Diagnostische cyclus
- Stap 1: Intake en
probleemanalyse
- Stap 2: Hypothese toetsend
model
- Stap 3: Afname en scoring
- Stap 4: Integreren informatie
- Stap 5: Rapport en advies
Stap 1: Intake en Probleemanalyse
Intake
- Gesprek zelf
- Zo volledig mogelijk beeld krijgen van de cliënt en van de vraag/probleem
- Analyserende houding
- Onderscheid tussen situatie en persoon
- De vragen die je stelt in het intakegesprek zijn gebaseerd op het 5G model
o Gebeurtenis
o Gedachten
o Gevoelens
o Gedrag
o Gevolgen
Probleemanalyse
- Denkproces tijdens (en na) het traject
- Resultaat van de intake
- Hierna is duidelijk:
o Het probleem
o Gedrag van de cliënt
o Omgevingsfactoren
o Emoties en overtuigingen
o Intrapsychische problemen
Bij het afbakenen van de probleemstelling is het belangrijk om te bedenken dat de cliënt bij
jou komt met een primaire vraag het is aan jou om hiervan een passende
onderzoeksvraag te maken
Stap 2: Hypothese toetsend model (HTM)
- HTM is gebaseerd op de empirische cyclus
- Hypothese Een voorlopige stelling over
wat er uit een onderzoek zou kunnen komen
- Voorkeur voor de Gouden Drie
- Instrumentkeuze
o COTAN
- Observeren Bewust waarnemen
o Aanvullende informatie
o Bevestigende informatie
- Persoonlijke waarnemingsfouten
o Eigen stemming
o Vooroordelen
- Waarnemingsfouten
,Stap 3: Afname en scoring
Afnamedag
- Prikkelarme omgeving
- Goed voorbereid
- Testmateriaal aanwezig en werkend
- Volgrode tests is helder
- Duidelijke instructies
Controleer of alle gegevens zijn ingevuld door de cliënt
Scoring
Om de score van de cliënt te bepalen, kies je een normgroep (vergelijkingsgroep) waarmee
je de resultaten van de cliënt vergelijkt
Stap 4: Integreren informatie
Integreren Samenvoegen tot één geheel
- Intakegegevens, observatiegegevens en testgegevens komen samen
Interpreteren Betekenis geven aan de verkregen informatie
- Op basis van de testresultaten
- Met behulp van de handleiding
Stap 5: Rapport en advies
Twee vormen rapportage
1. Technisch-professioneel rapportage Gericht op degene die het aanvraagt
(behandelaar), is geschreven in vaktaal met weinig uitleg
2. Cliëntrapportage Gericht op de cliënt, is begrijpelijk geschreven, zonder vaktaal
met uitleg zodat de situatie voor de cliënt duidelijk en makkelijker te accepteren is
, Psychodiagnostiek en Assessment: Hoofdstuk 1
Diagnostiek gaat over het voorspellen van menselijk gedrag
Predictieve validiteit: Wanneer je bepaalde voorspellingen vaak doet (zoals het
weerbericht) is het mogelijk om aan de hand van je voorspellingen een uitspraak te doen
over jouw bekwaamheid in de vaardigheid van het voorspellen. We doen dan een uitspraak
over hoe goed jij als voorspeller functioneert.
In elk voorspellingsproces spelen er steeds twee variabelen een rol:
1. Beoordelingsmoment nu Test
2. Beoordelingsmoment in de toekomst Criterium
De mate waarin deze twee beoordelingen met elkaar overeenstemmen, zegt iets over de
kwaliteit van je voorspellingen en je beoordelingsvermogen.
Op basis van de twee beoordelingsmomenten worden erin de besliskunde vier soorten
beslissen onderscheiden:
1. Valid Positive (VP) De voorspelling was positief en ook waar
2. False Positive (FP) De voorspelling was positief maar klopt niet
3. Valid Negative (VN) De voorspelling was negatief en ook waar
4. False Negative (FN) De voorspelling was negatief maar klopt niet
Correlatiecoëfficiënt: Getal tussen de 0 en de 1.00 dat de sterkte tussen twee variabelen
aangeeft.
- 1.00 is een perfecte correlatie
- Bij een correlatiecoëfficiënt van 0,5 is er een behoorlijke relatie
Beoordelingsfouten bij het maken van beslissingen
1. Verstandige fouten
- Helpen ons problemen te voorkomen
- Er zijn veel FN en FP’s dit creëert een aftestgrens.
2. Overschatten van specifieke kansen
- De kans dat bepaalde gebeurtenissen zich voordoen of de kans dat iemand over een
bepaalde eigenschap beschikt, wordt soms verkeerd ingeschat.
3. Beschikbaarheidsheuristiek
- We laten gebeurtenissen (occurances) veel zwaarder wegen dan dingen die niet
gebeurd zijn (non-occurances)
- Beschikbaarheidsheuristiek Dingen waarover we snel voorbeelden kunnen
bedenken, denken we dat ze vaker voorkomen
4. Regressie naar het gemiddelde
- Gemiddelde gebeurtenissen vallen minder op
- Extreme scores vallen meer op en wegen zwaarder mee
5. Eerste en laatste indruk
- Primacy- en recency-effect
- In het begin zijn we nog fris en alert, terwijl het eind datgene is wat zich het meest
recent heeft voorgedaan, waardoor we daarvan minder vergeten
- Zaken die in het midden spelen, verdwijnen het snelst uit ons geheugen
6. Voorbarige reductie van cognitieve dissonantie
- Mensen worden op een zeer krachtige manier gedreven door een streven ideeën
onderling en ideeën en hun acties met elkaar in overeenstemming te houden