Jan Tack, André D’hoore
DEEL 1: GOEDAARDIGE AANDOENINGEN SLOKDARM, MAAG EN DUODENUM (JAN TACK, ANDRE D’HOORE)
INLEIDING: HET MAAGDARMSTELSEL (niet kennen)
Samenstelling:
2 spierlagen 2 plexussen
- Circulair - Myenterische plexus
- Longitudinaal - Submucosale plexus
Maagdarmstelsel is een zeer complex systeem:
Þ 100 miljoen zenuwcellen (meer dan in ruggenmerg)
Þ Grootste hormoonproductie (meer dan 30 hormonen)
Þ Signalen naar hersenen
Þ Oppervlakte: 300 m2
Þ 100.00 miljard bacteriën
Þ 60 tot 70% van onze afweercellen (logisch want buitenwereld in maagdarmstelsel)
Honger en voedsel intake: gut-brain interactie
Þ Eten is vitale nood: hersenen zorgen ervoor dat dit goed loopt (honger bv),
dankzij signalen uit maagdarmstelsel (signaal van leeg of vol doorsturen
Þ Beloningsysteem voor voeding is 1 van krachtigste systemen in ons lichaam
o Bij toekomen van voedsel in maag systeem activatie van
beloningssysteem
Þ Eten is ook een sociaal belangrijk gebeuren: smeedt intermenselijke banden
Klachten in algemene Belgische bevolking:
Þ Opgeteld heeft meer dan helft bevolking klachten:
uitzondering als je geen klachten hebt
1
, 1. Aandoeningen van de SLOKDARM
1.1 symptomen en diagnostiek van slokdarmaandoeningen
Þ goede anamnese cruciaal voor juiste anamnese bij problemen met slokdarm om tijdig verwikkelingen
te ontdekken
Þ klachten verbonden met bepaalde aandoening of complicatie meestal karakteristiek
Þ oesofagusgastroduodenoscopie: essentieel onderzoek om tot juiste diagnose te komen
klachten bij aandoening slokdarm:
Þ dysfagie
Þ pyrosis en regurgitatie
Þ thoracale pijn
Þ globusgevoel
Þ secundair:
o vermagering
o keellast, hoest
o anemie
A. SYMPTOMEN
Þ dysfagie: gevoel dat voedsel blijft steken tijdens passage van farynx naar maag
o verschil met orofaryngeale dysfagie: bolus kan niet vanuit orofarynx in slokdarm worden
gebracht (eerder slikstoornis)
Þ globusgevoel: gevoel dat er iets zit in keel, brok in keel
o geen duidelijk verband met slikbeweging
o klachten verdwijnen meestal tijdens eten
o onderliggende oorzaak is onbekend
o vooral bij nerveuze personen (eventueel psychosomatisch)
DYSFAGIE:
Þ Organische dysfagie: veroorzaakt door min of meer uitgesproken vernauwing van slokdarmlumen
door organisch letsel (strictuur, web, maligne tumor)
o initieel enkel dysfagie voor vaste stoffen
o bij grote bolus ontstaat soms voedselimpactie
§ leidt tot pijn, speekselvloed en eventueel persisterende hik
o trage of geen progressie van dysfagie wijst op goedaardig letsel
2
, o snelle progressie duidt op meer maligne oorzaak
Þ Functionele dysfagie: contractietoestand sluit lumen af (bv. spasme)
o bij primaire motoriekstoornissen (achalasie, diffuse spasmen)
o vanaf begin hinder bij vloeibare voeding
o pijnaanvallen kunnen optreden door spasmen, los van deglutitie en veelal ’s nachts
à patroon van symptomen: anamnese is nuttig, maar vaak zijn technische onderzoeken noodzakelijk
Oro-pharyngeale vs oesofagale dysfagie
Modaliteiten Organische dysfagie (structurele stenose) Functionele dysfagie
(contractietoestand)
Begin Initieel enkel voor vaste stoffen Van in begin zowel voor vloeistoffen als
voor vaste stoffen
Impactie Bij grote bolus -
Pijn Enkel bij impactie Aanvallen door spasmes, los van
deglutitie en veelal ’s nachts
Progressie Geen of traag bij goedaardig letsel; snel bij Chronisch, fluctuerend
maligne letsel
B. PIJNKLACHTEN
Þ ODYNOFAGIE: pijn in aansluiting met slikact (bij passage bolus)
o Duidt meestal op onstekingsletsels (viraal, bacterieel, schimmel, reflux oesofagitis,
crohnletsels, caustisch, medicamenteus,…)
Þ IMPACTIEPIJN: doffe tot krampende pijn retrosternaal (thoracale pijn)
o Veroorzaakt door hevige slokdarmcontracties proximaal van bolus die geïmpacteerd zit in
organische vernauwing (stenose?)
o Retrosternale krampende of toesnoerende pijn (non-cardiac chest pain of NCCP): treedt
meestal spontaan op, zonder verband met doorslikken van voedsel
§ Soms moeilijk te onderscheiden van angor pectoris
!! dysfagie en/of odynofagie is alarmteken en esofagogastroscopie is nodig
C. PYROSIS EN REGURGITATIE
Þ Pyrosis of zuurbranden: branderig gevoel dat opstijgt achter het sternum (typisch voor gastro-
oesofagale reflux)
Þ regurgitaties: zuur, bitter of niet-zuur vocht dat tot in mond komt (vooral bij neerliggen,
vooroverbukken,…)
o kan geproefd worden (maar niet gelijk aan braken)
3
, 1.2 TECHNISCHE ONDERZOEKEN BIJ SLOKDARMZIEKTEN
A. ENDOSCOPIE EN BIOPSIE
OESOFAGOGASTRODUODENOSCOPIE: gebeurt met flexibele video-endoscoop
Þ In vele gevallen onontbeerlijk voor diagnose van slokdarmaandoeningen,
routine
Þ Mogelijkheid tot
o oppervlakkige ontstekingsletsels van mucosa eenvoudig waarneembaar
§ Bv verschillende graden van reflux oesofagitis
o Biopsies laten weefseldiagnose toe
§ Bv barrett-mucosa, maligniteit
o Flexibele oesofagoscoop ook voor therapeutische doeleinden gebruikt
(vanalles in werkkanaal steken):
§ Ligaturen bij slokdarmvarices plaatsen
§ Adrenaline injecteren
§ Bipolaire elektro/laserfoto-coagulatie van bloedende letsels
§ Clips bij bloedingen plaatsen
§ Slokdarmdilataties
§ Prothese plaatsen
§ Vreemde lichamen verwijderen
Þ Meestal eerste onderzoek
o Directe visualisatie van slijmvlies en/of vernauwingen
o Mogelijkheid tot nemen van biopsies (tumor, eosinofiele esofagitis, infectieus,…)
o Behandeling van stenose of bloeding mogelijk, verwijderen geimpacteerde bolus
Þ Echoendoscopie bij vermoeden maligne letsels
o Mogelijk om ook in de wand te kijken: dieptepenetratie van tumor meten
Þ Niet pijnlijk, alleen onaangenaam
o Geeft braakneiging bij over tong gaan in keel
o Duurt ongeveer 4 min
B. MANOMETRISCH ONDERZOEK
Þ meten van intraluminele DRUKKEN in slokdarm, in rust en na deglutitie (water), als evaluatie van
slokdarmmotoriek (contracties)
Þ verschillende structuren en functies worden geëvalueerd:
o Gastro-oesofagale sfincter
§ Bij rustdruk, relaxatie en contractie na
deglutitie en eventueel TLESR’s (transient
lower esophageal sphincter relaxations)
o Faryngo-oesofagale sfincter voor rustdruk, relaxatie
en contractie na deglutitie
o Contracties van slokdarmlichaam: kunnen bestaan uit
peristaltische en niet-peristaltische contracties,
repetitieve contracties en spontane contracties
4