsysteem
- Komen uit ruggenmerg en gaan naar pukinjecellen ( kleine hersenen)
Purkinjevezels - Prikkelsysteem in hartspierweefsel
89
, - Type zenuwcel in schors kleine hersenen
Purkinjecellen
- Peerovrmige grote cellichamen
- In ganglionaire laag
Troponine - Eiwit in dunne filamenten dwarsgestreept spierweefsel
- Spiercontractie en relaxatie
- Bij dwarsgestreept spierweefsel
Triade
- Bestaat uit centrale T-tubuli en twee cisternen aan de zijkanten van het sarcoplasmatisch
reticulum
- Zorgt dat er calcium vrijkotm vanuit het sarcoplasmatisch reticulum
- Endogene afbraak van eiwitten
Proteasomen
- Geen membraan
- Twee kopstukken (α-subunit) en een middenstuk (β-subunit)
- Breken eiwitketens tussen aminozuren van intracellulaire eiwitten af
- Het af te brkeen eiwit komt bij ubiquitine terecht
PEX-genen - Genen die verantwoordelijk zijn voor de peroxisome biogenese (peroxinen zijn hierbij
betrokken)
Peroxisome biogenese - PEX-genen coderen voor peroxinen (eiwitten van peroxisomen) di eowrden ingebouwd in
een lipidendubbellaag waardoor het een peroxisoom wordt
- dIt zorgt voor vetkatabolisme, energie metabolisme, glucogense en cholesterolbiogenese
Caspasen - Intracellualire enzymen met belang bij apoptose: zorgt voor de degeneratieve verandering
(stoppen celcyclus en inhibiteren herstel)
Caspase 3 - Onderdeel van de caspase reactie: gereguleerde celdood
- Hond: 7 micrometer
Verschil rode bloedcel geit,
- Geit: 4 micrometer en vreemde vorm
hond en vogel
- Vogel: cel heeft kern
Adherine - Adhesiemoleuclen die voor een cel-cel contact zorgen
α-actinine - Hoofdbestandsdeel van het contractieapparaat van spiercellen
NOR - Nucleaire organisatie regio
- Bevat genen voor het coderen van rRNA
- Behoort tot de motoreiwitten en beweegt over de microtubuli door ATP om te zetten in
Kinesines
kinetische energie
- Microtubuli-afhankelijke ATP-ase
- Verantwoordelijk voor bijvoorbeeld scheiden van de chromosomen tijdens de mitose en
transporteren van vesikels (naar bijvoorbeeld de uiteinden van axonen)
Golgi-apparaat functie - Producten die afkomstig zijn van het endoplasmatisch reticulum wordne hier omgebouwd
en opgeslagen om later naar andere bestemmingen verscheept te worden
v-SNARE en t-SNARE - Zorgen voor de herkennign en fusie van een blaasje op een ander membraan (dus bij
vesiculair transport)
- v-SNARES binden op de membranen van vesikels
- t-SNARES binden op het targetmembraan
Dendritische cel - Immuunsysteem
- Nemen pathogenen op en presenteren antigenen aan de buitenkant van het celmembraan
- Vertakte uitlopers van neuronen
Dendrieten
- Geleiden elektrische impulsen die van anderen neuronen komen naar het cellichaam van
hun eigen neuron
90
, - Witte pulpa van de milt
PALS
- Lymfoïd weefsel rond arteriën in de pulpa
- Geovrmd door reticulair bindweefsel
- T-lymfocyten in het centrale deel van de PALS
- B-lymfocyten in de grens met de rode pulpa van de PALS
Connexinen - Overspannen kanaalvormende proteïnen die we terugvinden bij GAP-junctions
- Meer dan zes van deze eiwitten vormen connexonen
- Meer dan twee connexonen tegenover elkaar voren dan weer een verbinding tussen twee
cellen
- Cruciaal voor het functioneren van hartspieren
Connexonen - Wanneer connexonen recht tegen over elkaar liggen vormen ze een doorlopend kanaal
- Ze bestaan telkens uit zes connexine-eiwitten
Nucleasoom - Complex van DNA en histonen
- Regelt de genexpressie
Z-lijn - Donker lijntje in het midden van een heldere I-band
- Aan beide kanten van de Z-schijven (Donker) zijn actinefilamenten gehecht, waardoor
sacromeren samengehecht worden tot een myofibril
- Laatste stadium van een ontwikkelende myeloblast
Metamyelocyt
- Delen niet meer en differntiëren tot rijpe granulocyten
Granulocytopoëse - Vormen van witte bloedcellen
- Myeloblast → promyeloblast → myelocyt → metamyelocyt → granulocyt (neutrofiel –
eosinofiel – basofiel)
- Overangsepitheel (speciaal type meerlagig)
Epitheel urinewegen en
- Als de spanning verhoogt kunnen de cellen rekken van kubisch naar plaveisel (aantal
waarom
cellagen neemt af)
- Bescherming tegen hypertone urine en osmotische druk
Microtubuli - Tubuline-eenheden (α en β) (= 13 protofilamenten) + gebonden GTP
Beweging actine en myosine - Wanneer een dwarsgestreepte spier samentrekt, schuiven actine en myosinefilamenten
binnen één sarcomeer over elkaar (korter worden van sarcomeren)
Sarcomeer
Intrafusale spiervezels - Ontwikkelt de spierspoel
- Kernzakvezels en kernkettingvezels
- Meten spanning op spieren om scheuren te vermijden
91