Uitleggen van de De student kan de lagenbenadering uitleggen en
lagenbenadering onderlinge verbanden tussen de verschillende
lagen herkennen.
Invloed van de mens op het De student kan voorbeelden geven van (gevolgen
landschap van) de invloed van de mens op het landschap
in relatie tot de natuurlijke omstandigheden.
Ontstaansgeschiedenis en De student kan de ontstaansgeschiedenis en
kenmerken van Hollandse historisch-geografische kenmerken van
landschappen verschillende Hollandse landschappen
benoemen.
Week 1 – Geologische geschiedenis van Nederland
Archeologie en Geologie in het Landschap:
• Landschappen zijn door de mens ingericht, waarbij natuurlijke elementen bepalend
waren voor nederzettingspatronen, kavelvormen en bouwmethoden.
• De geologie beïnvloedde de inrichting en het gebruik van gebieden, zichtbaar in
historische structuren en methoden.
Toekomstige Bouw- en Inrichtingsopgaven:
• Voor nieuwe bouwprojecten is kennis van landschapskwaliteiten essentieel voor
duurzame, klimaatadaptieve ontwerpen.
• Dit draagt bij aan de ontwikkeling van Nederland, met respect voor natuurlijke en
historische kenmerken.
Dynamiek van de Nederlandse Kust en Kustbeheer:
• De Nederlandse kustlijn is dynamisch door natuurlijke processen zoals stromingen,
wind en getijden.
• Kustbeheer:
o Tot 1990: Statisch kustbeheer, waarbij structuren de kustlijn op zijn plaats
hielden.
o Na 1990: Dynamisch beheer, met natuurlijke processen zoals zandsuppleties
en ‘building with nature.’
Ontstaansgeschiedenis van Landschapstypen:
• Nederland heeft een geologische geschiedenis van 600 miljoen jaar, met diverse
landschapstypen zoals veen-, zeeklei- en duinlandschappen.
• Deze zijn gevormd door natuurlijke processen en menselijke invloed.
, Fysische Opbouw van Landschappen:
• Elk landschapstype heeft een unieke opbouw:
o Zeekleilandschap: klei-afzettingen door sedimentatie.
o Veenlandschap: veengroei in moerassen.
o Duinlandschap: zandafzettingen door wind en zee.
• Deze variaties vormen een basis voor duurzaam beheer en geven inzicht in historische
processen.
Week 2 - Lagenbenadering
De lagenbenadering is een analysemethode voor ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling.
Deze methode helpt om een gebied in lagen te analyseren, zodat er rekening wordt gehouden
met natuurlijke, infrastructurele en sociale structuren.
1. Ondergrond (Laag 1): Deze laag omvat de geologie, geomorfologie, bodemtypen en
archeologische waarde van een gebied. Een goed begrip van de ondergrond helpt bij het
duurzaam inrichten van de bovengrond, waarbij kwetsbare of belangrijke geologische
elementen behouden blijven.
2. Netwerklaag (Laag 2): Deze laag bestaat uit netwerken zoals wegen, waterstructuren
en energievoorzieningen. Netwerken kunnen dynamisch (bijv. wegen) of statisch (bijv.
groenstructuur) zijn en stellen eisen aan de ruimte. Door deze netwerken goed te
plannen, worden economische en ecologische systemen ondersteund.
3. Occupatielaag (Laag 3): Deze laag bevat de functies en bebouwing van het gebied. Hier
worden culturele en historische waarden van het landschap in acht genomen. Het is
belangrijk om milieufactoren zoals wateroverlast en luchtkwaliteit te analyseren om een
leefbare en veilige omgeving te creëren.
De lagenbenadering biedt een basis om het landschap optimaal te benutten en te behouden,
gericht op een evenwicht tussen mens en natuur
Week 3 - Zeekleilandschap
• Kenmerken:
o Vlak, open landschap met een voedselrijke bodem.
o Houdt lang water vast, waardoor het zeer geschikt is voor landbouw.
• Ontstaan en Opbouw:
o Gevormd door de zee, met een sedimentatieproces door eb en vloed.
o In het Holoceen (circa 10.000 jaar geleden) zorgde een stijgende zeespiegel voor
het ontstaan van waddenkust en kwelders.
o Slibafzettingen zorgen voor vruchtbare grond, vooral geschikt voor graslanden
en akkerbouw.