1. Inleiding
1.1 Nuttige micro-organismen:
Micro-organismen worden al eeuwenlang gebruikt voor diverse toepassingen
zoals het rijzen van deeg met gist, en de productie van wijn, bier en yoghurt.
Deze micro-organismen voeren belangrijke taken uit door middel van hun
biologische processen.
1.2 Eigenschappen veroorzaakt door stoffen:
De eigenschappen van micro-organismen worden bepaald door speciale stoffen,
genaamd eiwitten, die ze produceren. Deze eiwitten zorgen ervoor dat cellen
verschillende functies kunnen uitvoeren.
Bijvoorbeeld, bakkersgist produceert eiwitten die suikers in deeg omzetten in
koolstofdioxide, waardoor het deeg rijst. In feite zijn deze specifieke eiwitten uit
gist voldoende voor het rijzen van deeg.
Tegenwoordig wordt vaak niet het hele micro-organisme gebruikt, maar alleen de
stoffen die we nodig hebben. Micro-organismen worden in fabrieken gekweekt,
waar de gewenste stoffen worden geïsoleerd. Deze industriële productie van
stoffen door micro-organismen wordt biotechnologie genoemd. Een voorbeeld
hiervan is de productie van enzymen zoals pectinase.
1.3 De aanmaak van stoffen wordt geregeld door genen:
De eigenschappen van micro-organismen worden dus veroorzaakt door eiwitten,
die op hun beurt worden geproduceerd op basis van genetische informatie in het
DNA van de cel. Het DNA bevat de code om alle eiwitten te maken, en elk eiwit
wordt gereguleerd door een specifiek stukje DNA, een gen.
Als we een micro-organisme een bepaald eiwit willen laten produceren, hoeven
we dus niet het hele organisme te gebruiken; alleen het relevante gen is
voldoende. Dit betekent:
Een organisme heeft genen.
Een gen (stukje DNA) regelt de aanmaak van een eiwit.
Dit eiwit zorgt voor een specifieke eigenschap van het organisme.
Schema: GEN → EIWIT → EIGENSCHAP
Bijvoorbeeld, bakkersgist bevat genen die de productie van eiwitten reguleren die
suikers omzetten in gas. Hierdoor heeft gist de eigenschap suikers om te zetten
in gas.
1.4 Knippen en plakken van genen:
Genen kunnen uit het DNA van één organisme worden geknipt en in een ander
organisme worden ingebouwd, een proces dat bekend staat als genetische
modificatie of genetische manipulatie. Dit kan een organisme nieuwe
eigenschappen geven die het oorspronkelijk niet had.
1.1 Nuttige micro-organismen:
Micro-organismen worden al eeuwenlang gebruikt voor diverse toepassingen
zoals het rijzen van deeg met gist, en de productie van wijn, bier en yoghurt.
Deze micro-organismen voeren belangrijke taken uit door middel van hun
biologische processen.
1.2 Eigenschappen veroorzaakt door stoffen:
De eigenschappen van micro-organismen worden bepaald door speciale stoffen,
genaamd eiwitten, die ze produceren. Deze eiwitten zorgen ervoor dat cellen
verschillende functies kunnen uitvoeren.
Bijvoorbeeld, bakkersgist produceert eiwitten die suikers in deeg omzetten in
koolstofdioxide, waardoor het deeg rijst. In feite zijn deze specifieke eiwitten uit
gist voldoende voor het rijzen van deeg.
Tegenwoordig wordt vaak niet het hele micro-organisme gebruikt, maar alleen de
stoffen die we nodig hebben. Micro-organismen worden in fabrieken gekweekt,
waar de gewenste stoffen worden geïsoleerd. Deze industriële productie van
stoffen door micro-organismen wordt biotechnologie genoemd. Een voorbeeld
hiervan is de productie van enzymen zoals pectinase.
1.3 De aanmaak van stoffen wordt geregeld door genen:
De eigenschappen van micro-organismen worden dus veroorzaakt door eiwitten,
die op hun beurt worden geproduceerd op basis van genetische informatie in het
DNA van de cel. Het DNA bevat de code om alle eiwitten te maken, en elk eiwit
wordt gereguleerd door een specifiek stukje DNA, een gen.
Als we een micro-organisme een bepaald eiwit willen laten produceren, hoeven
we dus niet het hele organisme te gebruiken; alleen het relevante gen is
voldoende. Dit betekent:
Een organisme heeft genen.
Een gen (stukje DNA) regelt de aanmaak van een eiwit.
Dit eiwit zorgt voor een specifieke eigenschap van het organisme.
Schema: GEN → EIWIT → EIGENSCHAP
Bijvoorbeeld, bakkersgist bevat genen die de productie van eiwitten reguleren die
suikers omzetten in gas. Hierdoor heeft gist de eigenschap suikers om te zetten
in gas.
1.4 Knippen en plakken van genen:
Genen kunnen uit het DNA van één organisme worden geknipt en in een ander
organisme worden ingebouwd, een proces dat bekend staat als genetische
modificatie of genetische manipulatie. Dit kan een organisme nieuwe
eigenschappen geven die het oorspronkelijk niet had.