Begrippenlijst ontwikkelingspsychologie, alleen
begrippen uit de toetsmatrijs (Windesheim)
Begrip Uitleg
Wetenschappelijke studie van patronen van groei,
Ontwikkelingspsychologie
verandering en stabiliteit gedurende het hele leven.
Ontwikkeling van het lichaam, zoals hersenen, spieren,
Fysieke ontwikkeling
zintuigen en basisbehoeften.
Blijvende fysieke of psychologische verandering door
Rijping
biologische groei.
Ontwikkeling van denkvermogen, leren, geheugen en
Cognitieve ontwikkeling
probleemoplossend.
Sociaal-emotionele ontwikkeling Ontwikkeling in sociale relaties en omgaan met emoties.
Ontwikkeling van duurzame gedrags- en
Persoonlijkheidsontwikkeling
karaktereigenschappen.
Groep mensen die in dezelfde tijd leven en gelijke
Cohort
ervaringen opdoen.
Geleidelijke ontwikkeling waarbij elk niveau voortkomt uit
Continue verandering
het vorige.
Ontwikkeling in stappen of stadia met kwalitatieve
Discontinue verandering
gedragsveranderingen.
Specifieke tijd waarin gebeurtenissen grote, soms
Kritieke periode
onomkeerbare, gevolgen hebben.
Stimuli Prikkels die een reactie oproepen bij een organisme.
Veranderbaarheid van gedrag of fysieke structuur tijdens
Plasticiteit
ontwikkeling.
Periode waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
Gevoelige periode
invloeden.
Discussie over invloed van aanleg (nature) vs.
Nature-nurturedebat
opvoeding/omgeving (nurture).
Samenhangend geheel van verklaringen en voorspellingen
Theorie
over een verschijnsel.
Psychodynamisch perspectief Benadering waarin gedrag wordt gestuurd door
,Begrip Uitleg
onbewuste krachten en conflicten.
Theorie van Freud over invloed van onbewuste op
Psychoanalytische theorie
persoonlijkheid en gedrag.
Primitief deel van de persoonlijkheid, gericht op
Id
onmiddellijke bevrediging.
Rationeel deel van de persoonlijkheid dat realistisch
Ego
handelt.
Superego Geweten, het deel dat goed en kwaad beoordeelt.
Vijf stadia van seksuele en lichamelijke ontwikkeling
Psychoseksuele ontwikkeling
volgens Freud.
Blijvende focus op een vroeg psychoseksueel stadium
Fixatie
door onopgelost conflict.
Veranderingen in sociale interacties en zelfbeeld binnen
Psychosociale ontwikkeling
de maatschappij.
Benadering die gedrag verklaart door waarneembaar
Behavioristisch perspectief
gedrag en stimuli.
Leren door associatie tussen prikkel en reactie
Stimulus-respons leren
(klassiek/operant).
Klassieke conditionering Leren door koppeling van neutrale en natuurlijke stimulus.
Operante conditionering Leren door beloning of straf van gedrag.
Proces waarbij gedrag wordt versterkt door positieve of
Bekrachtiging
negatieve prikkel.
Techniek om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst
Gedragsmodificatie
gedrag te verminderen.
Sociaal-cognitieve leertheorie Leren door observatie en imitatie van anderen (modellen).
Benadering gericht op denken, begrijpen en
Cognitief perspectief
kennisverwerving.
Schema Cognitief kader voor organiseren van informatie.
Theorie over hoe mensen informatie coderen, opslaan en
Informatieverwerkingstheorie
terughalen.
Cognitieve neurowetenschap Studie van relatie tussen hersenen en cognitieve functies.
, Begrip Uitleg
Systematisch perspectief Benadering die ontwikkeling ziet in context van omgeving.
Model met vijf omgevingsniveaus die ontwikkeling
Bio-ecologisch model
beïnvloeden.
Theorie waarin sociale interacties binnen een cultuur
Sociaal-culturele theorie
centraal staan.
Hulp bij leren die geleidelijk wordt afgebouwd om
Scaffolding
zelfstandigheid te bevorderen.
Zone van naaste ontwikkeling
Niveau waarop kind iets bijna zelfstandig kan leren.
(ZDP)
Evolutionair perspectief Benadering die gedrag verklaart vanuit genetische erfenis.
Aangeboren manier van reageren die stabiel is in tijd en
Temperament
situaties.
Ontwikkeling wordt bepaald door samenspel van genen
Multideterminisme
en omgeving.
Bevruchting Samensmelting van zaadcel en eicel tot één nieuwe cel.
Germinaal stadium Eerste twee weken na bevruchting; vorming van zygote.
Placenta Orgaan dat voeding en zuurstof levert via de navelstreng.
Week 3-8 van zwangerschap; organen en anatomie
Embryonaal stadium
ontwikkelen zich.
Buitenste kiemlaag waaruit huid, zintuigen en
Ectoderm
zenuwstelsel ontstaan.
Binnenste kiemlaag waaruit vertering en ademhaling
Endoderm
ontstaan.
Middelste kiemlaag voor spieren, botten en
Mesoderm
bloedsomloop.
Foetaal stadium Vanaf 8 weken na conceptie tot aan de geboorte.
Foetus Kind in de baarmoeder vanaf 8 weken.
Schadelijke invloed tijdens zwangerschap die afwijkingen
Teratogeen effect
kan veroorzaken.
begrippen uit de toetsmatrijs (Windesheim)
Begrip Uitleg
Wetenschappelijke studie van patronen van groei,
Ontwikkelingspsychologie
verandering en stabiliteit gedurende het hele leven.
Ontwikkeling van het lichaam, zoals hersenen, spieren,
Fysieke ontwikkeling
zintuigen en basisbehoeften.
Blijvende fysieke of psychologische verandering door
Rijping
biologische groei.
Ontwikkeling van denkvermogen, leren, geheugen en
Cognitieve ontwikkeling
probleemoplossend.
Sociaal-emotionele ontwikkeling Ontwikkeling in sociale relaties en omgaan met emoties.
Ontwikkeling van duurzame gedrags- en
Persoonlijkheidsontwikkeling
karaktereigenschappen.
Groep mensen die in dezelfde tijd leven en gelijke
Cohort
ervaringen opdoen.
Geleidelijke ontwikkeling waarbij elk niveau voortkomt uit
Continue verandering
het vorige.
Ontwikkeling in stappen of stadia met kwalitatieve
Discontinue verandering
gedragsveranderingen.
Specifieke tijd waarin gebeurtenissen grote, soms
Kritieke periode
onomkeerbare, gevolgen hebben.
Stimuli Prikkels die een reactie oproepen bij een organisme.
Veranderbaarheid van gedrag of fysieke structuur tijdens
Plasticiteit
ontwikkeling.
Periode waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
Gevoelige periode
invloeden.
Discussie over invloed van aanleg (nature) vs.
Nature-nurturedebat
opvoeding/omgeving (nurture).
Samenhangend geheel van verklaringen en voorspellingen
Theorie
over een verschijnsel.
Psychodynamisch perspectief Benadering waarin gedrag wordt gestuurd door
,Begrip Uitleg
onbewuste krachten en conflicten.
Theorie van Freud over invloed van onbewuste op
Psychoanalytische theorie
persoonlijkheid en gedrag.
Primitief deel van de persoonlijkheid, gericht op
Id
onmiddellijke bevrediging.
Rationeel deel van de persoonlijkheid dat realistisch
Ego
handelt.
Superego Geweten, het deel dat goed en kwaad beoordeelt.
Vijf stadia van seksuele en lichamelijke ontwikkeling
Psychoseksuele ontwikkeling
volgens Freud.
Blijvende focus op een vroeg psychoseksueel stadium
Fixatie
door onopgelost conflict.
Veranderingen in sociale interacties en zelfbeeld binnen
Psychosociale ontwikkeling
de maatschappij.
Benadering die gedrag verklaart door waarneembaar
Behavioristisch perspectief
gedrag en stimuli.
Leren door associatie tussen prikkel en reactie
Stimulus-respons leren
(klassiek/operant).
Klassieke conditionering Leren door koppeling van neutrale en natuurlijke stimulus.
Operante conditionering Leren door beloning of straf van gedrag.
Proces waarbij gedrag wordt versterkt door positieve of
Bekrachtiging
negatieve prikkel.
Techniek om gewenst gedrag te stimuleren en ongewenst
Gedragsmodificatie
gedrag te verminderen.
Sociaal-cognitieve leertheorie Leren door observatie en imitatie van anderen (modellen).
Benadering gericht op denken, begrijpen en
Cognitief perspectief
kennisverwerving.
Schema Cognitief kader voor organiseren van informatie.
Theorie over hoe mensen informatie coderen, opslaan en
Informatieverwerkingstheorie
terughalen.
Cognitieve neurowetenschap Studie van relatie tussen hersenen en cognitieve functies.
, Begrip Uitleg
Systematisch perspectief Benadering die ontwikkeling ziet in context van omgeving.
Model met vijf omgevingsniveaus die ontwikkeling
Bio-ecologisch model
beïnvloeden.
Theorie waarin sociale interacties binnen een cultuur
Sociaal-culturele theorie
centraal staan.
Hulp bij leren die geleidelijk wordt afgebouwd om
Scaffolding
zelfstandigheid te bevorderen.
Zone van naaste ontwikkeling
Niveau waarop kind iets bijna zelfstandig kan leren.
(ZDP)
Evolutionair perspectief Benadering die gedrag verklaart vanuit genetische erfenis.
Aangeboren manier van reageren die stabiel is in tijd en
Temperament
situaties.
Ontwikkeling wordt bepaald door samenspel van genen
Multideterminisme
en omgeving.
Bevruchting Samensmelting van zaadcel en eicel tot één nieuwe cel.
Germinaal stadium Eerste twee weken na bevruchting; vorming van zygote.
Placenta Orgaan dat voeding en zuurstof levert via de navelstreng.
Week 3-8 van zwangerschap; organen en anatomie
Embryonaal stadium
ontwikkelen zich.
Buitenste kiemlaag waaruit huid, zintuigen en
Ectoderm
zenuwstelsel ontstaan.
Binnenste kiemlaag waaruit vertering en ademhaling
Endoderm
ontstaan.
Middelste kiemlaag voor spieren, botten en
Mesoderm
bloedsomloop.
Foetaal stadium Vanaf 8 weken na conceptie tot aan de geboorte.
Foetus Kind in de baarmoeder vanaf 8 weken.
Schadelijke invloed tijdens zwangerschap die afwijkingen
Teratogeen effect
kan veroorzaken.